Vervolg van Christian Hesse : ‘The joys of chess’
Nog een beetje verder grasduinen in dit rijke boek. Ik pak er maar wat uit wat ik zelf wel interessant of grappig vond. Zo bijvoorbeeld het hoofdstukje ‘Selfmate activists’. Hij geeft hier een aantal parti jen van schakers die zichzelf heel ingenieus de das om deden (‘zelfmat’ noemt hij dat). Bijvoorbeeld een stelling van een oude partij van Hans Bouwmeester (nu 91 jaren jong).
Waarom ik dat ook leuk vind? Even een persoonlijk intermezzootje: Bouwmeester was voor Nederland een belangrijke schaker. In 1954 won hij samen met Pirc het Hoogoventoernooi. In 1967 samen met Hans Ree het Nederlands kampioenschap. Hij speelde 8x in het Nederlands Olympiade- team, meestal aan het 3e bord, met hoge score. Was later vaak bondscoach van het Nederlandse schaakteam. Schreef ontelbare schaakboeken . Heel veel ervan verschenen als Prisma-pocket en waren dus goedkoop (voor schaakboeken heel bijzonder voor die tijd) , ook voor arme studenten en scholieren die serieus aan een schaakhobby waren begonnen. Voor mij dus. Hij schreef ook een boek over de schaaksensatie Talj. Dat staat ook bij mij nog steeds op de plank. (Misschien ook nog eens iets voor de onderhavige rubriek van uw website.) Ik had grote bewondering voor Bouwmeester. Hij was geen professional. Hij was maar een amateur. Maar gevreesd om zijn aanvalskwaliteiten. Hij was van beroep wiskundeleraar. Mijn schoonzus kreeg nog les van hem, en vertelde dat hij ook veel literaire belangstelling had. Hij las haar klas voor uit Willem Elschot. En hij kon ook mooi piano spelen. Ik herinner me dat ik als twintigjarige eens twee volle dagen had zitten analyseren (computers bestonden toen nog niet) op een toen ook bij de echte schakers eventjes zeer populaire variant van een siciliaans jachtspel, en dat ik toen voor zwart tenslotte een prachtige beslissende aanvalscombinatie had ontdekt, die alle schaakmeesters tot dan toe over het hoofd hadden gezien. Ik zat dat trots een bevriende schaakjongere – we waren als toeschouwers bij een schaaktoernooi in de Amsterdamse Apollohal- op een beschikbaar gekomen schaakbord te demonstreren. Die was zeer onder de indruk. Terecht natuurlijk. Toen kwam Hans Bouwmeester langs. Mijn schaakmakker was wat brutaler dan ik en riep “mijnheer Bouwmeester we willen u wat laten zien!” Hij was een aardige man, en kwam bij ons zitten. Ik liet de vruchten van mijn dagenlange analyses langskomen. Ja, dat was (nog) geen theorie, die vertakking stond zelfs nog niet in de Losbladige Schaakberichten van Euwe. Dus hij nam er even een minuutje voor. Daarna stelde hij : ja, zou wel grappig zijn voor zwart, maar de 2e zet van wit is in je variant natuurlijk niet goed. Je moet daar met wit eerst f4 spelen. Wat bleek? Niks aanval meer. Niks verstopte matvarianten … Zeer zeer ontluisterend, werk van twee dagen, prachtige lange zettenreeksen, in 1 minuut door Bouwmeester vergruizeld. Het had niet veel gescheeld of ik was toen direct met schaken gestopt.
Maar leuk om in het boek van Hesse een partijtje van Bouwmeester tegen te komen. Zwart geeft een zelfmat!
Hesse geeft een aantal andere mooie voorbeelden van zelfmat , met voorbeelden van toch echt wel grote jongens bijv. Short tegen Beljavski, maar ik kan niet alles laten zien. Mijn mogelijkheden zijn door de website beperkt, en uw concentratievermogen is ook niet onbegrensd, Daarom kan ik u ook niet plezieren met al die voorbeelden uit al die hoofdstukjes met spannende titels als “The impossible”, “Provocation,”Strong vibrations”, “The spitecheck”, “The rules of chess in 1560”, “A tactical offer of a draw”, “Death at the board”, “Briljant bad moves”, etc, etc. Alles opgesierd met mooie stellingen en partijen .
Maar iets moet nog wel even kunnen. In “Chess and psychology” geeft hij voorbeelden van pogingen de tegenstander op het verkeerde been te zetten door onverwachte zetten te spelen, pogingen om te profiteren van kennis van de speelstijl van je tegenstander. Bijv. de zet die Kortchnoi speelde in de halve finale van het kandidatentoernooi voor het WK van 1971 tegen Geller, in de volgende stelling
Hesse stelt dat een defensieve zet als 22. …Pf8 nodig is. Maar dat zou Geller de mogelijkheid gegeven hebben zijn positie positioneel te versterken, wat Geller zeker zou prefereren. Geller was een briljante positionele speler. Kortsnoi vertelde later dat hij bij de voorbereiding al had bedacht dat hij Geller nooit positioneel zou kunnen overspelen, dat hij dus tactische en onduidelijke stellingen zou moeten zoeken. Die tactiek bleek tenslotte succesvol. Ook in de diagramstelling, waarin Kortsnoi 22. …. h5 speelt, waarmee hij zijn eigen koningsstelling verzwakt, maar wel verwarring bewerkstelligt en complicaties teweegbrengt. Na 23. Te4 g6 wordt de stelling explosief en dreigt een gevaarlijk wit aanvalsoffer met Lxh5. Geller ging hier heel lang denken om dat offer te doorgronden, dorst het niet aan, en verkoos in overeenstemming met zijn speelstijl een positionele aanpak. Maar nu waarschijnlijk niet de beste. Hij had moeten offeren! Uiteindelijk verloor hij deze partij en ook de match.
Geller – Kortchnoi, Kandidaats 1971
Een schaker die kans zag zijn kwaliteiten als psychologische oorlog-voerder zo goed te benutten dat hij mede daardoor wereldkampioen werd, was Mihail Talj. Hij was berucht om zijn geniale offers, de doordringende manier waarop hij zijn tegenstanders aankeek, en zijn ook anderszins tegenstanders uit hun concentratie halende gedrag. Die offers bleken later wel geniaal maar ook geregeld niet correct! Maar zijn tegenstanders werden er zo door van de wijs gebracht dat ze de weerlegging achter het bord niet konden vinden. En dat lot trof zelfs de allergrootsten. Hesse geeft 2 voorbeelden van Talj. Een partij tegen niemand minder dan wereldkampioen Botwinnik, die zo een partij verloor wat hem zelden overkwam, (6e partij Match WK 1960) Na een erg provocerendse zet 1….Pf4!!
Botwinnik – Talj game 6, WK 1960
En een stelling uit Bobby Fischer (toen 16 jaar, maar dan al grootmeester en kampioen van de VS)) tegen Talj (1959)
Fischer speelde hier 22. Dc6. Talj zelf concludeerde later dat hij na Tae1 verloren zou hebben. Maar aan Dc6 ging ook wat psychologie vooraf. Talj zelf schreef later : “In onze partij schreef Fischer ,voordat hij een zet deed, op zijn notatieformulier 22. Tae1. Toen, een beetje vreemd, schoof hij het formulier naar me toe om dat te laten zien. Ik dacht: Hoe moet ik daar nu op reageren? Afkeurend kijken dat was onmogelijk, als ik zou glimlachen zou dat als tricky kunnen worden opgevat. Dus ik stond maar op en ging wat rondlopen. Ik ontmoette Petrosian en maakte een grapje. We moesten beiden daar om lachen. Fischer, eigenlijk toen nog een kind, keek naar mij, zat wat beteuterd te kijken, en schreef toen zijn zet Dc6 op. Toen ik na afloop – ik won die partij- vroeg waarom hij toch het winnende Tae1 niet gespeeld had, antwoordde hij “Omdat je lachte toen ik het opschreef.”
Ik (ES) denk dat u zichzelf wel wat zult herkennen in dit hoofdstukje. Ook wel in sommige citaten die Hesse vaak aan zijn onderwerpen vooraf laat gaan. Hier bijvoorbeeld :
“ There were people who beat you / Before the game began by the way / They arranged the pieces, the authority / With which they made a move, almost / By the way they lookesd out the window. (Sir John Simon)
In dit boek staan zo’n honderd hoofdstukjes. De meeste zijn wel leuk. Vele bevatten veel schaaktecniek , maar vele bevatten andere wetenswaardigheden het schaken betreffende, en anecdotes. Ik pak nog maar wat.
Mij trekt natuurlijk aan de titel “Poems and problems” Dat gaat vooral over Wladimir Nabokov. Ik wist natuurlijk wel dat hij een schrijver was. Ik las natuurlijk zijn bekendste en nogal wat opschudding veroorzakende ‘Lolita’ (over een veertigjarige man die verliefd wordt op een veertienjarig meisje en ermee vandoor gaat.) en ik las zijn boek ‘De Verdediging’, dat ik kort geleden op de site al noemde, dat over een schaker gaat die wereldkampioen gaat worden, maar door al dat denkwerk tensotte geestelijk van het padje raakt. Ik wist dat hij een van de belangrijkste romanschrijvers was van de vorige eeuw. En dat veel van zijn boeken werden verfilmd. Maar niet dat hij ook ‘schaakprolemen’ maakte. En gedichten! En die publiceerde in een boek ‘Poems and Problems’. Hij besteedde er heel veel tijd aan. Hij schreef daarover : “ Vaak, midden op de dag, tijdens een triviale bezigheid, als ik wachtte op een passerende gedachte, zou ik soms zonder waarschuwing overvallen worden door het mentale plezier dat er zich een knop van een schaakprobleem in mijn hersens opende, mij voorspellende een nacht van werk en groot geluk.” En “Het enige wat ik nu wel betreur nu is dat dat bezeten najagen daarvan, wel heel veel tijd heeft opgeslokt, die ik beter aan talige avonturen had kunnen besteden. “
Een voorbeeld van zo’n schaakprobleem van hem :
Mat in twee !!
Ik zal dit probleem opnemen als hersenfitness 28. Ik ben niet zo gek op die geconstrueerde, echte problemen, omdat je die nooit in een echte partij kunt tegenkomen. Beetje zonde van mijn tijd. Maar voor één keer, vooruit. Het is natuurlijk wel een kunststukje!
En Hesse schrijft : ‘Nabokov was net zo’n schaakfenomeen als zijn hoofdpersoon Luzhin in ‘De verdediging’. Nabokov was de grootste schaakliefhebber onder de schrijvers en omgekeerd!’
De vorige stelling komt uit die roman. Die speelt een rol omdat Luhzin na het afbreken van de partij totaal overspannen in een ziekenhuis verzeilt en zijn verloofde met een briefje van hem in haar hand de partij uitspeelt en zo wordt hij alsnog wereldkampioen.
Hoe dat ging?
Turati – Luzhin uit boek Nabokov
Hesse vond nog meer leuke citaten van Nabokov. Waarvan ik u er op nog een wil tracteren: “Schaakproblemen vragen van de maker dezelfde deugden die waardevolle kunst karakteriseren: originaliteit, vernuftigheid, compactheid, harmonie en een schitterende bedrieglijkheid.”
Het boek bevat niet alleen leuke schaaktechnische uiteenzettinkjes, maar ook anecdotes. O.a veel daarvan in ‘Miscellaneous , worth mentioning ‘ Hij zegt dat hij ze uit kranten en tijdschriften heeft verzameld. BIjv. de volgende verhaaltjes :
Om de wachttijd voor zijn patiënten korter te maken zette een dokter in Madrid verschillende schaakspelen neer. Tot zijn verdriet, want daardoor was hij de enige nog die moest wachten.
Gedurende het Buenos Aires international chess tournement van 1960 verbleven Bobby Fischer en Laszló Szabó in aangrenzende hotelkamers. Op een avond bracht iemand -waarschijnlijk grootmeester Larry Evans – een jonge vrouw naar Fischer’s kamer. De volgende morgen , toen Fischer en Szabó toevallig tegelijk hun kamer verlieten beantwoordde Fischer het vragende gezicht van Szabó met de legendarisch geworden woorden “Schaken is beter”
Naar grootmeester Salo Flohr werd een eau de cologne genoemd, een school in Estland draagt de naam van Paul Keres, naar grootmeester Koltanowski werd in San Francisco een dag vernoemd. 18 september 1983 : Koltanowski- dag, Tony Miles kreeg een universitaire graad in Sheffield voor zijn schaken
In Wijk aan Zee verwijderden protesterende burgers eens 200 koningen uit de klaarstaande dozen met schaakstukken.
Rond 1740 speelde de beroemde filosoof Voltaire een correspondentiepartij schaak tegen koning Frederik de Grote van Pruisen. In Café de la Régence in Parijs werden de zetten altijd opgehaald door een wachtende koerier en naar Berlijn gebracht, waar de koerier weer wachtte op het antwoord. Eén bezoeker keek in het café steeds naar binnen, kwam binnen, ging zitten, volgde wat er op het bord gebeurde, zonder ooit een woord te spreken. Tenslotte moest hij toen de partij uit was toch eens iets zeggen . Hij vertelde dat hij geen flauw benul had hoe dat spel gespeeld werd, maar dat hij getrouwd was, en er de voorkeur aan gaf ’s avonds niet thuis te zijn.
De Russische grootmeester die naar Nederland emigreerde, Genna Sosonko, speelde tot 1985 meer dan 30 partijen met de Zweedse grootmeester Ulf Andersson. Al die partijen eindigden in remise.
Albert Einstein was een vriend van zowel Emanuel Lasker (wereldkampioen van 1894 tot 1921) als van Edward Lasker (1885-1981) ( ook een beroemde sterke schaker die veel toernooien won, veel schaakboeken schreef, maar nooit wereldkampioen werd.) Einstein was buurman van de wereldkampioen. Edward Lasker gaf Einstein eens een gesigneerd exemplaar van een boek van hem. En Einstein deed wat terug door hem een speciaal exemplaar van één van zijn boeken over de relativiteitstheorie kado te doen. Lasker’s boek kwam ooit weer aan de oppervlakte in een antiekwinkel. Toen dat later aan Edward Lasker werd verteld, zei hij : “Het is OK, ik liet zijn speciale editie in de metro liggen.”
Het Australische nationale team bij de Chess Olympiad in 2002 in Bled had een sponsorcontract afgesloten met de pharmaceutische firma Ansell. Deel van het contract was de firma steunen bij de marketing van een serie condooms, genaamd Chessmate.
Er was ooit een klein incident tussen rivalen :
Chigorin beschouwde de positie als compleet gelijk, en bood Tarrasch remise aan. Die weigerde! Dit bracht Chigorin ertoe boos zijn Loper van het bord te halen en te snauwen: “Nou dan, win dit dan maar! “ De stelling opnieuw beoordelend accepteerde Tarrasch toen het aanbod.
Ooit werd een heel openingssysteem naar een amateur vernoemd! Namelijk naar John Lindsay MacCutcheon. In 1885 gebruikte deze clubschaker een huisgemaakte variant van het Frans in een simultaan van wereldkampioen Steinitz. Hij won ermee! Zijn opzet: 1. e4 e6 2. d4 d5 3. Pc3 Pf6 4. Lg5 Lb4 bleek zo solide dat het tenslotte ook in de openingstheorie werd opgenomen. Vandaag de dag is het bekend als de MacCutcheon-variant en wordt nog steeds gespeeld!
Ik moest het hier maar weer bij laten. U zou er zelf nog een hele lockdown in verder kunnen blijven lezen. (Het is bij bol.com nog tweedehands te koop voor 11,75. Bij uitgever New in chess kon ik hem niet meer vinden. )
Maar ik ga nu maar weer eens wat nieuws zoeken in mijn boekenkast.