op verzoek van Eddy. Om maar met de deur in huis te vallen; de sfeer was prima gisteravond in het gezellige Onder de Linden. Er werd een leuke variant van het schaken beoefend, het zgn doorgeefschaak. Hierbij speel je in tweetallen en kun je, binnen zekere restricties, stukken aan je buurman (of buurvrouw) doorgeven. Dus je zal af en toe echt iemand drie keer moeten verslaan omdat die schijnbaar ondekbare matdreiging toch onverwacht door het verschijnen van een nieuw stuk gepareerd kan worden.
Voor aanvang ontstond er nog een soort veiling bij opbod en afslag omtrent de bedenktijd. Velen vonden een bedenktijd van 10 minuten wat heftig en uiteindelijk riep de veilingmeester ” Wat zegt u? 20 minuten?” Verkocht!
En zo werden in een prima sfeer allerlei boeiende partijen gespeeld, waarin onder andere de tegenstander van een topspeler van de vereniging (ik noem geen namen!) al tijden op de pijnbank had gelegen, deze net voor het mat steeds een toegeschoven stuk kon tussenplaatsen, totdat er hoop aan de horizon gloorde en hij zijn tegenstander kon aanmoedigen: ” je hebt nog twaalf hele seconden om het mat te vinden!”. En vlak voor het mat viel inderdaad de vlag. Maar dat geluk was niet altijd voor hem weggelegd. In ieder geval een leuke schaakvariant waarbij de leden, al dan niet tijdelijk bevrijd van werk – of huiswerk verplichtingen, in een ontspannen sfeer kunnen genieten. Ik zou zeggen: Geef het door! En Mink speelde ook behoorlijk goed gisteravond!
Thomas schreef een mooi verslag van zijn 2e lesavond.
Onder het varen van ons team alvast een verhaaltje, geheel vrijblijvend uiteraard over afgelopen maandag. Ik had het maandagavond relatief wat gemakkelijker, want Ron kreeg de gelegenheid voor mijn praatje een leuke openingsvariant te laten zien. En dat was zeer boeiend met veel fantastische aanvalsvarianten. Ook was er heel enthousiaste inbreng vanuit het publiek dus , verrassend,liep dat iets meer uit dan gepland. En het was leerzaam en daar gaat het tenslotte om. Na het innemen van , overigens geheel legale chemische substanties, was het tijd om deze “coup” te beëindigen. Overigens bedankt voor je inbreng, Ron! Ik denk zeker dat het een bruikbaar idee is. De avond ging in principe over eindspelen en aan de hand van studies van voornamelijk Timman (zie de serie Schaakwerk-boeken) passeerden bekende eindspelen de revue zoals Koning en Dame tegen Koning en Toren, matgeven met loper en paard en pionnen eindspelen met verrassende reddingen . Zo is in het eindspel K+D versus K + f-pion in uitzonderlijke gevallen ook remise te bereiken als de pion pas op de 3e of 6e rij staat. Over het matgeven met loper en paard ga ik iets geks zeggen : ” zie Jeugdschaak”. Daar staat namelijk de matvoering in die door Cheron is bedacht. Vanuit de meest ongunstige positie duurt het zo’n 35/36 zetten om mat af te dwingen. En er is weinig ruimte voor dwaalwegen gezien de 50-zetten regel. O.a. KNSB-spelers heb ik zien falen en zelfs kandidaatmeesters en in een enkel geval een grootmeester in tijdnood, dat wel. Het is belangrijk om te weten dat de matvoering alleen kan worden afgedwongen in de hoek met de kleur van de loper. In de verkeerde hoek kan het alleen gebeuren als de partij met de koning blundert.
Over het eindspel Dame tegen Toren bestaat het idee dat dat erg simpel is. Een bijzonder verhaal dat ik een keer las, was dat Anatoly Karpov(!) ooit eens tegen een computer naar dit eindspel afwikkelde in de verwachting dit snel te zullen winnen Echter, zelfs tegen een computer uit dat tijdperk bleek deze taak een stuk moeilijker dan verwacht, en als ik mij goed herinner uiteindelijk binnen de gegeven tijd niethaalbaar.
We hebben overigens ook nog gezamenlijk vanuit een remisestudie bij een alternatieve voortzetting de matvoering met loper en paard geoefend. Het kan geen kwaad dit bij tijd en wijle te oefenen voor het zeer onwaarschijnlijke geval dat je voor promotie of voorkomen degradatie van je team dit eindspel moet winnen! “No pressure, maar het zou wel fijn zijn als we weer een schaakklok rijker zijn”.
Inmiddels is het team dus begonnen om niet “mat op het wad” te gaan en zal ik op een later moment nog wat verhelderende plaatjes na leveren. En al doe je er helemaal niets mee, ook goed natuurlijk, dan heb je in ieder geval een sfeerverslag. Verder waren er iets minder deelnemers dan de vorige keer, o.a. door werk- en studieredenen, maar het enthousiasme was er niet minder om!
Deze keer pakte Ron de handschoen op met het geven van de simultaan. Simultaan geven is toch wel een aparte tak van sport, ook voor (groot)meesters, denk. Je kunt het op een aantal manieren aanpakken, zo denk ik zelf dat het tempo vasthouden in de eerste fase handig is, en er komen altijd een paar moeilijke borden. En dan de afweging als je er een aantal gewonnen hebt: Moet je daar nog veel tijd insteken of ze maar “laten gaan”? Met de kans op een overall redelijk tot goed resultaat. En dan zijn er de behoedzame spelers. Zo was er een jaarlijkse simultaan op het dorpsplein (de Kuil) in Heemskerk, georganiseerd door Excelsior (inmiddels opgeheven, evenals de simultaan. Peng gaf de simultaan en het begon vroeg in de middag. Ook had ik mij opgegeven voor een buurtbarbecue die om zeven uur ’s avonds zou beginnen. Tijd genoeg dus om een en ander te combineren. Dat bleek lelijk tegen te vallen. Tergend langzaam deed ze haar rondjes en geleidelijk vielen er wel een paar “slachtoffers” maar uiteindelijk rond de klok van zes met nog aardig wat tegenstanders overeind , zag ik mij genoodzaakt in een voordelige stelling remise aan te bieden. Wel een hele gezellige barbecue gehad, dat wel! Tegen Anish Giri heb ik een keer meegemaakt, nadat ik redelijk kansloos verloren had, dat het ook anders kan gaan. Er waren nog enkele borden over en de stelling bekeken hebbende, leek het me even een goed plan om alvast wat boodschappen te halen. Er waren stellingen bij die behoorlijk lastig leken. Echter na terugkomst uit de supermarkt waren alle borden opgeruimd en was het slotpraatje al bijna begonnen…
Nu mijn partij:
We zaten in een opening die voor een handvol spelers van onze club bekende kost is. Tiem zetten theorie, toen had zwart een keer 10.. 0-0 gespeeld, wit won toen.
Ron – Thomas (10.Pe4)
10 … Pxe3 Wat Ron speelde, deed denken aan wat Marc tegen me speelde aan het eind van vorig seizoen. Ook nu was ik blij tegen Ron hem een dubbelpion te bezorgen maar had in mijn achterhoofd wat twijfels omdat ik destijds tegen Marc licht in het nadeel kwam. De open f-lijn kan een belangrijke troef zijn voor wit en ik had nog steeds niet gerocheerd. Ook overwoog ik 10. f5 maar het blijkt dat na 11. Pc5, Pxe3 12. Pxe6, Pxd1 13. Pxd8, Txf8 14. Tfxd1 licht in het voordeel is , volgens Stockfish een halfje in de plus.
Zwart pakte met 12. Lc5 enthousiast de diagonaal a7-g1 zeker met het oog op penningsmotieven, echter wit blijkt hier volgens de engine een kans te hebben . Het verrassende 13. d4!, exd4 14. Pa4, Le7 15. exd4 levert ongeveer gelijk spel op . Een zet later zelfs kwam er nog een kans. voor deze manoeuvre,
Ron – Thomas (13…f4)
maar 14. gxf4, exf4 15. d4 had zelfs voordeel opgeleverd (plm +1,5). In een “een op een” is de kans dat je zoiets vindt natuurlijk beter , er wachten meer partijen en in tegenstelling tot een dorpsplein kent een schaakzaal wel sluitingstijden! Hierna kon de witte pionnenstructuur op de koningsvleugel verder worden aangetast. Ron bleef wel een tijdje staan (hij heeft strategisch veel inzicht maar tactisch ook vaardig) maar de gecombineerde penningen gaven zware druk op de witte stelling. Ik wil nog even toegeven dat ik in mijn vooruit berekening nog nadacht over een voortzetting met Tf6-g6 echter dat kost dus de dame. Terwijl ik daarvoor de oplossing Taf8 in gedachten had, zag Ron die aan zet was geen kans meer zich te bevrijden en gaf zich gewonnen.
Ron – Thomas (21…Dg5)
RON:
Simultaan geven valt echt niet mee, zeker met zo’n klein krachtsverschil en net na een griepvaccinatie. Tegen Thomas speelde ik Engels. We hadden samen al eens naar de variant met e5 en vervolgens een snel d5 gekeken. Hij was zo sportief die weer te spelen. Maar na mijn Le3 week hij nu af met gelijk Pd5. Dat was slim, want na ruilen op e3 kwam ik vervolgens in de problemen met een penning op die diagonaal. Ik stond op gegeven moment helemaal vast en zag hoe hij kon vervolgen. Dat ziet hij natuurlijk ook, dus opgegeven. Tegen Marc maakte ik in de opening een essentiële fout. Ik verloor daardoor een pion. Vervolgens mij nog redelijk teruggevochten. Het eindspel met een pion minder, we waren toen als laatsten over, zag ik niet hoe ik moest houden. Tegen Frank ook Engels, maar met een heel andere partij opstelling. Daar bleven we aldoor in evenwicht. Remise. Martin speelde Caro-Kann? Ik koos voor Panov-aanval. Ik speelde echter vervolgens foutief Db3 en zag vervolgens stukverlies over het hoofd. 0-1. Dat zou me trouwens die avond meer gebeuren. Want Chris veraste mij met c4 in de Benoni. Ik had groot voordeel kunnen krijgen, maar na een foutieve opstelling mijnerzijds, zag ik ook hier stukverlies over het hoofd. Lekker begon ik dus niet met de simultaan (twee nullen). Joris moest helaas vroeg naar huis. Ik had een goede aanvalstelling met loperpaar. Remise gegeven, materiaal was nog gelijk. Tegen Hugo probeerde ik het weer eens met b3. Ik kreeg een solide stelling. Maar na een afwikkeling zag ik niet hoe ik mijn kleine voordeeltje kon verzilveren. Remise dus. Tegen Ab speelde ik slordig. Materieel bleef het gelijk, maar hij stond zeker beter. Remise aangenomen (Ab moest naar huis). Mink moest ook eerder naar huis. Die kwam echter niet lekker uit zijn Benoni. Pionverlies en op eind ook nog kwaliteit kwijt. Winst. Tegen Gerrit wel lekker gespeeld. Ik had volgens mij ergens een pion kunnen winnen. De opstelling die ik koos kon hij verdedigen. Remise. Tegen Peter mijn beste partij. Na schijnoffer op e5 kwam ik goed te staan. Hij kwam er niet meer uit. Winst. Ook tegen Wouter in Benoni stond ik niet verkeerd. Hij zag daar stukverlies over het hoofd.
Al met al best een pittige, maar toch leerzame avond weer.
Thomas gaf les. Hij koos vanavond als onderwerp: het pionneneindspel.
Eerst de kwestie remise of winst met K+p tegen K. , met de essentiële zijsprongetjes naar ‘de oppositie’, en ‘het magisch vierkant’ bij de jacht op de rennende vrijpion. Nuttig! Ook voor de mensen die dit wel ooit bestudeerd hadden. Voor hen een goede geheugen-opfrisser.
Daarna een bekende wonderbaarlijke studie van Reti, een schijnbaar totaal verloren stand voor wit, die toch te redden is.
En tenslotte het moeilijkste onderwerp van vanavond: een stelling uit de match Fischer-Spasski 1972. 10e matchpartij.
Zwart staat een kwaliteit achter, maar heeft goede compensatie. 2 verbonden vrijpionnen. En een pion meer.
De partij werd gewonnen door Fischer (wit) , maar Spasski had het beter kunnen doen. Wat destijds door grootmeesters in de schaakbladen werd gesuggereerd. (computerprogramma’s bestonden nog niet)
Een leerzame avond. Thomas had zich goed voorbereid. Goede stellingen gevonden, en duidelijke uitleg.
Ik vond wel het slot van de scéance wat rommelig worden. Naar mijn smaak wat te veel luide en snelle bemoeienis van enkele gasten en voor de eenvoudige schaker te weinig tijd om rustig na te blijven denken. De analyses gingen zo ver de diepte in, dat ik dan geen stuiver meer gaf voor de juistheid ervan. Maar daar kon Thomas natuurlijk niets aan doen. Duidelijk werd zo wel hoe moeilijk eindspelen kunnen zijn.
Ik zit al een poosje te wachten op de dood. Nee, niet van mezelf, maar van een of andere schaak-grootmeester die ik ooit met belangstelling volgde in zijn en mijn betere jaren. Kan ik weer eens een necrologietje schrijven. Zoals destijds over Bronstein, en Kortsnoi, Averbach, Taimanov o.a. Een reden om je weer eens lekker in de schaakhistorie te verdiepen. Herinneringen ophalen aan door mij bewonderde en gevolgde schaaktalenten. Ik vond daartoe wel vaker een ander excuus: een boek in mijn kast, een nieuw, net verschenen boek, een opvallende toernooiwinst, enz.
Nu zag ik dat New in Chess een aanbieding had : een boek over Boris Spassky, als ebook, ‘Spasky’s best games’, voor 9,00 €.
Kooppie toch!? Een ebook is op mijn tablet voor mijn kippige ogen te vergroten, en met speelbare diagrammen. En ja… Spassky is nog steeds niet dood, maar hij is wel ene Spassky! Dus erg interessant! Dus ben ik bezweken! (voor dat boek bedoel ik) Want dan zou ik over Spassky kunnen schrijven. Of heb ik dat al eerder gedaan? Geen idee! Het geheugen is ook niet meer wat het nooit geweest is. Zoeken op onze site. Ik kon teruggaan tot 2014. Wat ik daarvoor deed niet meer terug te halen. Tjonge! Ik schreef eerder ook over Talj, Fischer, John van Mil, Carlsen, Seirawan, Larsen, Lodewijk Prins, Donner. Onder andere. Nee, niet over Spassky, hoewel die natuurlijk bij Fischer wel even aan bod kwam.
Toen ik 20 was, en nog maar net serieus met schaken bezig, was Spassky al veel in het krantennieuws. Iets jonger dan ik, maar nu al grootmeester. Toen de jongste ooit.
Een mooi voorbeeld van zijn speelstijl, al op zijn 14e:
Yakov Estrin – Spassky (1951)
Hij was jeugdwereldkampioen,en al finalist in het kampioenschap van Rusland. En die met jeugdige overmoed stukoffers niet schuwde. En gevaarlijke, soms dubieuze openingen speelde, zelfs tegen de allersterksten in die tijd. Hij won bijvoorbeeld met nieuwe eigen vondsten met zijn geliefde Koningsgambiet van niemand minder dan Bronstein.
Spassky-Bronstein (1960)
In 1956 deed hij mee in het kandidatentoernooi in het Minervapaviljoen in Amsterdam. Daar ging ik natuurlijk eens kijken. De winnaar zou de wereldkampioen (Botwinnik) mogen uitdagen. Waar zit die Spassky nu? Op het podium, vooraan, helemaal rechts. Ik zie het nog voor me.
Een jong ventje nog. Helaas voor mij won hij niet, en was het een rustige partij. Geen offerspektakel waar je natuurlijk op hoopt. Te zien op zo’n demonstratiebord, dat door bijna geluidloos rondrennende bordenjongens werd bijgehouden. Toen het toernooi voltooid was, was Smyslov de winnaar. (En het jaar daarop de wereldkampioen) En ventje Spassky, net 19 geworden, werd gedeeld derde! Slechts een halve punt achter nr 2, Paul Keres. En liet zes gevestigde kopstukken achter zich: waaronder nota bene Bronstein, Petrosjan, Geller.
Later volgden er veel successen in kampioenschappen, toernooien, matches. In 1956 dacht men al dat Spassky de nieuwe wereldkampioen zou worden. Maar dat duurde nog wel even. In 1966 was hij zo ver dat hij wereldkampioen Petrosjan mocht uitdagen. Maar dat verloor hij nipt. In 1969 had hij zich opnieuw geklasseerd voor zo’n match met die man en nu won hij wel. Hij was wereldkampioen. Maar niet lang. In 1972 verloor hij in die geruchtmakende match met Bobby Fischer. Daarover schreef ik eerder, naar aanleiding van een boek van JanTimman (The unstoppable American) . Algemeen werd verwacht dat hij door deze afgang wel als schaker uitgepraat zou zijn. Maar dat viel mee. De strafmaatregelen van de dictatoriale Russische overheid en dito schaakbond bleven beperkt. Tegen de verwachting in mocht hij toch nog deelnemen aan toernooien in het buitenland, en bleef -hoewel minder- van de USSR financiële steun ontvangen. In een interview vertelt hij dat hij het verliezen van de wereldtitel eigenlijk als een bevrijding heeft ervaren. Als wereldkampioen had hij zoveel verplichtingen dat hij het niet leuk meer vond. Na 1972 was hij een poosje zijn schaakkracht kwijt, maar al spoedig keerde die terug. In 1973 won hij alweer met overmacht een sterker dan ooit bezet toernooi om het kampioenschap van Rusland. Hij bleef de sterkste, sterker dan alle deelnemers, dat waren oude of toekomstige wereldkampioenen: Smyslov, Karpov, Talj, Petrosian, en sterke candidate- worldchampions als Keres, Kortchnoi, Taimanov, Svesnikov. Die laatste zei ooit: ‘Dit was geen toernooi, maar een nachtmerrie’. Die verloor met zijn eigen zo succesvolle Svesnikov-variant nogal desastreus van Spassky in 23 zetten.
In 1975 ging Spassky alweer op weg om de wereldkampioen te mogen uitdagen en zich te revancheren. Hij won zijn eerste kandidatenmatch met Robert Byrne.
Hieruit een mooi voorbeeld van zijn moed om minder sterke zetten te doen omdat die tactische mogelijkheden bieden.
Hij was daarna nog een paar keer dicht bij zijn doel, maar dan ging het toch nog mis. Karpov was en bleef de nieuwe wereldkampioen. (Omdat Fischer geweigerd had zijn titel te verdedigen)
Spassky vertrok uit Rusland in 1978 en ging in Frankrijk wonen. Hij bleef wel voor de USSR spelen. Hij brak met de USSR pas in 1984. Die andere supergrootmeester uit de USSR, Victor Kortsjnoi, was al eerder zijn land ontvlucht. Die vroeg in 1976 asiel aan in Nederland, en vertrok in 1978 naar Zwitserland, werd er later staatsburger, en bleef daar wonen en stierf daar ook. Spasski keerde in 2012 wel terug naar zijn geboorteland. En ondanks 2 eerdere beroertes leeft hij daar nog.
Zoals hoort bij het stijgen der jaren nam zijn schaakkracht wel wat af. Maar hij bleef toch lang een geweldenaar, en werd ingehuurd door verschillende professionele teams. Hieronder nog een kort staaltje van nog steeds zijn tactisch vermogen.
Andruet-Spassky Bundesliga 1988
29. gxf3 Pexf3 30. Kh1 Lh3!!
Bessel Kok, voorzitter van de Professional Chess Federation, en zeer gefortuneerd, zag in 1990 kans om Robert Fischer weer uit diens isolement te lokken. Fischer die na zijn wereldtitel nooit meer aan schaak-evenementen had deelgenomen en zich als een kluizenaar nergens meer liet zien, verkeerde financieel in de problemen. Spasskiywas een beminnelijk mens. Hij had de onhebbelijke reacties van Fischer bij hun match in1972 met een korrel zout genomen. Hij had op een gegeven moment na weer een absentie van Fischer de titel kunnen opeisen. Daar drong de Russische delegatie op aan, maar dat deed Spassky niet! Na zijn smadelijke nederlaag en ook wel onprettig gedrag van Fischer zocht hij toch nog wel contact met Fischer. Fischer zocht zelf ook af en toe contact met Spassky. Heel uitzonderlijk. Spassky was waarschijnlijk de enige op de wereld die wist waar Fischer zich bevond. Wessel Kok wist dat Spassky best wel een revanche-match met Fischer wilde spelen, en kwam wellicht via Spassky aan de weet hoe hij die rare kluizenaar kon bereiken. Hij bood die een gratis overtocht naar Europa, verblijf in een duur hotel, f 2500 zakgeld, dure diners, en totale geheimhouding over een ontmoeting, om te komen onderhandelen over een revanche-match met een indrukwekkend prijzengeld voor beiden. En Fischer stemde toe!! De onderhandelingen vonden plaats en verliepen gunstig, ondanks natuurlijk weer allerlei extra eisen van Fischer. Het zou een absolute wereldsensatie worden zo’n revanchematch met wat vaak (nu nog wel) de sterkste schaker aller tijden genoemd werd, maar die nu al acht jaar vrijwel onzichtbaar was. Toch kwam de match er niet! Fischer had zijn tafelgenoten erg doen schrikken van zijn idiote neonazistische theorieën over Joodse complotten, over communistische dreigingen en giftig voedsel. (Een van die paar tafelgenoten was … Jan Timman! Die was ook uitgenodigd. Pas jaren later kwam dat aan het licht. Timman schreef erover in zijn boek ‘Schakers. Portretten’ (2012) in het hoofdstuk over Fischer. ) Bessel Kok was in de race voor een toekomstig voorzitterschap van de Fide en begreep dat zulke akelige uitspraken van een weer in het openbaar verschenen Fischer wel koren op de molen van de pers zouden zijn en dat dat zijn eigen sollicitatie naar dat presidentschap niet ten goede zouden komen. Dus Bessel Kok zag er vanaf.
Toch kwam die revanchematch er wel, in 1993. Een Servische miljonair, Vaziljevic, was bereid er 500 miljoen in te investeren. De herkomst van zijn pecunia was verdacht. En er woedde oorlog in Joegoslavië en de Amerikanen hadden daarom sancties gezet op geld verdienen in Joegoslavië. De schakers trokken er zich niets van aan. Fischer kon het geld goed gebruiken en voor Spassky was ook als hij tweede werd een pak geld ook wel leuk, maar daar ging het hem niet om. Hij hoopte zo te bereiken dat Fischer zou terugkeren in de schaakwereld. Daarom vond Spassky al die extra eisen die Fischer te berde bracht (Fischer-klok, remises tellen niet alleen winstpartijen, partij kan niet worden afgebroken, 7x moesten er voor hen andere borden komen, enz.) allemaal best. Er is wel gesuggereerd dat dat de echte reden was dat hij ook deze revanche-match verloor.
Want na 5 rondes stond hij er prima voor. 3-2 voor Spasski. Fischer had zitten knoeien, was zijn zelfvertrouwen kwijt. Ook de 6e partij had Spasski kunnen winnen.
Spassky won niet. Hij vertelde later dat hij bang was om te winnen. Zijn doel was Fischer weer terug te krijgen in de schaakwereld en hij vreesde dat Fischer als hij zou verliezen niet meer zou komen opdagen. Spassky speelde dus op remise. Maar het gevolg was dat Fischer zijn zelfvertrouwen terugwon en zijn achterstand ging inhalen. Tot het eind van de match won Fischer er hierna steeds 2 en Spassky dan 1. Dus won Fischer na 30 partijen met 10-5.
Nadat Fischer zijn geld had geïncasseerd raakte hij in de problemen, want de Amerikaanse overheid pikte het niet. Hij kon niet meer terug naar de USA, want daar zou hij dus in de gevangenis belanden. Hij zwierf van Zwitserland naar Hongarije, Japan, de Filipijnen, tenslotte naar IJsland. Hij had geen pas meer, en zat wegens een arrestatiebevel van de USA 9 maanden in een gevangenis in Japan. Nergens meer welkom, tot IJsland hem als statenloze een inreisvisum verleende.
Spassky kon met het verdiende geld gemakkelijker gaan leven. Hij hoefde nu niet meer voor zijn beroep te schaken, maar alleen nog voor zijn plezier. En dat gebeurde. Hij speelde een match tegen Judith Polgar, toen op haar top. Ze won met 5,5-4,5. Spasski vond dat niet erg, hij bewonderde haar.
Ik druk hier een partij af die Spasski won en die laat zien hoe ongelofelijk die twee elkaar confronteerden met wild tactisch schaak. Beetje te lange partij voor een artikeltje als dit, maar snel er even doorheen. Zeer de moeite waard.
Spassky-Polgar 1993
Hij bezocht verder minder belangrijke toernooien en was vooral coach, van meesters en grootmeesters. En niet de eerste de beste. Hij werkte zelfs met Kasparov, Kortsnoi, Short, o.a.
Daarna was hij sterk betrokken bij schaakonderwijs in Rusland. Hij stopte volledig met professioneel schaak in 2003. Inmiddels is hij dan 66. Zijn laatste optreden was voor een Franse schaakvereniging die in 2002 de Franse Cup won.
Nog altijd sterk, wat moge blijken uit het volgende fragment ervan: Na welke zwarte zet geeft wit op?
Santo Roman- Spassky 2002
Daarna speelt hij alleen vriendschappelijke partijen. In 2006 krijgt hij een lichte beroerte waar hij goed van aansterkt. In 2010 een zwaardere. Hij laat zich nog wel zien in de schaakwereld, wordt gehuldigd. Bijv. Als hij 80 wordt. Maar dat is het.
Hoe hij er nu aan toe weet ik niet. In ieder geval leeft hij nog. En zijn necrologietje hoef ik straks niet meer te schrijven. Dat ligt nu dus klaar. Beter zo, want wellicht kan ik dat dan niet meer. Die man kan wel 100 worden.
Als al die supergrootmeesters had Spassky een flink openingsrepertoire. Maar hij is vooral uitvinder van belangrijke varianten in de Tarrasch-opening ( 1. d4,d5 2. c4 ,e6 3. Pc3, c5 4. cxd5 exd5 ) , het Koningsgambiet (1. e4 ,e5 2. f4 ) en de Marshall-attack In het Spaans. (Spasskymet wit)
Ik heb me daar ook wel eens in verdiept toen dat een poos erg populair was. Het werd zo gevaarlijk geacht dat er anti-Marshall-varianten ontstonden. (8. a4 of 8. h3 ) De laatste jaren zie je het wat minder in grootmeester-partijen. (Ding speelde het nog)
Ik hoop dat enkelen van u iets aan dit verhaaltje hebben gehad, en dat het verhindert dat ze hun schaakhobby vergeten. Mij heeft het zeker geholpen.
Ik heb natuurlijk maar een kleine greep kunnen doen in alle informatie in dit mooie boek.