Zal ik wel? Zal ik niet? Redenen genoeg om de volgende stelling niet te gebruiken. Bijvoorbeeld omdat hij uit een recent internet-partijtje van mezelf stamt. Dat lijkt dus gewoon aandachttrekkerij van een ouwe vent. En omdat mijn tegenstander lang niet zo sterk was als jullie! En omdat er nu heel veel heel sterke zetten mogelijk zijn. (Wit heeft aan alle kanten formidabel veel compensatie voor zijn gambietpionnetje. ) Niet geschikt als schaakprobleem dus.
Redenen om het toch te doen: Het is een voorbeeld dat aansluit bij mijn serie destijds over de Diemer! Natuurlijk speel ik dat op internet tegen niet zo sterke tegenstanders. En als vaak bij de Diemer duiken er weer erg leuke varianten op.
Dan sta je totaal gewonnen, denk je. Die zwarte Koning staat zwaar op de tocht. Maar ja, hoe gaan we dat aanpakken?
De allerbeste zet is wel behoorlijk onverwacht. Ik vond hem dan ook niet! Er zijn genoeg vrijwel winnende zetten (bijv. mijn Ta1-e1) , maar Prof Dr K geeft later heel snel de allersterkste en absoluuut de allerleukste. Zo’n voortzetting die je doet verzuchten: 1, wat is het schaakspel toch mooi en 2. Het zelf echt goed doen, dat lukt mij nooit.
Train uw voorstellingsvermogen. Zonder programma of houtjes
Welke zet kiest het computerprogramma als de beste en de leukste voor wit?
Antwoorden kwamen binnen van Paul, Gerrit en Martin. Allen zagen terecht Pe4 als de mooiste. De varianten waren weer het meest correct en volledig bij Gerrit.
Zonder computerprograma of houtjes. Train uw voorstellingsvermogen!
Stuur uw oplossing per mail naar mij. Ik ben daar blij mee.
Polgar-Short. Door beiden blind gespeeld. Monaco 1989. ( U ziet tenminste de uitgangsstelling nog. Zij niet!)
Short speelde hier 61. ….. Te7 Vindt u dat wat? Uitroepteken of vraagteken?
Dit was voor de meesten een te moeilijk probleem. Kun je nagaan hoe sterk die Polgar was. Blind !!!
Kees Kerkdijk en Gerrit van Dok (zeer uitvoerig, maar met zakschaakspelletje) zaten helemaal goed. Martin, Paul (die zichzelf veel te laag inschat als hij zich als ‘een vermoeid afgetakeld persoon’ kwalificeert) , en Peter misten het een en ander.
U bent het inmiddels natuurlijk ook wel tegengekomen. Ik zag het gesignaleerd in o.a. artikelen in De Volkskrant en het Noordhollands Dagblad. En elders. ‘The Queen Gambit’. Alles lovend. Het is een hype.
Ach, als het schaakspel een rol speelt in een film reageert een beetje schaker al gauw met: Wat een onzin! Wat zich daar afspeelt dat kan helemaal niet. Doen alsof het serieus is: twee grootmeesters die openen met 1 a3 h6. Haha, laat me niet lachen. Ik denk dat politiemensen ook heel hard moeten lachen als ze op de bank naar een krimi op de TV zitten te kijken. Haha, zo gaat dat in het echt helemaal niet.
Het schaakspel is wel populair bij kunstenaars. Je komt het nogal eens tegen in literatuur, in de schilderkunst, in de filmkunst. Al in de ridderroman ‘Walewein’, geschreven in het midden van de 14e eeuw!! Ridder Walewein gaat voor Koning Arthur proberen het prachtige schaakbord te bemachtigen dat door de troonzaal zweefde en daarna spoorloos verdween. Louis Couperus maakte er later een roman van : ‘Het zwevende schaakbord’ . In 1957 zag ik de film ‘Het zevende zegel’ van Ingmar Berman, waarin ridder Anthonius Block schaakt met de Dood. Als hij verliest kost hem dat zijn leven.
Ach met ons geliefde schaakspel heeft het eigenlijk zelden iets te maken. Het laat wel zien dat veel buitenstaanders erg onder de indruk zijn van ons spelletje. Je moet wel heel slim zijn om dat mysterieuze spel te kunnen begrijpen. Denken ze . (U weet wel beter!) Komt het daarom zoveel voor in de kunst? (Nu schieten me ook ineens romans te binnen van 1. Nabokov: De Verdediging Het verhaal van een wereldkampioen die gek is/wordt. Als ik me goed herinner is die verdediging de Meraner van het Slavisch en 2. Elias Canetti: Het Martyrium. Met daarin een figuur Fischerle, een dwerg die wereldkampioen schaken wil worden en nogal wat trekken vertoont van Bobby Fischer. Het idiote is dat het boek in 1935 verscheen, toen Fischer nog niet geboren was! Canetti voorspelde de toekomst!. ) .
Wordt The Queen Gambit door zo ongelofelijk veel mensen bekeken, omdat het zo’n raadselachtig spel is? Ook door niet-schakers. ( Het staat bij Netflix als 2e op de lijst van meest bekeken producties!)
Moet ik die serie zien? Dacht het niet. Is natuurlijk ook allemaal maar onzin, waar een beetje schaker zich aan gaat ergeren.
Maar dan lees ik bij Ger Ligterink dat de partijen die wonderkind Beth Harmon speelt wel echte ooit gespeelde partijen zijn, van grootmeesters. En dat zelfs Kasparov daartoe zijn medewerking heeft verleend. Ligterink zocht zulke bestaande voorbeeldpartijen op en publiceerde er 2. Hieronder neem ik één over. En ik lees dat Judith Polgar veel in deze serie heeft herkend. En in een interview reageert ook Maaike Keetman enthousiast. (Voor als u die naam niets zegt: ze werd 3e bij het Nederlands Kampioenschap vrouwen in 2017. Ze was toen 17 lentes jong. Ik herinner me nog goed dat onze Marko Bosnjak me op de club vertelde dat hij op zijn school tegen dat meisje had gespeeld en van het bord was geveegd. (Terwijl hij toen bij ons op de club langzaamaan serieus begon mee te tellen.))
Maar ja, Netflix. Ik heb me er wel eens op geabonneerd, maar na een maand weer opgezegd. Allemaal films en series die mij vast niet gingen boeien. Om nu alleen maar voor The Queen Gambit me weer op Netflix aan te melden?
Ik was wel altijd erg geïnteresseerd in schakende wonderkinderen. Ik herinner me nog de opwinding die me beving toen ik in 1958 in de krant las dat een jongen van 14 van Reshevski had gewonnen. Nota bene. En hoe! De partij (zie verderop) kwam in de krant. Daar moest je destijds je informatie vandaan halen. Nagespeeld natuurlijk. Tjonge. Tegen Reshevski, een oersterke supergrootmeester met een mooie agressieve stijl. Zelf ooit een wonderkind. Die zelf als jongetje van 8 simultaan speelde tegen heel veel ervaren clubschakers, en van ze won. Een ster. Maar jongetje Bobby Fischer zette die inmiddels in 1959 48-jarige supergrootmeester in zijn hemd. Dat jongetje Bobby heb ik natuurlijk de rest van zijn leven nauwgezet gevolgd.
En natuurlijk ook Judith Polgar. Ze moet een jaar of 15 geweest zijn toen ik, bij een Amsterdams Toernooi temidden van een menigte mannen ademloos naar dat lieve meisje met die mooie haarvlecht stond te kijken. Ook hier stond het meeste publiek bij haar b- groep. Veel interessanter dan de a- groep met die beroemde maar saaie supergrootmeesters als Kortsnoi , Timman, Karpov en dat type van soort. Voor een jeugdpartij zie verderop.
Dat ik ook Carlsen’s carrière nauwgezet volgde had u al eerder op deze site gelezen.
Maar ook die carrière van Jantje Smeets. Twee keer kampioen van Nederland, enige tijd de jongste Nederlandse grootmeester. Ik herinner me dat ik als toeschouwer bij een toernooi in Groningen even in de lagere groepen ging kijken bij mensen die ik kende. Ook weer even bij Jantje Smeets .Die volgde ik al een poosje. Misschien was hij toen een jaar of 14. Hij speelde tegen een of andere oosteuropiaan. Die stond slechter. Die misdroeg zich ergerlijk. Alles deed hij om dat jongetje uit zijn spel te halen. Toen die vent even weg ging om een klacht in te dienen bij de wedstrijdleiding over niks, sprak ik Jantje aan : Laat je niet in de war brengen. Die man is vreselijk onsportief bezig. Waarop Jantje zei : ‘ Ik kan daar wel tegen. Maar zo gaat het wel erg lang duren. Maar ik wil eigenlijk gauw naar huis, want de championsleague-wedstrijd van Ajax wordt vanavond uitgezonden. Die wil ik zien.’
Ook Beth Harmon een wonderkind. Toch interessant ?
Nou ja, dus toch maar weer bij Netflix aangemeld, en aflevering 1 gedownload. Na het bekijken ervan was ik niet echt onder de indruk. Het weesmeisje ziet de conciërge van het weeshuis (waar ze terecht komt na het verongelukken van haar ouders, en waar ze uiteraard ongelukkig is) met een schaakbord in de weer. Alleen door er zwijgend naar te kijken leert ze de spelregels. Onwaarschijnlijk? Het schijnt wel eens vaker voorgekomen te zijn. Maar toch. Als die norse mijnheer daar toch wel van onder de indruk is, is hij bereid haar wat basisprincipes uit te leggen. OK. Maar de snelheid waarmee ze dan zonder veel verdere hulp ( ze heeft niet eens een schaakbord.) zich van allereerste beginner ontwikkelt tot een meisje van 10 die simultaan speelt tegen de 12 zeer veel oudere jongens van de schaakclub van de plaatselijke middelbare school en alles wint …. Ja hoor ! Dat mogen niet- schakers mooi vinden, ik geloof er niet in. Maar ik geef toe: de zetten die je ziet spelen, daar is niks mis mee. Dat is wel bijzonder. Dat zijn we niet gewend. En het blijft zo in de volgende afleveringen.
De razendsnelle ontwikkeling tot wereldkampioen die ze in de volgende 6 afleveringen doormaakt blijft een tikkie onwaarschijnlijk. Vooral in het begin als je haar nauwelijks ziet studeren. Maar wel als eerste eindigen tegen betere clubschakers in lokale toernooien en geldprijzen winnen, zelfs als haar dan nog moet worden uitgelegd hoe een schaakklok werkt, en dat ze haar partij moet noteren. Ja hoor. Gelukkig zien we haar later wel met stapels schaakboeken sjouwen, krijgt ze verschillende sterke schakers om zich heen die haar coachen, en gaat ze zich met hen voorbereiden op komende tegenstanders. Maar het tempo waarin ze sterker wordt , blijft zeer onwaarschijnlijk hoog. Maar ik begrijp het wel, de serie zou natuurlijk anders te saai geworden zijn voor het grotere publiek. Desondanks, al na aflevering2 merk ik dat ook ik in de greep raak. Het word toch steeds spannender. Omdat Beth wel steeds meer hindernissen tegenkomt naast haar schaakverrichtingen? Haar drugsverslaving (nota bene opgedaan in het weeshuis want zo hielden ze daar de wezen rustig) wordt steeds bedreigender, evenals haar alcoholproblemen. De kijker vergeeft het haar. Heel nare jeugd. En als ze uit het weeshuis wordt bevrijd door adoptie-ouders, gaat in dat gezin ook weer van alles mis. Ze is behoorlijk contactgestoord, maar met haar adoptiemoeder ontstaat dan gelukkig wel een goede band. Maar die overlijdt plotseling. Kommer en kwel. Hoe gaat dat aflopen?
Ik word steeds meer een ongezellige huisgenoot. Word zelf ook contact- gestoord. En ook zo bezeten. Aflevering af, zo gauw mogelijk de volgende. En jammer als deel 7 uitgekeken is.
Verbijsterd vraag ik me af waarom ik nu zo ging meeleven. Zeker speelde mee dat prachtige hoofd van hoofdrol Anya Tayler-Joy. Die ogen !!!!! En wat een fabelachtig acteren. Beth is alsmaar vrijwel emotieloos. Maar als ze schrikt van een onverwachte sterke zet of blij is met een winst, zie je dat aan haar ogen! Vaak close up. Die ogen blijf je zien, bijvoorbeeld als je de slaap maar niet wilt vatten. En het gaat in de serie om veel meer dan alleen om een schaakcarriëre. Het gaat over tegenslagen in je leven overwinnen, om worstelen met verslavingen, om de grens tussen genialiteit en gekte, om er is meer in het leven dan werk en ambitie, om contactproblemen en vriendschap en liefde. En natuurlijk over gelijke mogelijkheden voor vrouwen. Interessant!
De partij Harmon-Girev is gebaseerd op de partij Jakovenko-Stellwagen , 2007, Wijk aan Zee. Die eindigde in remise na de zet Txb7. Harmon geeft bij het afbreken (dat deden ze toen nog) de veel sterkere zet h5 af!
Fischer – Reschevski , 1958
Een variant van de Draak of een draak van een variant.
Judith Polgar- Hans Ree , OHRA-B Amsterdam, 1989
Als meisje van 13 versloeg Judith Polgar grootmeester Hans Ree, meermalen kampioen van Nederland. Die werd afgedroogd. Hij schreef ooit “Als ik ga verliezen van kleine meisjes, is dat misschien een teken dat ik moet stoppen met spelen.” Hij stopte gelukkig niet.
Het verhaal van de Netflix-serie is gebaseerd op een gelijknamig boek van Walter Tevis. De auteur zegt dat hij geïnspreerd werd door de levens van Fischer (de gekte rondom diens match om de wereldtitel met een Rus, diens contact-gestoordheid , zijn snelle carrière) , van Spasski ( ook wereldkampioen en al zeer jong grootmeester), Vera Menchik ( eerste zeer sterke vrouwelijke schaker,ook een legende die niet kansloos was tegen mensen als Euwe en Aljechin.
Ik zal nog wel wat vergeten zijn. Blij dat ik even weer Netflix op mijn tablet had. Als u nog niet hebt gekeken …… een aanrader!
Nu ik het boek helemaal opnieuw heb gelezen weet ik het nog beter : er zit zoveel fraais in dat ik het waarschijnlijk ook in deze aflevering niet compleet krijg.
Hendriks filosofeert verder over het ‘maken van een plan’. Hij ziet eigenlijk niet zoveel verschil tussen tactiek en strategie. Volgens hem switchen we als we schaken niet van combinatie-denken naar strategisch denken. Hij heeft bezwaar tegen de terminologie: we zien een combinatie en we maken een plan. Welnee, ook een plan zie je’ Hij wil best toegeven dat het onderscheid soms wel eens nut heeft, maar hij gelooft niet in een ander soort denken voor strategie. En meestal staan we in de partij voor gemengde beslissingen. Hij beweert zelfs dat als u onder ‘strategisch denken’ zou verstaan ‘op een aantal momenten rustig achterover leunen, de tijd nemen, en nagaan welke kenmerken die u uit uw leerboeken heeft opgedaan in uw stelling aan de orde zijn, en op grond daarvan een plan maken’, dat hij, Hendriks- zelf, nog nooit zo een plan gemaakt heeft.
In hoofdstuk 17 “It plays chess in me” onderhoudt Hendriks ons met wat we verder nog voor een verklaringen kunnen bedenken die van invloed zouden zijn geweest op onze verrichtingen op het bord. Bijvoorbeeld : psychologische!
Gypser-Ristic 2000
Bijv. : “Hij (Ristic) stond goed, maar daardoor verloor hij zijn gevoel voor gevaar en interpreteerde de manoeuvre Lg4-h3 als een vergissing en niet als een poging tot counterplay.”
Of bijvoorbeeld”
“Ja ik heb wel aan Pe7 gedacht, maar zie je, deze vent maakte me nerveus. Deze vent deed echt irritante zetten, maar ja ik had Pxg6+ moeten spelen dan was alles opgelost, maar ja ik raakte de controle kwijt” Enzovoort. Beetje herkenbaar?
Er zijn schakers die hun missers realistischer bekijken. Bijvoorbeeld na Jan Hein Donner tegen Eduard Spanjaard (1951)
Donner staat totaal gewonnen. Er zijn veel winnende zetten. Maar wat geschiedt? ….
Ristic regaeerde op zijn blunder met “shit happens”.
Jan Hein Donner deed het veel beschaafder: Die verzuchtte: “Ja Eduard. Zulke dingen gebeuren”.
Er zijn voor allerlei fouten veel voorkomende verklaringen:”Hij had de b2-pion wel kunnen pakken, maar hij was bang.” “Zij was volledig gefocust op haar eigen aanval en vergat haar eigen kwetsbare koning.” “Opgewonden door de naderende winst, miste hij zwarts reddende mogelijkheid. “ “Omdat ik de moed had opgegeven, merkte ik deze plotselinge mogelijkheid niet op.” Enz.
Hendriks: “Laat mij een fout zien, en ik geef u een psychologische verklaring”
Hij besluit zijn betoog over psychologische factoren met: “Het is heel gevaarlijk om onze schaaktechnische tekortkomingen te “psychologiseren”. Ik wil niet de mogelijkheid van de werking ervan volledig ontkennen, maar fouten zullen veelal van puur schaaktechnische natuur zijn. Ik wil me concentreren of goede zetten en slechte zetten.”
Inmiddels hebben we het idee gekregen dat volgens Hendriks het enige waarmee we onze schaakresultaten kunnen verbeteren is: veel schaken, partijen naspelen, onze partijen op de computer na afloop laten analyseren , gewoon veel langs zien komen en je te zijner tijd daardoor zetten en situaties herinneren en dus ‘zien’.
In hoofdstuk 18 (‘Trust your chess module’) initieert hij het begrip “chess module” voor dat deel van je brein waarin alles ligt opgeslagen wat je gebruikt als je schaakt. Het is er, veel en veelal onbewust. Het is kennis van .., ervaring met.., gevoel voor … Intuïtie als er gevaar dreigt, gevoel voor je kansen, enz. Opgebouwd vanaf het moment dat je begon te schaken en voortdurend uitgebreid. En daar zul je dan maar op moeten vertrouwen. (Hij vergelijkt het met je ‘taal-module’. Een enorme voorraad woorden, taalregels, spreekwoorden, enz. waar je het mee moet doen als je spreekt. En die naar behoeven boven komen borrelen als je ze nodig hebt. Vanzelf, zonder dat je er bewust naar zoekt.)
Vervolgens beschouwt hij adviezen van bekende schaakleraren om je schaakkracht te verbeteren. Hij behandelt bijv. hun adviezen: 1. ‘Blunder-checq’ en 2. ‘Zoek naar kandidaat-zetten en bekijk vooral de zetten die het meest forcerend zijn.’
‘Blundercheck’ is je losmaken van je voorafgaande gedachten als je besloten hebt om een bepaalde zet te gaan doen. Die toch nog even niet doen, maar eerst met een helder, leeg hoofd nogmaals opnieuw kijken naar eventuele mogelijkheden van de tegenstander die je wellicht hebt gemist.
Hendriks relativeert het sterk: Hoeveel tijd gaat het je kosten!? Wat heb je eraan als je door deze habitude steeds in tijdnood geraakt!? Bovendien: heel vaak helpt het helemaal niet. Je maakt evengoed je fout of blunder!
Charles Hertan’s ‘Forcing Chess Moves‘ vindt hij een mooi boek, maar vooral vanwege de mooie stellingen die erin langs komen, en waarvan je indrukken kunt opslaan in je eigen chess module, maar niet wegens diens adviezen. Want soms zijn zijn ‘most forcing’ zetten helemaal niet de most forcing. Hertan krijgt het bijv. moeilijk met wat schakers noemen “de stille zetten”. Zo genoemd omdat het lijkt alsof ze niet zo belangrijk zijn en niets doen, maar in wezen heel sterk en eigenlijk dus toch ‘the most forcing!’
Nee, vertrouwt u maar op uw ‘chess module’.
Ik ben niet erg onder de indruk van dit alles. Ik weet niet of u er veel aan zult hebben. Ik weet van mezelf dat ik ook vaak een soort ‘blunder check’ toepaste. En dat het vaak niet hielp. En dat ik inderdaad ook vaak in tijdnood raakte. Maar toch het gevoel had dat het vaak positief werkte, dat het toch nodig was om nog erger te voorkomen.
Toch vermeld ik dit alles omdat Hendriks weer veel erg leuke voorbeelden geeft. Vooral van te weinig ‘blunder-checking’, enz. Daar kunt u zich in ieder geval wel mee amuseren. Denk ik. Hoop ik. En het kan u wellicht troosten na eigen tekortkomingen op dit terrein.
Wesley So- Anish Giri Wijk aan Zee , 2010
So staat heel erg goed. Met Dxd1 gaat hij op de winst af. Maar So ziet iets beters. Had toch nog even moeten checken of er geen lek in de combinatie zat.
Jan van Dorp- David Du Pont Arnhem 2011
Een partij uit de KNSB-competitie. De team-captain zei, omdat zijn team achter stond, “Je zult moeten winnen Jan!” Maar het was natuurlijk een grapje, want wit heeft geen compensatie voor de kwaliteit.
Doch wat gebeurt !?
In hoofdstuk 19 ( Quantity is a quality too) neemt Hendriks het op voor de computer. Vroeger dachten we dat het menselijk denken kwalitatief veel beter was dan het brute force denken van de computer. Jan Hein Donner had een groot vertrouwen in de superioriteit van de menselijke geest. Die schreef lang geleden: “Maar computers kunnen helemaal geen schaak spelen, en zullen dat nooit kunnen, tenminste niet in de volgende 2000 jaar of zo, want dat zou vragen om een technologie ver voorbij de horizon.”
Nou dat zien we nu wel anders. Hendriks: De menselijke geest is vooral aan het activeren wat er in zijn chess module zit. Maar de computer creëert ter plekke zelf en controleert ontelbare en ijzingwekkend diepe varianten, met ontelbare zetten. Dus eigenlijk is het andersom: de mens activeert wat al in zijn brein zit en de computer is echt aan het denken en creëert zelf! (En dan heeft Hendriks in het jaar van zijn boek (2012) nog geen weet van latere zeer opzienbarende ontwikkelingen met programma’s met kunstmatige intelligentie (Alpha Zero) ).
Hendriks concludeert: “Kwantiteit kan dus ook kwaliteit betekenen”. Als mens kan je ook (nee : alleen) sterker worden door de kwantiteit van je kennis en ervaring. Niet de computer-kwantiteit natuurlijk, maar een menselijke kwantiteit.
Hij geeft nog wat voorbeelden van zetten die mensen moeilijk vinden, maar voor computers een peulenschil zijn. Hij rekent daartoe de “backward moves” (ES: wat ik zou willen vertalen met “zetten uit het achterland”) Leuk toch?
Molnar – Cherbakov, 1962
Kinova – Krush 2018
Zo, en nu weet ik zeker dat ik mijn artikel nog steeds niet helemaal af heb. Sorry! Dus bereid u voor op nog een vierde, allerallerlaatste aflevering van Hendriks uit de kast!
Probeer zonder computerschaakprogramma of houtjes. Dat traint uw voorstellingsvermogen om vooruit te ‘denken’. Ook zonder Hendriks dacht ik eigenlijk altijd al dat schaken niet zozeer denken is, als wel vooruit zien.
Wit aan zet. Wat zou u V. aanraden?
Dit schaakprobleem komt uit The Joys of Chess. (Hesse, New in chess 2011) Waarover later meer.
Deze was kennelijk wel lastig! Ik kreeg antwoorden van Gerrit, Paul, Martin, Bert, Peter, en Kees. Maar veelal onvolledig of niet helemaal juist.