Alle berichten van Eddy Saraber

Uit de kast gekomen 19

In een recente aflevering van de schaakrubriek van het Noordhollands Dagblad besteedde  Dimitri  Reinderman aandacht aan een nieuw boek van Jan Timman ‘The unstoppable American’. Over Fischers imponerende overwinningen op weg naar het wereldkampioenschap.

Reinderman schrijft dat hij dacht dat er al zoveel over geschreven is dat alles nu wel bekend zou zijn. Maar dat hij moest constateren dat Timman in zijn boek toch weer voor hem nog niet zo bekende feiten aan het licht brengt. Niet zo vreemd aangezien Timman natuurlijk heel veel topschakers goed gekend heeft en van hen ook verhalen hoorde over die wonderlijke, altijd weer heel opvallend gedrag vertonende, Bobby Fischer (1943-2008.) Verschillende keren weigerde die te spelen als men niet aan zijn (vaak terechte) eisen tegemoet kwam. Zo  liep hij na ruzie met de organisatoren weg uit  een  interzonetoernooi  in 1967 hoewel hij met 8,5 uit 10 bovenaan stond.

Ik herinner me nog goed hoe verbijsterd ik was toen ik destijds in de krant las hoe hij na het interzonetoernooi in Palma in 1970 in de hierop volgende kandidatenmatches achtereenvolgens Tajmanov  (6-0), Larsen (6-0) en Petrosian (6,5-2,5) verpletterde. Dat waren wel allemaal supergrootmeesters met enorme resultaten op hun conto. Daarna mocht hij de wereldkampioen Spasski uitdagen. De ‘match van de eeuw’ werd dat genoemd. En dat werd het ook. Wat zich  daar op IJsland allemaal afspeelde, was nauwelijks te bevatten. Voortdurend dreigde Fischer de hele match af te blazen. Er moesten een Minister van defensie van de VS en een superstrateeg als onze oud-wereldkampioen Max Euwe, en veel geld investerende rijkaards, en het geduld en eigenzinnigheid  van de wereldkampioen Spasski, en wat niet al, aan te pas komen om de match te redden. Onder andere.  

Ik moest toch nog wel wat in mijn boekenkast hebben over die match, die de hele wereld  (niet alleen de schakers) in zijn greep had. Ja, het was inmiddels niet alleen een schaakwedstrijd om de wereldtitel, het was  een gevecht tussen de  aartsvijanden van de toenmalige ‘koude oorlog’: de communistische  USSR en de democratische USA. O.a. Donner schreef erover in ‘Dagboek van een tweekamp’.  Helaas kon ik in mijn kast geen boek erover meer vinden! Foetsie. Maar wegens aanstormende herinneringen was mijn interesse wel weer gewekt.

Hoe was het ook al weer? O ja, voor de tweede partij kwam Fischer gewoon zonder bericht niet opdagen. Want zijn nieuwe eisen waren niet ingewilligd. Russische hotemetoten  woedend. Zelfs de Russische Geheime Dienst bemoeide er zich mee. Die wilden  dat Spasski  na zulk onsportief, voor de USSR beledigend gedrag direct naar huis ging. Maar die brusqueerde zijn Russische schaakbonzen en bleef. Wat heel bijzonder was want die konden hun schakers maken en breken. Bijvoorbeeld met een verbod om buiten Rusland aan toernooien deel te nemen. Of hem andere voorrechten ontnemen die sterke schakers in de USSR genoten.  Zou Spasski zijn rug recht houden?  Fischer was kwaad omdat hij een reglementaire nul kreeg voor die partij.  Zou hij naar huis gaan? Heel veel spanning. De minister van defensie van de USA probeerde hem duidelijk te maken dat  nu zelfs de eer van zijn land  op het spel stond. Dankzij  veler bemoeienis ging Bobby Fischer  toch verder. Stond toen  al met 0-2  achter. O ja, want die eerste partij had hij verloren  na wat een voor hem onvoorstelbare blunder leek. Een fout die weinig Aris de Heer-spelers  zullen maken.

Daarover is later ook veel geschreven : Was het niet te simpel om van een blunder te spreken? Was het zijn bedoeling om Spasski psychisch uit zijn doen te krijgen? Was hij zo overtuigd van zijn kracht dat hij zijn formidabele tegenstander kon vernederen door zelfs te winnen na een 0-2 achterstand? Meer details bij Timman? OK, kopen dus dat boek.

Maar dat bleek een kleine misrekening. Ik had de omslag niet goed bekeken. De match tegen Spasski komt niet aan de orde, het gaat om de weg ernaar toe. Het boek behandelt het interzonetoernooi in Palma de Mallorca (met analyses van 17 partijen daarvan) en vooral de drie kandidatenmatches (met analyses van alle 60 partjjen daarvan). De analyses zijn Timmaniaans: dus heel uitvoerig, heel degelijk en dus behoorlijk moeilijk voor simpele amateurs als wij. Ik ben van plan om ze toch allemaal te gaan bekijken. Ik schat dat ik daar drie maanden voor nodig heb. Nu vast een klein voorproefje ervan.

Terzijde : Wel vond ik in mijn kast ‘Schakers Portretten’ van Timman met artikelen over Fischer en over Spasski. Dat er maar even bijpakken. Wellicht heb ik daar nu ook wat aan.

Om kandidatenmatches te  mogen spelen moest Fischer eerst bij de beste 6 eindigen in het interzonetoernooi in Palma Mallorca. Eigenlijk had hij zich hiervoor niet geplaatst. Hij had een tijd alle officiële Fide-toernooien gemeden. Wel veel lokale toernooien in de VS gewonnen. Zelfs een jaar helemaal geen partijen gespeeld. Waarom? Niet duidelijk. Gebrek  aan zelfvertrouwen? Vrees zijn financiële waarde te verlagen na verlies tegen een van die sterke Russen? Ergernis over weigeringen van de Fide om in te gaan op zijn voorstellen tot veranderen van de tot dan gebruikelijke procedures van de cyclus van het wereldkampioenschap.? Het ging bijvoorbeeld om startgeld.  Fischer heeft met zijn ‘moeilijke’ gedrag veel gedaan voor een betere bestaansmogelijkheid van schaakprofessionals. Maar het ging niet alleen om geld.   Een voorbeeld: Al in 1962 had Fischer vier Russen ervan beschuldigd in het kandidatentoernooi onderlinge uitslagen te hebben afgesproken om hem daarmee van een hoge notering af te houden, Dat ontkenden de Russen toen, maar Timman toont aan, dat ze vele jaren later toegaven dat Fischer geiijk had. Fischer wilde het anders : kandidatenmatches van  steeds 2 schakers. Vier kwart-finales,  twee halve finales, één finale. Dan waren dit soort listigheden van de getalsmatig over-vertegenwoordigde  Russen niet meer mogelijk. En hij wilde matches waarin alleen winstpartijen telden. Winnaar was wie het eerst bijvoorbeeld 6 punten had geboekt, Dan kon iemand met een kleine voorsprong niet meer op de zege afstevenen door alsmaar op remise te spelen.

De schaakwereld begreep dat het eigenlijk niet kon, dat het fenomeen Fischer niet mee mocht doen in het interzonetoernooi in Mallorca in 1970.   Die Fischer, die kort daarvoor -eindelijk weer eens bij officiële match aanwezig-  wel bij een match USSR- Rest van de wereld  de voormalige  wereldkampioen Petrosian met 3-1  had verslagen! De wel voor Palma geplaatste  Benkö was zo ongelofelijk vriendelijk om zijn plek  af te staan aan Fischer (tegen een vergoeding), en de Fide accepteerde dat.  Fischer won dit toernooi en daarmee ruimschoots het recht kandidatenmatches te spelen. En nu op de door hem voorgestelde en nu door de Fide geaccepteerde wijze! En dat werd zijn zegetocht naar het wereldkampioenschapl

Veel aandacht heeft Timman voor het interzonetoernooi. Ik kan moeilijk beoordelen wat nieuw is  in Timman’s observaties. Er is veel over geschreven en daar heb ik uiteraard niet  veel van gelezen. Maar ik kan wel  vaststellen dat ik veel van de ‘schaakpraat’ waarmee de analyses omringd worden vermakelijk vind. 

Bijvoorbeeld dat Fischer er in de eerste helft van het toernooi zeer onverzorgd uitzag. ‘Hij was zorgeloos gekleed, ongeschoren, en moest nodig naar de kapper’. Een Russische secundant vroeg aan Timman of Fischer een ‘hippy’ was. “Klaarblijkelijk wisten de Sovjets niet precies wat er voorbij hun wereld gebeurde. Zijn opmerking over Fischers haardracht was eigenaardig. Het was meer dan drie jaar na ‘the Summer of Love’  en lang haar was intussen heel normaal in de wereld. Op de een of andere manier hadden de Sovjets moeite met de generatie van 1960. Toen ik (Timman) mijn eerste Olympiade speelde in Skopje in 1972  hing mijn haar over mijn schouders. Lev Polugajevski naderde onze eerstebord-speler Hein Donner, met de vraag: ‘Timman, is hij een hippy?’  Donner ontkende.  Natuurlijk was Fischer evenmin als ik een hippy. Het trof mij dat halverwege het toernooi Fischer naar de kapper ging. Dat is iets wat ik nooit gedaan zou hebben. Misschien deed Fischer dat op een moment dat zijn kwalificatie zo goed als zeker was. Maar het omgekeerde kan ook het geval geweest zijn: halverwege het toernooi had Fischer een kleine terugval; misschien was zijn bezoek aan een kapper een soort rituele actie om het tij te keren.’

En Timman vermeldt later grappige details van Robert Hübner, naar aanleiding van diens  partij 1, tegen Fischer. De organisatie wilde dolgraag lastpak Fischer in een goed humeur houden. In het begin van de partij kwam dus de arbiter beleefd informeren of Fischer misschien iets wilde eten en drinken.  Die mompelde binnensmonds: ’Drie hamsandwiches en drie kaassandwiches.’ En “vier glazen  sinaasappelsap.” Terwijl Hübner intussen lang over een zet nadacht. Nog terwijl hij dat deed kwam de arbiter met een trolley waarop het uitgebreide assortiment was geëtaleerd. En hij vroeg onderdanig: “Is alles naar wens mijnheer Fischer? Is er verder nog iets dat ik voor u kan doen?’  De toernooileiding wilde er kennelijk alles aan doen om problemen met Fischer te voorkomen. Fischer mompelde iets en begon direct aan de sandwiches. Toen tenslotte Hübner zijn zet had gedaan, vertelt die zelf, was alles  al geconsumeerd! Dus Fischer dronk meer dan zijn legendarische hoeveelheden melk, en moest op dit moment wel erg hongerig geweest zijn. Overigens, Fischer speelde deze partij zeer geconcentreerd en snel, tot de 32e zet, toen hij een stuk verloor in een gunstige positie, door een concentratiestoornis. Aan het eind had hij drie pionnen voor dat stuk, en was niet meer in gevaar te verliezen. Het werd remise.

De schaker die het langst Fischer kon bijhouden was de Rus Efraim Geller. Zeker toen Fischer wat terugviel na ronde 6. In de 12e ronde troffen ze elkaar. Toen bleek dat Geller intussen erg vermoeid was geraakt. Eerst bleek dat toen hij na 7 zetten remise aanbood. Fischer nam zelden vroege remise-aanbiedingen aan. Hij zou iets nu onaardigs gezegd hebben. Iets als: “Ja jullie Russen zijn daar goed in, remise aanbieden als je dat beter uitkomt.” Zichtbaar was dat Geller rood aanliep na Fischer’s  antwoord. En zijn vermoeidheid bleek pas goed na de tijdcontrole toen hij in remisestand het spoor bijster raakte.

Eigenlijk was hierna wel duidelijk dat Fischer het toernooi ging winnen. Dat deed hij, en hoe.  Na al die rondes tegen 23 tegenstanders  won hij met 3,5 punten voorsprong op Larsen en Geller. Het zou de laatste keer zijn dat zoveel schakers, alle toenmalige toppers, in één toernooi een zestal plaatsen in een kandidatentoernooi moesten zien te bemachtigen.

Ik zou veel meer kunnen aanhalen uit dit hoofdstuk maar dit artikel kan toch niet al te lang worden. Ik moet me hier echt inhouden.   Wellicht kom ik er nog eens op terug als ik de analyses van die 17 partijen allemaal  bekeken heb.

Nu nog even een eerste greep uit Timman’s hoofdstuk over de eerste kandidatenmatch met Taimanov. De rest zal volgen in ‘Uit de kast gekomen’ nummer 20.

Dat de loting -na het interzonetoernooi – Taimanoiv als tegenstander van Fischer aanwees was voor de Amerikaan niet ongunstig. Timman geeft verschillende redenen: Taimanov was 14 jaar ouder dan Fischer,  Taimanov kon nooit zoveel aandacht en concentratie opbrengen als Fischer, want hij had niet alleen een schaakcarrière opgebouwd maar was ook nog een gevierd concertpianist! Hij had wel wat recente schaaksuccessen geboekt (o.a. winnaar van het Hoogoventoernooi in 1970) maar aan zijn plaatsing voor het kandidatenvervolg zat wel een luchtje. Zijn partij in Palma tegen Matulovic zou  ‘verkocht’ zijn. Die zou van de Russen $400 hebben ontvangen als hij zijn partij zou verliezen. Dat deed hij. Ten faveure van plaatsing van Taimanov, maar ten nadele van Portisch die dan een half punt tekort zou komen.  Dus Taimanov was zeker niet de sterkste van de vijf tegenstanders tegen wie geloot werd. Daar staat dan tegenover dat Taimanov sterke Russische secondanten bij zich zou hebben en Fischer alleen zou staan. (Een poging om grootmeester Evans als secondant in te huren mislukte, omdat Fischer weer eens extreme eisen stelde en Evans daar niet aan kon of wilde voldoen.) En Taimanov kreeg van ex-wereldkampioen Botwinnik een pakket met aantekeningen van diens voorbereiding op een match tegen Fischer, die tenslotte niet was doorgegaan. Maar toch: de meeste kenners voorspelden een kleine overwinning voor Fischer, behalve Tal die dacht dat Taimanov met klein verschil zou winnen, en Taimanov zelf die ook redelijk optimistisch was. Er was eerst nog gedoe over de plaats waar gespeeld zou worden en Fischers eisen aangaande de financiering, maar zoals gebuikelijk wist FIDE-voorzitter Euwe het allemaal weer op te lossen en op de 16e mei 1971 startte de match. In voor dit soort matches ongebruikelijke, goede atmosfeer. De heren hadden duidelijk geen hekel aan elkaar.

De eerste partij was gelijk boeiend. Taimanov offert een pion , maar heeft voldoende compensatie. Timman  zegt bij zijn zeer uitvoerige analyses ook gebruik te hebben gemaakt van het computerprogramma Stockfish 12, en hij steunt op talloze analyses van vele voorgangers, waaronder Kasparov. Hij is ook niet te beroerd om geregeld al die hulpjes naar de prullenbak te verwijzen en het zelf beter te weten. Het gaat lang gelijk op. Maar zoals vaker valt te constateren in partijen van Fischer (en van Carlsen!?) in een laat stadium maakt de tegenstander een foutje en wint Fischer toch.

Hier het diagram van die situatie

Taimanov zou tenslotte met 0-6 verslagen worden! Sensatie! Meer daarover in de volgende aflevering.

Tot zover het knappe boek van Jan Timman. 

Wordt vervolgd.

De eindcorrectie moet nog plaatsvinden.

Hersenfitness 40 + Oplossing

Train uw voorstellingsvermogen! Zonder bord en stukken, zonder schaakprogramma!

Nu maar eens een minder moeilijke. Maar wel leuke! Ook geschikt voor de minder sterken onder ons!

Zwart is aan zet. Wat doen we met die Dame?

Correcte antwoorden van Frank, Gerrit en Kees. Ondanks mijn bewust wat misleidende opdracht. We doen niks met die Dame.

Uit de kast gekomen 18

Kondigde de vorige keer aan dat ik zou gaan kijken of er nog meer inspirerends zat in ‘Praatschaak’ van Evert Straat. Dat viel even tegen. Wel leuke verhalen voor mij, maar misschien niet voor u. Namelijk over nog historischer schakers dan die uw  ouwe wepmeester nog in levenden lijve heeft zien optreden.  Maar dan ineens lees ik bijzonderheden over een beroemdheid die ik zelf ook nog heb kunnen bewonderen. Resjevski! ( 1911 – 1992) . In 1953 was hij ver gevorderd op de weg naar het wereldkampioenschap. Hij werd samen met Bronstein en Keres gedeeld 2e in het Kandidatentoernooi. Smyslov won echter dat toernooi en  mocht wereldkampioen Botwinnik uitdagen. Resjevsky? Had ik daar ook niet ooit een boek van in de kast?  Jawel! ‘Zo schaakt Resjevsky.’  Dat moet er ook maar even uit komen. Evert Straat vertelt het een en ander over hem. Dat hij eigenlijk geen professional was. Hij verdiende zijn brood als accountant. Dat hij ‘een zanger met een bronzen bariton’ was en ‘een schitterende schaakmeester, en allereerst een man van karakter, die ongelooflijk sterk in zijn kleine schoenen staat’ . Dat klopt. Ik herinner me zelf nog dat er vaak problemen waren bij toernooien omdat hij als gelovige Jood absoluut weigerde op zaterdag te spelen.  Straat vindt hem wel een ‘eenzame man’, vooral omdat hij bij toernooien altijd alleen is, geen secondanten meeneemt.  Maar er waren nogal eens conflicten waarbij hij vaak gelijk had. Straat: ‘Doch ook in de schaakwereld gaat de stelling op, dat gelijk hebben en krijgen, niet altijd het prettigste is. Samuel Resjevsky heeft ontelbare bewonderaars, geniet de eerbied van iedereen en draagt met gratie en zekerheid de enorme last tegenover de Russen het schaakspel van het westen te moeten verdedigen en allereerst in aanmerking te komen om de wereldtitel uit Moskou terug te halen. Maar veel vrienden heeft hij niet…..’

Ik herinner me dat ik al in 1954 wel het een en ander wist van deze toentertijd  beroemde grootmeester. Bijvoorbeeld dat hij ooit een wonderkind was. Was Beth Harmen in ‘The Queens Gambit’ een gefantaseerd wonderkind, Resjevsky was een echte. Toen hij vier was kende hij alle regels van het schaakspel al. Er bestaat een prachtige foto van hem als achtjarig nogal klein ventje in een matrozenpakje, die een erg groot aantal sterke, erg volwassen schakers in een simultaanscéance staat te kleineren. Ik weet niet of ik deze mag gebruiken. Maar ik waag het er maar op. Weet ook niet waar ik om toestemming moet vragen)

Op internet zocht ik partijen van hem uit die tijd. Er zijn heel veel partijen van hem bewaard uit die periode. Hij werd  door zijn ouders van stad naar stad in Polen en  Duitsland gesleept en later naar Parijs, Londen, Wenen, Berlijn  om in talloze simultaanscéances zijn kunsten te vertonen. Maar hij imponeerde ook door als negenjarige blindpartijen te spelen. Bijv. de volgende:

Resjevski – Griffith  (beiden blindfold)

Ik kies er maar een. Je begrijpt niet hoe zoiets mogelijk is op die leeftijd. Resjevski zegt er zelf over in zijn boek:  ‘Dat werd beschouwd als een voor een kind opmerkelijke  prestatie. Wat mij betrof, vond ik het echter gemakkelijker één partij blind te spelen dan twintig partijen in een gewone voorstelling. Ik had een goed geheugen en kon mij het bord zonder veel moeite voor de geest halen.’ Zijn tegenstander was hier 48 jaar, een sterke schaker, en de medeauteur van een populair schaakboek ‘Modern chess Openings’ (1912). ‘Daar ik volkomen onbekend was met de openingen ‘uit de boeken’ had ik waarschijnlijk zeer geïmponeerd behoren te zijn door de terzake kundige Griffith -maar ik was te jong om me door dergelijke dingen te laten beïnvloeden.’ Griffith mag dan een openingenexpert zijn geweest, in deze partij staat hij na 15 zetten al moeilijk.

Het commentaar is van Resjevski, gecontroleerd en geheel goedgekeurd (!) door prof mr dr K.

Ik hak langere partijen maar in tweeën opdat u het diagram bij de hand houdt als u ze naspeelt!

Resjevski : “Partij 4 tegen Morris Schapiro , is veel belangrijker, daar dit een serieuze partij was tegen een der toenmalige beste spelers van Amerika. Deze partij werd gespeeld ten huize van  Mischa Elman, de bekende violist, die wel aan zijn  eigen loopbaan als ‘wonderkind’ moet hebben gedacht. Op zijn 35e zet tastte Schapiro mis en gaf hij mij de gelegenheid op een merkwaardige wijze de overwinning te behalen.”

Resjevski’s ouders emigreren naar de USA als hij 12 is. Daar treedt hij ook nog enige tijd op als wonderboy. Maar dan krijgen de ouders last met justitie. Ze worden strafbaar geacht omdat ze hun zoon een fatsoenlijke schoolopleiding hebben onthouden. Hij moet naar school.  Voor het eerst in zijn leven, als hij 12 is. Dat moet dan maar. Zijn leerachterstanden haalt hij snel en moeiteloos in, en na zijn middelbare school in 1933 voltooit hij een studie aan de universiteit. Daarnaast uiteraard af en toe een beetje blijven schaken. Daarna volop verder in de schakerij.

Het boek van Reshevski gaat niet verder dan 1946. Hij werd diverse malen kampioen van de VS. Wel jammer dat het boek niet verder gaat, want later heeft hij nog veel toernooien gewonnen of eindigde in de top . Bij Chess Games zijn alle van zijn partijen bij de rubriek ‘Notable Games’ van later datum. Ik kies er eentje uit die niet zo lang is en niet al te strategisch (daar was hij ook goed in) en moeilijk, en  laat zien hoe sterk die man was.

Wat ik ook nog aardig vond in het tweede deeltje ‘Praatschaak’ was de inleiding. Daarin gaat Straat uitvoerig in op een opvatting van de destijds (nog?)   zeer bewonderde historicus Leonard Huizinga. Die  betoogt in een van zijn bestsellers ‘Homo Ludens’ (=de spelende mens) dat de bordspelen Dammen en Schaken  niet ‘ludiek’ zijn , geen ‘cultuurscheppende’ waarde hebben, want geen ‘zichtbare schoonheid’ hebben, slechts ‘verstandelijke berekening’ vertonen. Oei, dat is tegen het zere been van schaakminnaar Straat! Met een aantal citaten zal ik u tonen wat Straat daar tegenin brengt. Ik vermoed dat veel ervan ook u zal aanspreken.

‘Iedere schaker immers, van de slechtste tot de beste, van de beginneling tot de wereldkampioen, weet, hoe ondergeschikt bij alle onmisbaarheid, de verstandelijke berekening in een schaakpartij is.’

………..

‘Iedere schaker weet dat combinaties, strategische plannen, tactische manoeuvres, niet moeizaam uitgerekend maar plotseling geboren worden. Iedere schaker weet hoezeer het karakter van een partij bepaald wordt door het ludieke, de speelsheid, die in de opponenten werkzaam is als ze zich achter het bord zetten, de improvisatie, de lust tot avontuur, en de pret om die speelsheid door te zetten tegen weerstand in.’

………..

 ‘Huizinga heeft de tweekamp om het wereldkampioenschap tussen Botwinnik en Bronstein niet meer beleefd. Hoe zou hij zijn ogen hebben uitgewreven als hij gezien had hoe daarin het avontuurlijke, het speelse en ludieke overheerst. De blijheid van het echte spel en niet verstandelijke berekening aan bod was en twee grootmeesters binnen de grenzen van hun kunst als jonge honden gestoeid en geravot hebben. Het is waarlijk niet moeilijk in de moderne schaakmeester van welke leeftijd of nationaliteit ook, het grote zuivere spelende kind te ontdekken, tot in zijn ijdelheid toe.’

Hier wil ik maar even bij laten. Ik denk trouwens dat de rubriek ‘Uit de kast gekomen’ wel zo’n beetje zijn einde nadert. Ik heb nog genoeg schaakboeken op de plank, maar ik denk niet dat die voor u interessant zijn of zich gemakkelijk laten samenvatten.

Ik vernam van Paul dat er gedacht wordt eind augustus de interne competitie te hervatten. Ik kan dan  weer uw briljante partijen benutten voor het vullen van de website.

Tot die tijd wellicht een nieuwe rubriek:  ‘Mijn  meest memorabele partij”?  U herinnert zich vast nog wel een partij van u, waarin u een prachtig offer bracht, of  waarin uw tegenstander geweldig blunderde toen u verloren stond en u miraculeus ontsnapte, of waarin u zelf verschrikkelijk blunderde en de winst vergooide, of een partij die u vrijwel foutloos voltooide, of een partij waarover u zelf om andere redenen nog steeds trots bent, of waar u uit ergernis absoluut niet meer aan wil denken. Als u mij die opstuurt (in welke vorm dan ook) met licht commentaar,  ga ik die in een nieuwe rubriek benutten.  Ideetje?  U vindt het vast fijn om mij zo een beetje te helpen bij mijn verantwoordelijke werk.

Ik wacht met spanning op uw reacties.

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden

Hersenfitness 39 + Oplossing

Train uw voorstellingsvermogen! Zonder schaakprogramma!

Best lastig! Maar misschien moet hier toch nog maar een bordje aan te pas komen?

Zwart aan zet! Wie gaat dit winnen?

Leuk om weer eens hardloopwedstrijden van pionnen te zien. Ik kreeg toch maar weinig reacties. ( Frank, Paul, en Gerrit) Misschien toch lastig?

Hersenfitness 38 + Oplossing

Train u voorstellingsvermogen. Zonder schaakprogramma of houtjes.

Polgar (zwart) heeft een val gezet. Topalov trapt erin. Hoe ging het? Let op, er zit nog een klein detail in. Waarschijnlijk zag Topalov dat niet.

Het kleine detail is dat zwart niet met de f-toren naar c8 mag, want dan gaat het niet goed!