Ik verwachtte dat er wel weer veel afmeldingen zouden zijn. Het is ongelofelijk hoeveel corona-meldingen ik in mijn omgeving te verwerken kreeg de laatste tijd. Maar bij Aris viel het mee.
En ik had zeker niet voor niets de vreselijk lange busreis aanvaard van De Rijp naar Middenbeemster. Er viel wel wat te beleven. Slechts één remise. Thomas gaf een kort hard lesje aan Hans, Ron deed hetzelfde tegen Frank, Paul hield prima stand tegen Bert, Cees-Jan Smits zat heel lang serieus te schaken tegen Gerrit, maar begon later op de avond in boeiende stellingen zijn respectabele inspanningen te verprutsen, en heel erg boeiend was Sven tegen zijn oude schaakpedagoog Martin. Want Sven leek nog midden op de avond absoluut te gaan winnen, zag toen waarschijnlijk spoken, en toen kroop Martin uit zijn schulp en herkreeg ineens zijn bekende tactische kracht. Het slot kon ik helaas niet meer bijwonen want ik moest de bus van 11.20 pm halen, maar de partij werd me gelukkig opgestuurd. Prachtig!
Het lesje van Thomas voor Hans
Weer een Svesnikov. Ik herhaal mijn deuntje nog maar eens dat bij zet zes Pdb5 de beste is. (Maar wel om theorie vraagt.)
Behalve bij 6. Pxc6 (vrijwel nooit goed in de Siciliaan omdat zwart er een sterker centrum van krijgt) is bij bijna alle witte antwoorden ….Lb4 lastig.
Hans speelt 6. Lb3 waarop dus volgt Lb4! Waarna wit het beste 7. Ld2 kan spelen. Helemaal geen leuke zet, maar dat moet dan maar. Op 7. Ld3 volgt direct d5. Dat is bij al die mindere varianten de dreiging. Niks achtergebleven d-pion. Hans probeert nu f3 om pion e4 te dekken, maar dat werkt ook niet. Ook nu is direct d5 de beste, maar ook na Thomas’ 7 …. a5 is er van het voordeel van de witte voorzet niets meer over. Omdat zwart d5 ten onrechte uitstelt lijkt wit toch nog wat mogelijkheden over te houden, maar veel is het niet. En met verder rustig degelijk spel van zwart verzeilt wit toch in een wat tochtige stelling, maar het kan nog net.
Maar 16. Lc1? Is echt fout, want nu raakt Tomas pas echt lekker op dreef. Na 16…. Lxc1 17. Txc1 Da3 De witte Koning krijgt het langzamerhand koud. Dan is een laatste onnauwkeurigheid gemakkelijk gemaakt
20 g4 ??? Wonderlijk dat deze fout zo vaak voorkomt. Het is mij ook in vluggertjes nogal eens overkomen. Een pion in de koningsstelling is gepend! Niet zo lang geleden overkwam het bijvoorbeeld Paul nog. (Dacht ik)
20 ….. Dxb3 schaak! Daarop zal Dxc3 schaak volgen. En volgens K. dan mat in 14 zetten. Maar dat laat Hans zich niet meer aantonen. Die vindt een stuk achter tegen Thomas wat te ontmoedigend.
Gerrit en Cees-Jan(zwart) speelden een rustige opening beiden correct. Maar bij zet 12 speelde zwart een minder mooie Torenzet die hem wat jeuk opleverde, en bij zet 14 bedacht hij een leuke variant die niet echt correct was, en zelfs een beetje pijn ging doen.
14. …. c6?
Met 16 Lxf7 kreeg wit echt voordeel. Een pion! ( gewoon 16. Lxc6 was nog beter)
Toen werd het zwoegen voor Cees-Jan. Hoewel wit verschillende keren de allersterkste zetten miste, bleef het keepen voor zwart. Gerrit deed wel de allerallersterkste bij zet 28, en toen zag ik er totaal geen heil meer in voor zwart.
28. Db6!
Wat zwart na lang denken speelt, lijkt me evenzeer onvoldoende, maar omdat Gerrit op zijn beurt spoken ziet en een toren niet durft te slaan zakt bij zwart de koorts een beetje. Maar hij houdt verhoging. 28 ……. d4 (om de dame naar betere oorden te kunnen laten verhuizen) 29. Txd4 Dc6
Wit kan gewoon de Toren slaan. 29. Dxa7 Bij de achteraf-analyse werd, na mijn vraag naar het hoe en waarom, geopperd dat zwart dan 29. … Ta8 had en de dame verloren ging. Ik was overtuigd. Ten onrechte . Prof Dr K ziet dan direct 30. Pd5! met de dreiging van familieschaak. Als zwart dat opheft heeft de witte dame dankzij het paard op d5 een vluchtveld op b6. Als zwart de dame toch op a7 slaat volgt Pe7 en houdt wit na terugwinnen van de zwarte dame een pion meer, en een kwaliteit meer, en een griezelig actieve toren op de 8e lijn die waarschijnlijk nog een pion gaat verorberen.
Maar OK, na 30 Dxc6 houdt zwart ook behoefte aan pijnbestrijders. Hij kan niet voorkomen dat hij de ene na de andere pion verliest. Als hij er vier is achtergeraakt sluit hij eerbiedig de ogen van zijn overleden koning. Had ook iets eerder gekund.
Het lesje van Ron voor Frank
Frank had geen zin meer in de hem en Ron bekende openingen en bedacht een flankspel. 1. b3
Toen ik 65 jaar geleden serieus ging schaken was ik mijn openingenstudie begonnen met Reti en soortgelijke flankspelen. Verder wist ik nog niets voor wit. Bedoeling ervan was, had ik geleerd, uitstel van het witte centrum, even afwachten wat zwart doet, en daarna alsnog beslissen weIke witte pionnen in actie moeten komen. Ik probeerde het al spoedig uit tegen het tweede bord van ons kweekschoolteam : Theo Slisser. Toen al een sterke clubschaker. Hij speelde toen mee om het jeugdschaakkampioenschap van Nederland. Hij werd later nog veel sterker en speelde altijd hoog in de KNSB-competitie. Hij is nu ook oud- uiteraard- maar schaakt nog steeds behoorlijk hoog. Slisser speelde destijds tegen mij direct e5 en d5. En daarna Ld6 en Le6. En de paarden natuurlijk. En ik had geen flauw idee meer hoe je daar iets tegenover zet. Ik verloor snel, en roemloos. Nooit vergeten!
Ik was dus nieuwsgierig. Hoe gaat Ron dat aanpakken? In den beginne ook zoiets natuurlijk!
Ik had geen idee hoe verder met wit. Frank wel. Die speelt snel 5. f4. Is misschien niet zo goed. Ron antwoordt 5. ….. e4. Dat leek mij redelijk, maar niet de sterkste. ( Ld6 !?) Zo krijgt die witte loper wel gelijk een mooie actieradius. Maar als Frank daarna zijn centrumaanval voortzet met d3 krijgt hij wel veel zwakke plekken in zijn stelling. Opening mislukt!
Nu had zwart met direct 7 …… Lb4 gelijk flink voordeel kunnen behalen. Maar ook na 7. …. Lc5 staat zwart wel beter.
Het wordt al gauw te ingewikkeld voor wit. Na 10 …. O-0
gaat het ineens hard 11. Lxb4 ? Pxb4 12. Pg3 Te8
Zwart geeft op. Begrijpelijk. Aanschouw de onderste rij met bijna al die onontwikkelde witte stukken en die ondekbare pion op e3 en u krijgt tranen in de ogen! Mislukte flankopening. Volgende keer beter.
Paul moest tegen Bert’s Siciliaanse Kann optornen. Dat deed hij prima. Zou hij intussen een boekje hebben geraadpleegd? Hij kondigde me enkele keren aan dat hij dat wel eens wilde gaan doen. Maar het kwam er nooit van. En toen nu van de eventueel niet geraadpleegde boekjes werd afgeweken deed hij het ook goed.
Tot zet 13. Hij had beter zijn loperpaar kunnen behouden met 13. Lc2. 13. Df3 lijkt niet zo logisch. Hierna krijgt zwart wat initiatief. Bij zet 17 is de stelling aldus:
Prof Dr K vindt de zwarte stelling wat beter ( -0.50). Zal dat loperpaar in open stelling wel wezen. Maar misschien heeft Bert geen zin meer, en is Paul al aan zijn naderende Omnikron-besmetting begonnen . (Beterschap Paul.) Ze houden het op remise.
Sven tegen Martin was het spannendst. Sven speelt tegen de Siciliaan 2. Pc3, hetgeen men de ‘gesloten Siciliaan’ pleegt te noemen. Martin antwoordt met 2 …. a6, wat niet heel gebruikelijk maar best wel aardig is. En dikke kans dat de tegenstander dat nu juist nog niet zo goed bekeken of getraind heeft. Sven’s 3. a4 staat wel in mijn database, maar pas op de 5e plaats, en met score 43.0, wat betekent: negatief voor wit! Pf3 zal wel beter zijn. Maar Sven heeft snel f4 in zijn hoofd, dus dan maar geen Pf3. Na ( 3. .. e6 4. Lc4 Pc6) 5 f4 geeft K. aan dat zwart iets beter staat. Dat gebeurt bijna altijd als wit vroeg f4 speelt. Het lijkt wel wat, maar veel is het niet waard. Maar zwart vervolgt niet op zijn sterkst en blijkt toch verontrust door dat f4 en gaat over op krachtige tegenmaatregelen. 8 ….. f5? Wat echter niet goed is.
Na 9. Pg5 zou wit veel beter staan volgens K. Dat vindt Sven kennelijk ook. Martin krijgt een probleem met het ontwikkelen van zijn stukken en met het rocheren. Hij offert maar een pion, die toch al erg belaagd werd, om de narigheid een beetje te verminderen.
16. …. O-0-0
En het werkt wel een beetje. Toch blijft het lang zweten voor Martin. Maar daar is hij goed in. Heel langzaam verliest Sven de grip op de stelling.
En hier is hij na 24. Lc3 alles van zijn voordeel wel kwijt. Wit had maar gewoon op f5 moeten pakken, maar hij ziet daar waarschijnlijk spoken. Zwart begint aan tegenaanval te werken. (En daar is hij goed in.) En Sven begint nu ook te zweten. (En is daar kennelijk minder goed in. )
33. Le1? (33 Lf3 of 33 Tfd1) Pe5 En met alleen maar sterke zetten (in tijdnood?) houdt Martin zijn voordeel vast. Het wordt een eindspel met 1 pion meer, maar Martin heeft kennelijk gezien hoe hij er daar meer van te pakken zal gaan krijgen.
Die zwarte toren staat veel actiever dan de witte. Tenslotte staat zwart 3 pionnen voor, en begint aan de mars met 2 van die verbonden soldaten naar een roemrijke horizon (waar de pot met goud ligt). Na 55 zetten geeft Sven op. (Had wel iets eerder gekund.)
Ik kreeg van Martin ook zijn eigen visie, en die laat ik hier volgen:
‘Een razendspannende partij, mede door Sven zijn opening met f4 en ik later (met de foute) f5.
Ik dacht dat de gespeelde variant na f5 wel goed voor mij zou zijn. Maar ik heb 10. Pe2 over het hoofd gezien. Gelukkig weet d5 erger te voorkomen, maar op dat moment sta ik al ruim 2 punten achter op de op de engine.
Dit met name omdat ik niet meer kan voorkomen een pion te verliezen.
Ik geef die pion uiteindelijk om te rocheren en mijn stukken zoveel mogelijk te ontwikkelen.
Op dat moment staat Sven zeker nog beter maar is het niet zo duidelijk te zien hoe het nu verder moet. Rond zet 18 geeft Sven mij wat te veel tijd om mijn structuur weer goed te krijgen en langzaam wat meer in de partij te komen.
Ik win op 23 Lxh2 weer die pion terug, 23 Lc3 is voer voor discussie, ik denk dat Sven bang was voor Td4 maar deze zet is niet goed genoeg door allerlei tempo’s waardoor ik een sterke pion loper combinatie krijg op f4 en g3.
Dat voordeel weet ik te behouden en op het juiste moment de dames te ruilen. De situatie is dan moeizaam voor Wit en het is gemakkelijk een foutje te maken. Daar komt bij dat rond zet 33 Sven binnen de 20 minuten van zijn tijd kwam.
Een dodelijke combinatie die ik niet meer uit handen gaf door een voorzichtig eindspel te spelen en geen fouten meer te maken. Het was ruim na 12 uur voor we elkaar de hand schudden.
Wederom een zeer vermakelijke partij maar wel heel erg spannende partij. Wat is Sven toch een goede schaker geworden!”
Dat laatste daar ben ik het mee eens. Maar ik vind dat ook van Martin.
Eindcorrectie moet nog plaatsvinden