Het misschien wel beroemdste boek uit de Nederlandse literatuur begint aldus : " Jongens waren we.. .. Maar aardige jongens. Al zeg ik het zelf." Het boek heet 'Titaantjes' en is van Nescio. Leerlingen plaatsten het vaak op hun boekenlijst. Logisch. Het gaat herkenbaar over jonge mannen die heel anders willen leven dan hun ouders, het is in eenvoudige taal geschreven, is grappig, en bovenal …. het is niet dik! En alle docenten Nederlands hemelen het op.
Ik moest aan die beginzinnetjes denken aan het eind van een avondje 'Trefpunt Heiloo'. Alwaar Aris de Heer moest optornen tegen Oppositie. Aan het begin van de avond was ik er niet gerust op. Die club heeft wel dertig leden! Wij moeten heel erg ons best doen om er 8 bij elkaar te vegen.
In de loop van de avond gebeurde er voorlopig niet veel dat een afzien van mijn normale, altijd op de loer liggende, zwartgalligheid zou rechtvaardigen. Maar na half tien begonnen er voor ons ook leuke dingen te gebeuren. En aan het eind van de avond wist ik hoe ik die Heiloo-ers het best zou kunnen tekenen: 'Jongens waren het. Maar aardige jongens!'
Net als de Titaantjes hebben die mannen van Oppositie weinig op met het hedendaagse haastige materialisme. En evenzeer zeldzaam in deze egoïstische tijd: ze hebben bijna een overdosis aan sociaal gevoel. Die willen duidelijk anders leven. Misschien dankt die vereniging daar haar naam wel aan!
De ongelofelijke vanzelfsprekendheid waarmee ze ons – ja eigenlijk tegenwoordig een beetje een derde wereld-clubje – hun gulle donaties toestopten. Niets was ze te veel: Bert had het moeilijk tot hij een toren kado kreeg van Simon Smit, ook Martins tegenstander deed het niet voor minder, Cor v. Etten stelde zelfs zijn dame belangeloos beschikbaar, iets dergelijks ondervond ook Gerrit tegen Herman Limmen, Kees Jongkind had er alle begrip voor dat onze Jos vroeg naar bed moest en steunde hem hartelijk door het accepteren van remise na 12 zetten in een stelling waarin het spel eigenlijk nog moest beginnen, en last but not least, Peter Folkertsma gaf een paard, maar nog mooier, gunde Ron de winst door af te zien van zijn bijna absolute zege op de klok, waarop Ron nog slechts een ruim minuutje had. Ongelofelijk sportief. Ik ben al jaren een fan van deze intelligente, maar bescheiden nestor, volg stiekem op internet zijn verrichtingen als hij alweer ergens in Nederland aan een toernooi meedoet. Niet gehinderd door leeftijd of tijdelijk teleurstellende resultaten. Maar na deze demonstratie van zijn sportiviteit van vanavond vrees ik zelfs een stalker van Folkertsma te gaan worden. Paul Vonk steunde ook ons noodlijdend clubje, zij het op iets discretere wijze, door Paul, die dreigde zijn aanval te gaan verknoeien, geduldig de weg te wijzen naar de winst. De enige die niet echt aan inzamelen voor een goed doel wilde meewerken was Matthijs Műhren. Wat niet wegneemt dat die in zijn speelstijl tegen Jasper toch wel dat eigenwijze, eigenzinnige van de titaantjes demonstreerde. Toen ik Jasper na afloop aansprak met 'Zo wildebras!' reageerde Matthijs direct trots: 'Maar dat ben ik ook!' En terecht! Hij gaf dan wel niks echt weg, maar zijn zetten leken nauwelijks op die van de meeste, keurige, saaie, conventionele schuivers. Er viel veel te beleven op zijn bord.Maar daar hielp inderdaad Jasper ook heel erg aan mee. Inderdaad, gewoon twee kwajongens die aan het 'keten' waren.
En zo vertrokken we opgelucht uit Heiloo. Met een mijns inziens belachelijk geflatteerde overwinning op zak. En een prettige herinnering aan heel aardige mensen aldaar. Niemand maakte zich daar druk om de nederlaag, van zichzelf of van het team. Iedereen grinnikte er maar een beetje om. Nou ja, Simon Smit deed een beetje geblesseerd, maar zijn gebaren van boosheid en zelfkastijding waren niet op zijn tegenstander gericht en hadden toch meer iets van een bewust komische act.
( foto groter of beter? Klik erop)
Jos was het eerste klaar. Hij moest met zwart optornen tegen een iets uitgestelde London: 1. d4 d5 2.Pf3 (het uitstel) e6 3. Lf4 (alsnog) . Tot en met zet 8 komt het in mijn digitale boekwerkjes voor met positieve waardering, maar daarna ging Kees Jongkind op eigen benen verder. Zijn 9e, 10e , 11e , 12e zet waren echter geen van allen de sterkste en toen stond Jos gewoon ineens beter, althans volgens Ron en mijn digitale rekentuig.
Komodo10 gaat nu verder met 12. .. cxd4 of 12. .. b5 of 12. .. d6 met heel plezierige stelling voor zwart. (Dat paard op e5 zal spoedig moeten wijken, de loper op b7 is een juweel, de pion op f5 staat daar heel gezellig, en zwart heeft ook nog het loperpaar.) Maar Jos speelt hier 12. .. Le4? Wat de mogelijkheid opent voor 13 Lxe4 Pxe4 14. d5! en als zwart slaat met exd5, wint wit na Dd3 die d5-pion of pion f5 weer terug, en is zwart enkele van zijn voordelen kwijt geraakt. Jos bood nu remise aan, na 12 zetten. Ik denk dat wit de nivellerende voortzetting nog niet zag, en nog steeds dacht dat hij slechter stond. Die accepteerde dus gretig. En Jos kon dus vroeg naar huis. ‘Morgen (vroeg) gezond weer op!’
Bert deed het rustig aan. Fianchetteerde als voor hem gebruikelijk met wit zijn koningsloper. Verder kreeg het ver weg iets van een klassiek damegambiet. Alles al eens eerder gespeeld en in de databases te betrappen. Ook de volgende stelling:
Nu vond Bert het tijd voor een gewaagd grapje. ‘Ik ga echt b2 niet dekken. Die zwarte dame komt op b2 natuurlijk in de problemen! Hoe , dat zien we dan later wel.’ Hij herinnerde zich natuurlijk mijn eerdere citaten ‘toebietoe or not toebietoe, dets the kwestjun!’ (Hort) en ‘Sla nooit op b2, ook niet als het goed is’ (van wie eigenlijk ?) Die gezegdes zou Simon Smit natuurlijk ook wel kennen! Bert speelt 13. e4. Maar Smit bekijkt het lang en degelijk en …. slaat wel!! 13. .. Dxb2! En Komodo is het in dit geval met hem eens. Vanaf nu moet Bert bewijzen dat hij genoeg compensatie heeft. En dat lukt eigenlijk niet echt. Tot zwart vriendelijk zijn medewerking verleent met een wat mindere 17e zet. Actief wit spel compenseert vervolgens die pion wel een beetje. Het gaat dus daarna min of meer gelijk op. Tot Bert met een wat mindere 27e zet ( 27. Lg2-f1 ) even uit de koers raakt.
In deze explosieve situatie kan zwart zich 27. .. Tab8 veroorloven. Met tegenspel. (bijv. via Tb1) Hij blijft dus een gezonde pion voor. Wit mag niet slaan op a5 wegens 28. .. Pf5! Een kwaliteit offeren op e6 is onvoldoende: 28. Txe6 fxe6 29. Txg7 Kf8 30. Tg6 Pf5!! (daar is hij weer!)
Maar zwart verkijkt zich hier totaal!! De blunder van de avond! In betere stelling. 27. .. Pc8? Leuke paardvork! Maar er is niets tegen 28. Txa8 !! want zwart mag niet slaan op e7 wegens Ta8xd8+ Tjonge!
U ziet dat op het gezicht van de clubkampioen van Oppositie de verbijstering bij de post mortem nog niet geweken is. Ik heb mensen voor minder zien stoppen met schaken.
Of was de blunder van de avond die van Cor v. Etten tegen Frank? Nee, toch niet. Want Frank stond inmiddels beter. En u weet : “als goede zetten ontbreken komen de slechte van zelf.” (Tarrasch)
29 .. g6 ?????
Maar voor het zover was moest Frank door de hel. Eigen schuld: een opening spelen waarvan je de theorie niet erg kent.
1 e4 e5 2 Pf3 Pc6 3. Lc4 Pf6 4. Pc3? (d3!?) Pxe4 ( mogelijk, wegens 5 … d5 )
5. Lxf7 Dapper, maar niet goed. In recordtijd worden de zwarte stukken ontwikkeld. En voor wit blijft het daarmee tobben. Wanneer kan wit eindelijk rocheren? Nee, v. Etten weet duidelijk waar hij mee bezig is;
Maar nu beginnen er ook scheurtjes in de zwarte opzet op te treden. 12. .. d4 blijkt niet het sterkste plan (beter bijv. 12. .. Dd6 en Tad8 of …. Dh4 (13. exd5 Tad8 14. c4 Dxc4) . Nu komt een korte witte rochade weer in zicht! Als wit die d-pion kan afstoppen met een stuk op d3, blijft hij zijn eigen pion die vervelende loper op c5 barricaderen. En zo geschiedt. Frank speelt daarna sterk. Doet nergens rare dingen meer. Zijn stukken gaan geleidelijkaan steeds sterkere velden bezetten. Krijgen aanvalsmogelijkheden.
28 .. Txd3 (zal wel moeten) 29 Txd3 (Hij houdt die dame liever nog even op g7 gericht!) g6???? Want die zwarte dame wil ook wel eens een ommetje kunnen maken en niet aldoor aan de dekking van g7 vast zitten. 30. Ph6 met damewinst. Al met al toch nog een hele prestatie van Frank.
Paul speelde met wit zijn Schotse opening niet supersterk. Miste een sterke 7e zet (e5!). Maar kreeg na een mindere 12e zet van Paul Vonk toch de touwtjes in handen. Met geduldig manoevreren bereikte hij bij zet 17 zelfs een prachtige aanvalsstelling, wat resulteerde in het volgende lekkers:
19. Kh1 ?
Dialoogje tussen twee heren: Uw wepmeester: “Waarom speelde je geen 19 f6 !! ? Dan kan je na Lx6 met je toren slaan op f6. ” Paul: “Neeeeee, hij heeft toch een tussenschaakjeop c5!” Uw wepmeester ”Nou en? Dan is die loper na Kh1 nog machtelozer in de verdediging. De witte dame omgroeperen en op weg naar mat!” Paul: “Nou nee hoor. En ik dacht. Die dreiging blijft er toch wel in.”
Nee dus! Na 19 Kh1 is zwart nog net op tijd met 19 .. Lf6! En eigenlijk heeft wit dan niet veel meer.
Nu ik dit schrijf geeft Komodo mij groot gelijk: 19. f6! Lc5+ 20 Kh1 g6 21. Dg5 Tfd8 (die toren moet daar weg om de loper met Lf8 ter verdediging te laten assisteren 22 h4! En de witte aanval dendert voort! Maar goed. Zo ging het dus niet. Paul rommelt nog wat: dan maar gelijk 20 h4? En na Tad8 of Tfd8 vindt Komodo notabene dat zwart iets beter staat. Maar zwart speelt 20 .. Dd8? Na Tfd1! met stukwinst kunnen nu de stukken wel in de doos! 21. h5?
Zwart kan nu 21. .. De7 spelen. Na 22. h6 Tfd8 23 hxg7
Le8 komt wit niet verder. Een leuk voorbeeld van de eigenaardige omstandigheid dat een aangevallen koning soms ook achter een vijandelijke pion kan schuilen!
Gelukkig gaat nu zwart de mist in. 21. .. Lg5?? Na eenvoudig 22. Txd7 Dxd7 (dekking van Lg5 weg) 23. Dxg5 Dd8 gaf zwart op zonder 24. f6 met mat of dameverlies af te wachten. Dat bedoelde ik dus toen ik vermeldde dat Paul V. de vastgelopen aanval van zijn naamgenoot heel discreet weer op weg hielp. Ook hij reuze sociaal dus.
Martin speelde een gave partij. Ron schreef me: “Ik denk verder dat je Martin als man of de match mag bestempelen. Hij heeft volgens mij heel goed gespeeld (ik zat ernaast) en zag met bewondering hoe hij zijn tegenstander in de Leningrader van het Hollands overspeelde.”
Ikzelf weet nu dat ik -als ik ooit nog eens zou schaken- tegen Martin geen Leningrader meer zou spelen. Zijn opzet met heel snel b4 lijkt gewaagd (steeds je dametoren in de gaten houden wegens die sluipmoordenaar op g7!) , maar is heel logisch (tegen f5 en het zwarte fianchetto: aanvallen op de damevleugel, net als in het KoningsIndisch) en lastig voor zwart.
Bedachtzame mensen zouden hier –safety first- eerst maar even 10. Lb2 spelen, maar Martin houdt van snelle actie. 10. b5! Hij trekt zich hierna terecht niets aan van wat lichte dreiging op de koningsvleugel. Dat is geen storm maar een onschuldig briesje. Wits stukken staan al gauw veel beter.
Zwarts laatste zet 21. .. Tc8? maakte alles alleen maar erger. Hier kan wit met het voor de hand liggende Pxf5, gevolgd door Lf3! materiaal winnen en de zwarte koningsstelling ruïneren. Hij speelt echter 22. c5? Maar wit staat zo overheersend (die akelige loper op d6 en die akelige vrijpion op e5 en die akelige zwakte op c6) dat dat niet heel veel uitmaakt. En na 22. .. Le6? (Pe6!? maar veel helpt het niet) 23. Da6!! wordt de situatie toch weer desastreus voor André van der Ark. Spoedig materiaalverlies wordt onvermijdelijk. Bij zet 27 gebeurt dat en het betreft een toren. Ik denk dat zwart hier niet in de gaten had dat hij een toren achter stond. Zoiets geef je anders toch op! Martin en ik wisselden stiekem blikken van ongeloof. Of wilde zwart zo graag vissen in troebel water? Maar voor Martin was er niks troebels aan. Die zag het gewoon allemaal helder. Gewoon in hoog tempo secuur uitschuiven. Pas bij zet 36 gaf wit op.
Folkertsma hield lang stand tegen Ron. Die voor de afwisseling eens een m.i. heel ouderwetse Benoni speelde, en van zijn geliefde “wodka”-gabiet (Bert) afzag. 1. d4 Pf6 2. c4 c5 3. d5 e5!? En dat dan zonder fianchetto. Wit sloeg en passant naar e6, wat me niet de sterkste lijkt. Na de 5e zet zijn beide heren uit de theorie, maar zwart is wel het zwarte openingsnadeel al kwijt. Er volgt een stabiel partijtje. Waarin zwart heel langzaam een beetje voordeel verwerft. Dat ook weer even prijsgeeft. Maar dan knap terug verovert.
30 … Db6! 31. Dc2? Peter F. zette zelf direct al een vraagteken achter deze zet in zijn notatieboekje. “Ik dacht dat c4 niet zou kunnen omdat dan Txd4 zou volgen, maar zag daarna pas dat Db6 ook d4 blijft dekken.” Tot zijn troost mag opgemerkt dat de opmars c4 toch niet goed is tegen te houden, ook niet met b3, wat we ten onrechte na afloop opperden. Ron: “De stelling met mijn 3 fraaie pionnen op rij is wel leuk om af te drukken in het verslag, wat een mooie stelling was dat.” Wit staat zichtbaar onder druk, enige paniek en verwarring volgt. Hij overtreedt de schaakwetten derhalve bij zet 33 Dc3, nog zonder bekeuring, maar als met veel tegenwoordigheid van geest ontsnapping misschien nog net mogelijk is, volgt zet 37. Pe4? , met echt aanhouding en voorgeleiding.
Dat geeft het stuk op d4 weg. P4f3 was nog heel speelbaar, beweert Komodo. (Gek genoeg. Ik zou hier ook heel zenuwachtig van geworden zijn.) Met een stuk meer zou het voor Ron een eitje moeten zijn. Ware het niet dat …… u raadt het al ……… hij in hevige tijdnood zat. Maar Folkertsma is zo sportief om op te geven als Ron nog maar 1,24 minuten op de klok heeft. Pas daarna kregen ze door dat de 10 seconden-bonus waarmee een zet wordt beloond op de klok niet stond ingesteld. Mede daardoor was Ron extra in tijdsproblemen geraakt. Toch een mooi partijtje, van beiden !
Analyse van de kwajongensstoeipartij van Jasper en Matthijs Mühren laat veel fouten zien. 1 e4 e5 2. d4 En gelijk weet Jasper het nu al niet meer . Een Noords, of Deens gambiet. Na de rare en slechte zet 2. .. Ld6 (staat de d-pion in de weg, Komodo10 crasht bijna van verbazing) maakt Matthijs er een soort Göring-gambiet van, een variant van het Schots gambiet. En dat is heel goed gezien, want een sterk antwoord is daar d5, en dat kan nu niet. (En Jasper, gambieten moet je (bijna) altijd aannemen. Hoe vaak moet ik dat nog schrijven wildebras!) Wit houdt een pion minder maar heeft een lastige voorsprong in ontwikkeling. Maar die speelt ook niet altijd even secuur en na de 14e zet is er voor zwart niet veel meer aan de hand. Krijgt die drommelse junior van ons toch weer een beetje gelijk. Zal hij nog eigenwijzer van worden, vrees ik. En dan gaat hij over tot wat hij het liefste doet: aanvalluuuh! Maar wel een tikkie onbesuisd. Als vaak. Ach ja, je bent jong, en je wilt wat. Maar daar wordt Matthijs voorlopig niet nerveus van.
Dat wordt hij wel na 17 .. h4 ?? Welja, een stukoffer. Dat wit gemakkelijk kan aannemen: 18. fxe5 hxg3 19 Pf4!! gxh2+ 20 Kh1 en het zwarte tegenoffensief loopt dood. Maar ik moet toegeven, om dat allemaal uit te rekenen, dat is misschien wat teveel gevraagd. Het is niet de eerste keer dat ik denk (in navolging van Jos) : “die drommelse junior, enig gevoel voor een stelling is hem toch niet vreemd.” Alweer jaagt Jasper – als in vorige weken, en weer op zeer aanvechtbare wijze- toch zijn tegenstander in de gordijnen! Matthijs houdt het simpel: 18. Te3 en staat nog steeds beter, maar minder overtuigend. Het stuk op e5 wint hij dan toch , maar wel à raison van een eigen stuk, en een pion. Maar dan, na een onnauwkeurige 21e zet van zwart, gaat die kwetsbare positie van de ongerocheerde zwarte koning de overmoedige eigenaar ervan toch parten spelen!
22. exd6 (Pxc7!) Df5?? ( met c5 had zwart het nog een poos kunnen volhouden) 23. dxc7+ en Konmodo voorspelt mat in 8 of 9. Dat hoef je niet vantevoren allemaal uit te rekenen. Al die open lijnen voor werkelijk alle witte stukken, maken dat je de weg vanzelf vindt. En dat lukt ook die andere wildebras, Matthijs :
23 .. Ke8 24. Te3+
Kf8 25. Db4+ Kg8 26. Pe7+ Kh7 27 Dh4+ en mat in 1.
Daar moet je als jonge witspeler toch een enorme kick van krijgen! “Dat heb ik hem toch maar mooi geflikt. Mij wacht een grote toekomst!”
En Jasper ? Ach, u weet, die blijft lachen en het positieve van de wereld zien . “Kijk Eddy, ik stond aan het eind niet eens een stuk achter zoals anders!”
En Eddy? “Toch leuk allemaal! Wat te weinig zelfbeheersing, maar wel gevoel voor spanning en avontuur. Misschien wordt het toch nog wat, als we wat geduld hebben.”
Martin man of the match? En Gerrit dan? Ik heb het lekkerste voor het laatst bewaard. OK. Gerrit deed het in het begin niet geweldig. Hij speelde de best speelbare en voor zijn doen niet al te saaie Tarrasch-variant in het klassiek damegambiet, maar kreeg langzamerhand toch moeilijkheden. Gerrit: “Mijn 11e zet De5 was niet goed. Had de eenvoudige verdediging 12. Pf3 over het hoofd gezien. Had het gevoel dat ik na 17. b3 helemaal niet goed stond. Veel te veel in de verdrukking. Vraag me af of wit hier niet meer had kunnen bereiken met een volle aanval op de koningsvleugel.” Misschien. Maar het is duidelijk dat Herman Limmen (Ik ken hem, net als Folkertsma, dankzij toch best wel leuke ervaringen op het schaakbord in een ver verleden) na 21…… Dxb5 nog geen winnende, maar wel een prettige stelling heeft:
Maar dan gaat er iets fout: 22. Td8? Ik had een computerprogramma nodig om vast te stellen dat dit niet de sterkste is ( 22. Pc5!) . Ik had zelf Td8 ook best leuk gevonden. En waarschijnlijk precies dezelfde denkfout gemaakt. 22. .. Lb7 (La6 kan ook) 23. Txe8 ?? (met de gedachte 23. .. Taxe8 Pd6! Met tegenaanval op Dame en Toren) . Maar Gerrit had gezien:23. Dxe8. Shit, dat plannetje gaat dan niet door. Nu staat Gerrit ineens een kwaliteit voor. En hij gaat er met zorg en geduld mee om. En dat leidt tot de volgende stelling bij zet 27:
Wits laatste zet was 27. Tf1-c1! Logisch toch. Had ik ook gedaan! En dan komt Gerrit met een superhypermega- antwoord. Bijna geen menselijk antwoord. Wie dacht dat Gerrit eigenlijk meestal te lui is om iets echt uit te rekenen, die moet nu beschaamd voor zich kijken! U raadt het niet!!
28. .. Tf8-b8!!!!!! Limmen zat hierna eerst ongelovig en later verbijsterd een kwartier naar het bord te kijken. Een s c h i t t e r e n d e zet!! De zet van de avond. Wat zeg ik: de zet van de maand! Zoiets vurrukkuluks heb ik in tijden niet gezien! Omdat de dame nergens de Toren op c1 kan blijven dekken (29.Da1 Ld3! en de situatie blijft onveranderd. 29. Dc2 Dxc2 en wit mag niet terugslaan wegens mat op b1!). Maar wit kan toch leuk een schaakje geven, kan nooit kwaad. Zijn dame staat toch ook in? 29. Dxb8 Txb8 en nee , als we de dame slaan gaan we ook mat op b1! En vernuftig 29. Pb7 (kost een paard maar ja) Txb7 30. Da1Dxc1 31. Dxc1 Tab8 en de dreiging Tb1 zorgt voor dameverlies of mat!
Gerrit kijkt er zelf ook van op
Conclusie: Martin was de “man of the match”. En Gerrit de winnaar van 'de mooiste zet van de maand'-trofee. Ik zou graag Gerrit hiervoor een gouden medaille geven , maar ja we kunnen niet aan de gang blijven. Hij kreeg er een maand geleden al twee.
De echte Titanen waren reuzen, in de Griekse mythologie. In onze taal werden het 'reusachtige, sterke, onverslaanbare figuren" Ze vochten wat af. Dat werd dan een 'titanenstrijd'
De Titaantjes waren Bavink, Koekebakker, Japie (o.a.) van Nescio. Dat waren 'aardige' jongens, die het leven eens anders wilden, niet die haast en die jacht op materiële geneugten.
Het werd me de volgende dag ineens duidelijk:
De mannen van Oppositie, die speelden deze maandagavond voor Titaantjes.
Die zeven mannen en die ene jongen van Aris de Heer speelden deze maandagavond de rol van de Titanen.
Toch wel een leuke rolverdeling. En voor ons best een leuke première.
Eindcorrectie moet nog plaatsvinden.