Na u te hebben vermoeid met
de vreemde vogel Joseph Diemer himself in BDG 1,
de Euwe-variant 1. d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3(!) Pf6 4. f3 exf3 Pf3 e6 in BDG 2 en 3
de Boguljubov-variant 1. d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3(!) Pf6 4. f3 exf3 5.Pf3 g6 in BDG 4
de Teichman-variant 1. d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3 Pf6 4. f3 exf3 5. Pxf3 Lg4 in BDG 5 deel 1,2
de Lemberger variant 1. d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3(!) 3 … e5 in BDG 6
de Vienna (Weense) variant 1. d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3 Pf6 4. f3 Lf5 in BDG7
kom ik nu toe aan de varianten die m.i. het lastigst zijn voor wit. Dus zwartspelers die na 1. d4 vaak d5 antwoorden: o p g e l e t! Dit is ook van belang voor het zwarte repertoire. (Als u 1. d4 met d5 beantwoordt.)
Ik heb niet zo lang geleden nog maar eens een boek gekocht over het BDG. (Mijn zevende!) Wat gerecenseerd werd als degelijk en betrouwbaar. ( ‘The Blackmar Diemer gambit’ van Christoph Scheerer, 2011) Ik had zelf al na enkele honderden eigen partijtjes het idee gekregen dat het de varianten met 4. .. Lf5 (Vienna, zie vorige aflevering) of 5. … Lf5 (Gunderam) of 6 …. Lf5 (Ziegler) zijn die lastiger zijn voor wit, veelal gecombineerd met c7-c6. . Tot mijn genoegen vond ik nu bij Scheerer dezelfde gedachte.
Nu eerst maar de Gunderam-variant.
- d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3 Pf6 4. f3 exf3 5. Lf5
Gunderam (1904-1992) hield zich zijn halve leven bezig met schaakopeningen. Hij vluchtte in de 50-er jaren uit het communistische Oost-Duitsland naar de Bondsrepubliek. Hij heeft ontelbare partijen correspondentieschaak gespeeld met Diemer. Hij wilde diens gambiet weerleggen. Dat is niet helemaal gelukt. (Diemer schaakte wat beter dan Gunderam.) Maar het leverde veel moois op.
In 1961 verscheen zijn boekje “Neue Eröffnungswege”, dat ik toen kocht, omdat er natuurlijk ook een hoofdstuk aan de Diemer was gewijd. Daar bestond toen nog weinig over. Alleen Diemer’s eigen “Vom ersten zug an auf Matt” (1957, bij de Nederlandse uitgever/schaker Ten Have!), maar die vond alles van zichzelf geniaal, dus daar moest met reserve naar gekeken worden.
Hoewel ook Gunderam’s analyses volgens de kenners nogal wat fouten bevatten, was één ervan ineens wereldschaaknieuws. Ik bezocht het Kandidaten Toernooi 1956 in Amsterdam. Ik was als 19-jarige net wat serieuzer begonnen met de schakerij. In dat Kandidatentoernooi 1956 deden heel sterke schakers mee, immers allemaal flink op weg naar het wereldkampioenschap. Grote namen als Bronstein, Smyslov, Keres, Spassky, Petrosian, Szabo. Tijdens mijn aanwezigheid ontstond er ineens grote commotie. De Tsjech Dr Filip stond al na 10 zetten met wit slecht in zijn KoningsIndisch –vierpionnenspel. Dacht men. Maar hij bleek de theorie veel beter te kennen, want al na 19 zetten moest tegenstander Szabo opgeven. Op dit niveau natuurlijk een zeldzaamheid. En die theorie die bij alle andere supergrootmeesters nog niet bekend was, had Filip opgepikt uit een publicatie van een schaker van het derde garnituur: ….. ene Gunderam!
Met de echte Gunderam-variant van het BDG heb ik zelf nauwelijks ervaring, want die was mij te ingewikkeld. Ik omzeilde hem liever.
In de vorige aflevering schreef ik over de Vienna-variant, waarin zwart al op de vierde zet Lf5 speelt.Dat is m.i. wat te vroeg. Beter eerst toch maar op f3 slaan. Dan sta je met zwart tenminste een echte pion voor. 4. …. exf3 5. Pxf3 Lf5
Eerst die loper buiten de pionnenketen, en daarna e6. En die loper op f5 helpt zwart zich te verdedigen tegen witte aanvalsplannen tegen zijn kort te rocheren koning.
Diemer speelde hier zelf meestal 6. Pe5 met nota bene de bedoeling 6. g4 en zelfs ook nog spoedig g5. Dat was mij te ingewikkeld en te gewaagd en dus speelde ik altijd 6. Lc4. Ergens aanbevolen gezien voor als je te bang was uitgevallen of je geheugen niet goed genoeg was voor het echte werk. Ik schrok toen ik gisteren bij Scheerer las: : “6. Pe5 Wit heeft hier geen betere zet !! 6. Lc4 is op z’n best inaccuraat! Want na 6. .. e6 heeft zwart alle voordelen van de Ziegler-verdediging” . (ES: die Ziegler komt nog in de volgende aflevering) En “6. Ld3 wordt veel gespeeld maar ik (Scheerer) geloof er niet in.” Begrijp ik (ES), al was het maar omdat je je koningsloper, die zulke leuke aanvalsmogelijkheden in zich heeft, niet al zo vroeg onnodig wilt ruilen. Maar de ‘normale ‘ voortzetting 6. Pe5 leidt tot zulk ingewikkeld spel dat ik het toch voor wit niet kan aanraden. Temeer niet daar er een gerede kans bestaat dat de zwartspeler die deze opzet kiest er wel veel van weet! Ik adviseer wit dus toch maar goed naar BDG9 (Ziegler) met 6. Lc4 te kijken. In de boeken trof ik behalve 6. Ld3 ook nog aan 6. Ph4 en 6. Lg5 Er valt daarmee best nog genoeg te schaken, al zijn ze dan volgens Scheerer wat minder sterk. Om dat te laten zien zal ik er om te beginnen verderop wat kennismakingsmateriaal van tonen. (Later wat meer in BDG8, deel 2.) Troost: erg vaak zult u die enge Gunderam niet tegenkomen. Mij is het nog nooit overkomen.
Ik zal dus eerst van 6. Pe5 alleen een enkele variant laten zien. Omdat het zo verschrikkelijk leuk is. Wie ernaar haakt deze onvoorstelbare feestvoortzettingen op zijn bord te krijgen moet het boek van Scheerer maar kopen. En de 26 dikbedrukte pagina’s die hij eraan wijdt maar doorworstelen. Ik kan me goed kan voorstellen dat wit er maar niet aan begint, Maar ook zwart niet. En zich ook maar concentreert op de (nog te behandelen) Ziegler.
Na 6. Pe5!
Volgens Scheerer en PowerBook heeft zwart nu 2 goede zetten en 5 mindere. Beetje goed : …. e6 (meest gespeeld) Heel goed: 6. …. c6 Niet zo goed: 6. …. Pbd7 6. ….. Lg6 Slecht 6. …. Pd5 6. …… h5
Hier alleen maar de meest gespeelde en ingewikkeldste variant. 6. … e6
7. g4!
Hier is ook wel 7. Df3 gespeeld, maar dat haalt niet veel uit na 7. … c6! 8. Le3 Pbd7 9. 0-0-0 Dc7! 10. Lf4 Ld6 11. Te1 0-0-0 [iets beter voor zwart]
Wel moet je met wit even in de gaten hebben dat na 7. Df3
10 … Dxd4 kan. Maar dat is niet moeilijk voor wit : 11. Lb5+!
Terug naar de hoofdvariant: 7. g4
Toch maar een voorbeeld. Voor de lol!
Het zal u inmiddels wel beginnen te dagen waarom ik de echte Gunderam-varianten niet aanraad. Dit hierboven is slechts een greep. Er zijn hier nog veel meer varianten mogelijk. Het nadeel van de beste aanpak van de Gunderam is dus die enorme hoeveelheid tactische mogelijkheden. Vooral doordat wit zijn rochade opoffert. Dat kunnen wij eenvoudige zielen echt niet allemaal onthouden. Daar is voor een eenvoudige amateur van de onderbond nhsb echt niet aan te beginnen.
Hieronder enkele voorbeelden van een wat tammere maar beter te onthouden aanpak. Om die wat uitvoeriger te laten zien heb ik een Gunderam, deel 2 bedacht. Dat komt later.
Met 6. Lc4
Uit eigen keuken: ES-Hdw, 2014
Met . 6. Ld3
2 (oudere) computerprograma’s tegen elkaar:Fritz 6 – Travel Expert
Met 6. Ph4Peters – Walcheren 1956
Met 6 Lg5 Schmidt- Dedun, corr. 1996
Met 6. h3 Kelly-Bobhill, 1998
Dus je kunt ook op eenvoudiger wijze nog wel winnen van de Gunderam. Volgende keer nog wat diepere analyses van enkele wat mindere varianten, die m.i. toch goed als bestrijding van die engerd kunnen dienen. Daar hebben wij Rentokill niet voor nodig.
Volgende keer meer.