Alle berichten van Eddy Saraber

Ronde 17, afl. 3

Resteren de partijen van Martin en Ron  en Matthijs-Bert.

Ron koos voor de afwisseling zelf eens met zwart de lijfvariant van clubrivaal Bert. Daar heeft hij met wit dus veel ervaring mee. Maar Martin verliet ogenblikkelijk de geijkte paden met 3 b3!? Dat bleek nota bene ook nog wel te kunnen. Voordeel: daar heeft Ron natuurlijk helemaal geen ervaring mee, en het komt in boeken en artikelen ook nooit voor. Gek genoeg, het wordt best wel eens gespeeld. Ik vond in mijn database 2700 partijen. Ron moest het verder helemaal zelf doen, en koos dan maar d7-d5. Indachtig de regel: als je zonder bezwaar in het Siciliaans d5 kunt spelen, dan direct doen! Misschien is dat hier toch niet de sterkste. Maar erg veel beter is er ook niet. Dus wie zal het zeggen. Martin had duidelijk succes met zijn verrassingstactiek. Ron’s  5 … a6 , hoewel in de Kan – variant bijna sjablone, is hier nu misschien wat aan de trage kant. Martin is natuurlijk al blij als hij Ron een beetje aan de teugel kan houden. En dat lukt. Maar  bij zet 11 schemert er iets verleidelijks in de verte. Zou Ron daar in trappen? Ik sta er naast, en denk : ‘Heus niet! Daar trapt die vent echt niet in.’

  Martin – Ron (10…cxd4)

Hij hoeft niet gelijk op d4 terug te nemen ( zie ook ‘levend diagram’ hieronder) maar stel nu eens dat ….   11.Lxd4 dxc4 12.Pxc4 Dxd4? 13.Lxh7+ met damewinst.

Ik denk dat Martin ver vooruit dacht, maar een kleinigheidje miste, nl

Martin – Ron (12.Pxc4)

Na 12. ..  Lxf3 kan wit niet terugslaan met de Dame. Want dan is hij wel die loper op d4 kwijt! Dus moet het wel met die pion. Ik murmel tegen Ron, hij moet wel met de pion terugslaan en dan staat hij slecht! Kwetsbare koning en in het eindspel een zwakke geïsoleerde dubbelpion!

En zo geschiedt. Alleen tot mijn verbazing vindt Prof Dr Mr K. dat het best nog wel een beetje meevalt. En als Ron dan ook nog een klein foutje maakt met 14. … Ph5   Ik begreep dit ter plekke niet erg. Wat moet dat? Ron vertelde me vandaag bij een ontmoeting in de sportschool dat hij iets wilde met Pf4 en Dc8 en Dh3, maar daar krijgt hij de tijd niet voor. Nu  is het inderdaad behoorlijk gelijk. Ron had in de eindstelling desondanks eigenwijs door kunnen spelen, en hopen dat die dubbelpion in het eindspel hem nog iets kon opleveren, maar daar had hij geen zin meer in.




Daar viel dus voor de buitenstaander, wat eenvoudiger van geest, dus ook nog wel wat te genieten.

Matthijs deed het een poosje wel aardig tegen Bert.

Bert wachtte in zijn jagershut rustig af. Ooit zou het konijn wel langs komen.

MatthijsBert 14. Ta8-d8

Dat gebeurt bij zet 15   Ta2?

Ik probeerde die te begrijpen. Wil Matthiis die toren naar d2 krijgen om zo penningen over de d-lijn te voorkomen? Maar dat is toch al te laat! Kost een extra zet met c2. 15. Pd2 was toch veel logischer. Nu kan Bert al gewoon slaan op e4. Die doet dat niet. Ik denk omdat dat wel tot wat stukkenruil gaat leiden en hij wil het waarschijnlijk wat ingewikkelder  houden met meer stukken op het bord. Maar hij kan op de volgende zetten ook op e4 slaan, en blijft dat weigeren, maar daardoor krijgt Matthijs wel tijd om de verdediging tegen die penning door die toren nog wat te repareren.

Matthijs – Bert (16…bxc4)

Na 17.  Pd2 gaat het nog wel allemaal. Maar na 17. d4?? (toch alsnog onderschatting van die penning?) wordt het dus heel naar voor wit.  Daar is het konijn dan, en hij is haast niet te missen.  



Met een stuk achterstand rommelt Matthijs nog 7 zetten door, maar daarvoor hoeft Bert zijn schuilhut niet meer op te zoeken. Lekker maaltje vanavond!

Zo, beetje laat, maar toch voltooid.  Van het digitale gedoe te mijnent intussen het meeste wel opgelost, dus volgende keer hopelijk wat meer op tijd.

As maandag een heel belangrijke externe wedstrijd. Als we tegen Bakkum winnen of desnoods gelijkspelen, dan zijn we echt veilig. Maar was het niet vorig jaar tegen Bakkum dat we ineens in een situatie kwamen te verkeren waardoor alleen een wonder degradatie kom voorkomen. Dus ……  onderschat ze niet!  We zijn zoals het er nu naar uitziet in onze sterkste  opstelling. Dus doe je best!

eindcorrectie ……. enz.

Ronde 17, afl 2

Verder nog wat te beleven vanavond? Jawel. Ik stond verbaasd te bezien hoe Paul door Frank werd afgedroogd. Ik vond Paul eigenlijk even geen schaduw van zichzelf vanavond. Misschien te weinig geschaakt  de laatste tijd? Moet er weer even inkomen. Hij speelde een Pirc.      1. e4 g6  2. d4 Lg7    Frank kiest hier voor 3. Lc4  

  Frank – Paul (3.Lc4)

Niet heel gebruikelijk, en ook niet de scherpste of gevaarlijkste. Maar toch. Er was een tijd dat ik tegen e4 vrijwel uitsluitend Pirc speelde met zwart. En ik herinnerde me gelijk een niet al te prettige ervaring tegen zo’n opstelling met Lc4. Ik weet nog dat het was in een externe wedstrijd van Aris de Heer tegen Caïssa in Hoorn. Hoe ging dat ook alweer? Mijn notatieboekjes uit de kast gehaald. Het bleek tegen ene mijnheer De Gruiter, begin 1979! Ik herinner me zelfs nu nog dat het zweten werd, en dat ik blij was dat ik na 38 zetten met remise wegkwam. Ik speelde zoals het hoort in een Pirc.   Met   d6.  En dan later e5 of c5 om ook iets in het centrum te hebben.  Paul voorkwam eventueel gezeur (dat mij destijds overkwam , ook door niet de beste zetten te spelen, want ik had me er nog nooit in verdiept .) namens  Lc4, door 3. …. e6 te spelen.   Even gelijk een barrièretje tegen die loper op c4!  Maar het bezwaar is dat dat ook weer niet zo goed past bij een Pirc. Je krijgt nu onherroepelijk weer ander gezeur over andere zwakke velden: een loper op g5 wordt dan weer lastiger! Ik was zo eigenwijs na afloop tegen Paul te zeggen dat het gedonder voor hem al begonnen was met zijn  e6  in plaats van d6.   Raadpleging van Komodo leert me dat ik me eens wat bescheidener moet gaan opstellen.  Prof Mr Dr K. vindt dat het allemaal wel meevalt. Natuurlijk is de witte stelling dan, wat prettiger dan de zwarte, maar dat is het dan wel. Nee ‘het gedonder’ begon pas bij zet 11.

  Frank – Paul (11.Pc3)

11. …  e5 ?  Niet het goede moment.   Daarbij speelt ook nog een rol dat zwart de loper op g5 verjaagd heeft met f6 in plaats van met h6. Dat vraagt om een lastige penning.  (beter 11. …  Pb4!?)  12  exd5 Pxd5

   Frank – Paul (12…Pxd5)

En nu wordt het voor Frank en voor toeschouwers dus leuk om aan te zien. Voor Paul wat minder.



En opgegeven.  Lollig allemaal. En wat was Frank sterk bezig!

Ab liet iets minder van zijn sjablones zien. Hij rocheerde nu wel snel. Maar de stelling na zet 8 is toch wel typerend voor hem.

Actie in het centrum uitgesteld, en 5 pionnen op de derde rij. Beetje passief.

Ab – Gerrit (8…c5)

En stelling van Gerrit zoals het hoort. Centrum bezet. Meeste stukken ontwikkeld. De rest gaat  vlug volgen.

Hierna begint Ab dan toch tegengas te geven met e4 en f4. En houdt de boel toch nog wel een beetje overeind. Tot zet 17. Dan zet Gerrit een val uit.

  Ab – Gerrit (17.b3)

Gerrit speelt hier 17. …..  d3. (Eigenlijk niet wit’s beste zet:  17. …. Lg5!?)  Maar nu is er wel even de dreiging Dd4 met schaak èn aanval op toren a1. Vrij doorzichtig, maar Ab trapt erin. Die slaat op d3, waarna 18. ..  Dd4+ volgt. Als hij eerst even 18. Lb2 had gespeeld, staat hij zelfs beter! Nu kan hij opgeven. Maar hij doet dat pas na zet 21.

Wordt vervolgd

Ronde 17, 17 februari , afl. 1

Omdat ik wegens te mijnent veel digitaal gedoe weer wat achter lig op mijn schema, ga ik dit verslag voorlopig in afleveringen op de site zetten. Zo hoeft niet iedereen  alsmaar te wachten op mijn ongelofelijk n(tr)uttige  commentaar.

Iedereen was er. Behalve Jasper. Behalve Herman. Maar die had daartoe een erg geldige reden! Ik wens hem vanaf hier, en ook namens clubgenoten, het beste wat denkbaar is. 

Ik begin met waar ik veel interessants in ontdekte. De partij Peter- Arend.

Het begon als een Philidor :  1. e4 e5  2. Pf3 d6  

  Peter – Arend (2…d6)

Bij Wikipedia kunt u hierover lezen :

‘Deze verdediging is vernoemd naar François Philidor (1726-1795). In de 18e eeuw werd deze opening vaak gespeeld, maar later nam de belangstelling voor de opening af, omdat zwart geen actieve stelling krijgt en het opschuiven naar f5, wat oorspronkelijk de bedoeling was, uiteindelijk ongunstig blijkt te zijn voor zwart. Toch wordt de verdediging nog wel gespeeld door meesters als Bacrot, Aronian en Nisipeanu.’

Graag wil ik hier aan toevoegen:  ‘en meesters als Gerrit van Dok, en aanstormende talenten als  Peter van Putten en Arend Schuur.’

Het hierboven genoemde “minder actieve” zit  ‘m erin  dat dezwarte koningsloper voorlopig weinig actief achter die d6-pion blijft zitten. Dat Peter al gauw wat beter spel krijgt, zit hem echter niet in zijn beste aanpak   ( dat is 3.  d2-d4 exd4  4. Pxd4 Pf6 5. Pc3 Le7 6. Le2 ) , want hij sluit nu ook zijn eigen witte koningsloper op, achter 4. d3. Nee, het zit hem in de wat mindere aanpak van Arend:  Die ruilt de actiefste van zijn twee lopers gelijk af, en speelt daarna het wat twijfelachtige Df6.

  Peter – Arend (6…Df6)

Ik denk dat hij op die manier op de snelst mogelijke manier lang wil rocheren. Op zichzelf wel een lofwaardig idee. (Maar dat komt er nog even niet van. )  En dat Komodo dit nu taxeert als 1.00 voor wit, komt – denk ik –  omdat het nu voor zwart wel even scharrelen wordt om die stukken van die koningsvleugel nuttig te ontwikkelen.  Df6 houdt het logische veld voor Pg8 bezet en Pe7 is dan weer niet zo prettig voor die loper op f8.

Gelukkig voor Arend gaat Peter op de 10e zet dameruil aanbieden (beetje passief) en dan gaat het er weer wat prettiger uitzien voor zwart.

 Peter – Arend (14…Pd4)

Na 14. … Pd4 moet wit wel Ld1 spelen  want ook pion c2 moet gedekt worden.  Beetje rare plek voor die loper , maar na bijv. c3 zijn er nieuwe mogelijkheden, dan moet dat paard weer weg en kan bijv.  Ld1-a4.

Maar Peter speelt  15. c4 en dat heeft de volgende bezwaren : wit zit daarna met een geïsoleerde dubbelpion op de f-lijn en is bovendien zijn ‘loperpaar’ kwijt.  Hier murmelde ik tegen Arend: “geef mij maar zwart”. 

Arend speelt inderdaad sterk verder. 

Een spannende situatie ontstaat rond zet 23.

(Klik op de zetten of pijltje om het diagram te laten veranderen.)



Hierna lijkt de stelling geleidelijk aan in een remisestelling te veranderen.  Even gaat er iets fout. Als mijn gegevens kloppen kan Peter ergens gewoon een stuk slaan, maar doet hij dat niet. Of is er iets mis met de notatie. Interessanter vind ik dat er even later ineens een heel boeiend en leerzaam eindspel op het bord staat. En opnieuw had zwart kunnen winnen. Maar best wel nogal moeilijk allemaal! Na zet 34  ging het aldus:



Voor ik nu verder ga om te laten zien hoe zwart deze stelling met een op promotie beluste vrijpion wint, wil ik eerst nog even iets laten zien voor de enkele theoretisch wat minder geschoolden onder ons. Wellicht wordt het vervolg dan duidelijker!

Als je wilt weten of een koning een naar promotie snellende pion nog kan inhalen is er een handig trucje. Teken in gedachten een vierkant als in het diagram hieronder.

Tel het aantal vakjes van vrijpion tot promotieveld (e8), ga vandaar hetzelfde aantal vakjes naar links  (naar b8), dan weer terug naar de rij waar de vrijpion staat (5e rij), en dan weer naar rechts naar de vrijpion. Zo ontstaat een vierkant. Doe dat in gedachten! Als je echt een viltstift gaat zoeken en op het bord gaat tekenen, word je geroyeerd als lid.

  Promotievierkant

Als zwart aan zet is zal hij met Kb5 of Kb6 dat vierkant kunnen binnengaan. Dan haalt hij de witte vrijpion in! Als wit aan zet is niet. Die speelt dan e6, en dan wordt het vierkant kleiner en komt zwart er niet meer in! Dus te laat!

Natuurlijk hangt van de stelling af in welke richting je het vierkant bedenkt. Hier naar links. Maar in een andere stelling misschien naar rechts.

Zo , nu terug naar de stelling die ik verliet voor bovenstaand geschoolmeester.



Al met al een heel boeiend potje. Beetje teleurstellend voor Arend dat hij in een gewonnen stelling opgaf. Ik zag echter wel –eigenlijk vaak van beide kanten- heel goed spel. Maar wellicht leerzaam!

Wordt vervolgd

Ronde 16, 10 febr. ’20

Overzicht voor ronde 16, gespeeld op 15 februari 2020

Wit Zwart Uitslag
Bert Kuijer Ab Hauer 1-0
Gerrit van Dok Martin Zwaneveld 0-1
Paul Verkooijen Ron de Vink 0-1
Frank de Geus Afwezig met geldige reden
Herman Zwaneveld Afwezig met geldige reden
Peter van Putten Afwezig met geldige reden
Matthijs Groot Afwezig met geldige reden

Ranglijst bijgewerkt t/m ronde 16

Nr Naam Punten Wa Gsp Gw Rm Vl Perc
1 Ron de Vink 154,83 15 15 7 8 0 73,3
2 Bert Kuijer 146,00 14 16 7 8 1 68,8
3 Frank de Geus 124,00 13 11 5 5 1 68,2
4 Paul Verkooijen 122,00 12 11 6 4 1 72,7
5 Martin Zwaneveld 116,00 11 14 7 3 4 60,7
6 Ab Hauer 92,00 10 13 3 3 7 34,6
7 Gerrit van Dok 88,33 9 14 3 3 8 32,1
8 Matthijs Groot 73,33 8 8 2 2 4 37,5
9 Peter van Putten 65,00 7 10 1 0 9 10,0
10 Herman Zwaneveld 46,00 6 6 1 0 5 16,7

De verloren zoon

Toen hij terugkwam na vele jaren en erg onbezonnen gedrag, werd hij door zijn vader toch met open armen ontvangen! (Lucas 15: 11-32) Een leerzaam verhaal.

Aldus gebeurde nu bij ons: Jasper was er ineens weer. Wat hebben we zijn gezellige vrolijkheid lang moeten missen. “Blijf je nu komen Jasper?” “Ja, zeker weten!”  “Ja , dat heb ik je al eens eerder horen zeggen en daarna nooit meer gezien!” “Nee, maar nu wel!” 

Zijn bezoek was niet alleen een feest van herkenning, maar ook zeer nuttig. Want ook Arend Schuur was er weer. Hadden wij een tegenstander voor hem? Ja, Jasper dus. Voor mij was Schuur eindelijk ook een feest van herkenning. Na zijn: ‘Je was een klant van mij!’ en na nog wat informatie, wist ik het ineens wel weer heel goed. Ja, dat was waar ook, hij was ooit voor ons een vertrouwenwekkende redder in nood bij problemen met onze geliefdste huisgenoten. Nu maar hopen dat hij ook een redder in de ledennood wordt voor ons clubje!

De partij hierboven was zeer boeiend. Arend had een stuk gewonnen, maar Jasper was erg slim bezig met penningen (hulde!) en ik begon me af te vragen of wit die materiële voorsprong wel zou kunnen handhaven. Hoewel dat inderdaad niet lukte, zag wit wel kans om op zijn beurt slimme vallen op te zetten, en uiteindelijk overtuigend te winnen.

Verder nog iets aardigs te vertellen?

Martin speelde met zwart het Marshall-gambiet in het Skandinavisch. En dat is er een uit mijn eigen repertoire. Leuk voor mij dus. Ik speel het nog steeds veel op internet. Als ik zeker weet dat ik sterker ben dan mijn tegenstander. Want heel erg gevaarlijk is het eigenlijk niet. Je loopt het risico dat wit al gauw de boel saai en tam maakt. Maar toch wordt het ook vaak leuk. Nu ook wel. Voor Martin althans.

Gerrit houdt niet zo van gambietpionnen en verdedigde zijn pionnetje dan ook niet, maar wellicht is dat hier maar het beste. Maar dan moet je wel gebruik proberen te maken van wat meer invloed op het centrum wegens het tempoverlies door terugwinnen van die pion met Pxd5.

  Gerrit – Martin (4…Pc6)

Hier is echt actief 5. c2-c4 het beste. 5. …  Pf6  6. Pc3  en als de zwarte dameloper buiten de pionnenketen komt volgt meestal  d4-d5, en als zwart  6. .. e6 speelt ontwikkelt wit rustig verder, maar dat d5 blijft er wel in zitten.

Maar Gerrit houdt het liever rustig in de tent met  5. c2-c3. Maar dan heeft zwart weinig last meer van zijn zet achterstand. En kan langzaamaan op de wat ingewikkelder stellingen aan gaan sturen waar Martin zo van houdt.



Een miniatuurtje dus!

Bert tegen Ab was een demonstratie van hun beider stijlen.

Bert rustig, voordeeltje binnenhalen en dan rustig uitbouwen met kleine dreigingen. Ab met eigenaardige opvattingen over het gebrek aan waarde van de rochade en meestal zoekend naar mogelijkheden om achter de door hem vastgeschoven pionnenstelling zijn stukken zo weinig mogelijk bewegingsvrijheid te gunnen.

Ab speelt een Pirc en Bert de ‘Oostenrijkse variant’ met f4. Het kan scherp worden als je tegenstander niet erg op de hoogte is. Er zijn meer scherpe varianten voor wit, bijv. met lange rochade,  f3  , g4,  h4 en snelle pionnenstorm richting de koningsstelling. Ik speelde zelf ook graag met f4.

  Bert – Ab (4.Pf3)

Ab is uiteraard niet erg op de hoogte en speelt 4. … e6? Dat is te defensief, te passief. Het scherpste is hier 4. … c5!  5. dxc5 Da5+ 6. c3  Dxc5  Ook na 6. Ld2 Dxc5.

Na 4. ..  e6 staat wit wat beter. En zeker als zwart dan een m.i. ook typische Ab-zet doet bij zet 6. :

  Bert – Ab (6.0-0)

6. …  f6 ? In strijd met de ‘wet’ dat je je koningsstelling zo gaaf mogelijk moet houden en je stukken daar snel ontwikkelen  en vlot rocheren.  Hierna staat wit al echt goed en je kunt aan Bert wel overlaten om nu langzaam de touwtjes aan te halen.

Na zet 29 staat het zo:

Bert Ab (29Tef1)

Frappant voor Ab’s stijl vind ik het grote aantal pionnen op de 6e rij, en de mede daardoor benauwde ruimte voor veel zwarte stukken, en die vastgeschoven pionnen op de damevleugel. Alleen wit kan echt tot actie overgaan. En dat gaat spoedig gebeuren, als wit c4 gaat spelen. Daarna heeft Bert niet heel veel zetten meer nodig.

Paul speelde tegen Ron m.i. een soort Reti: beide lopers fianchetteren en zwart voorlopig het centrum overlaten en na ontwikkeling dat centrum alsnog aanvallen. Maar dat luistert wel nauw en als wit zover is, is hij eigenlijk te laat. Beter c4 bij zet 13 dan bij zet 15.

  Paul – Ron (15.c4)

Nu wordt 15 ….  d5-d4 lastig voor wit. 16. exd4 exd4 en die pion, hoewel geïsoleerd, wordt een lastig obstakel in de witte veste. En na enkele zetten zal blijken dat bijna alle zwarte stukken er goed bijstaan, en wit wat zorgen heeft over de mogelijkheden van zijn dameloper en zijn paard.

 Paul – Ron (20.Df3)

En het wordt er in de komende zetten niet beter op:



Hoewel Ron nog de allersterkste verderop even mist, drijft hij toch wit zachtjesaan tot wanhoop. Die heeft er na 31 zetten geen zin meer in om als kop van Jut te gaan dienen.

Tot volgende week.

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden.