Ik beloofde plechtig iets met het eindspel te gaan doen van Matthijs tegen Gerrit. Ik noem dit afl. 2. Voor afl. 1 zie ‘Gerrits Eindspel ‘ bij Schaakdiversen..
Ik oreerde ter plekke
dat dat ‘natuurlijk gewonnen’ was voor Gerrit, nadat hij remise had
aangeboden. En dat ik er iets
leerzaams mee zou gaan doen op de site,
voor de enkele minder geïnformeerden onder ons. Dat gaat nu gebeuren. (Alweer een endspel van Gerrit. Maar dat is
geen toeval, want die stuurt er vaak op aan.)
Hoe de beide heren tot deze stelling kwamen was ook al
interessant. Wit had remise, maar verknoeide dat en had dus moeten verliezen.
Maar dat gebeuren bewaar ik nog even voor een volgende aflevering.
Eerst de eindstelling van Matthijs-Gerrit, dd 16 december 2019. Zwart moet een stelling bereiken waarin de
witte koning naar het promotieveld wordt gedwongen. Dat is Gerrit gelukt. Maar
hoe nu verder? Ik wist het nog wel. Kijk, nu heeft zwart even de tijd om
zijn Koning een zetje dichterbij het
krijgstoneel te halen. En dat grapje moet je net zo lang herhalen tot de zwarte
koning bij pion f7 is gearriveerd. Dan gaat die pion verloren en dan weten we
wel hoe het verder moet.
Bijvoorbeeld zo:
Matthijs – Gerrit Diag2
Enz.
Het
lijkt ingewikkeld maar het is een
systeempje en daar ben je gauw genoeg achter.
Eenvoudig
toch?
Maar
bij het bedenken over hoe het ook alweer precies zat, blijkt -als altijd- ook
dit weer iets ingewikkelder dan ik dacht.
In
een van mijn eindspelboekjes ( Ludek
Pachman: Endspielpraxis im Schach) trof ik een verontrustend voorbeeld aan:
Tot
mijn verbijstering herkent mijn Prof Dr
Ir Komodo de situatie niet. Die blijft volhouden: wit gaat winnen. En Houdini ziet
het ook niet. Fritz14 ziet het wel veel eerder, maar evengoed toch te laat.
Mijn
boekje van grootmeester Pachman is van 1977. Pachman werd nog niet gehinderd
door al dat digitaal tuig. De Fritzen, Houdini’s, Komodo’s bestonden toen nog
niet. Die grootmeesters
van toen moesten het allemaal zelf bedenken!
Pachman schrijft: Echter bij een ‘loperpion’ of bij een ‘randpion’ ( ook dat nog!!) op de voorlaatste rij kan de dame meestal niet winnen, wegens pat.
Maar
hij geeft wel uitzonderingen aan voor deze uitzondering.
Tot
mijn vreugde schrijft hij:
‘Es ist auch klar, dass die Dame gegen einen weit vorgerückten Rand- oder Läuferbauern gewinnt, falls die schwächere Partei neben ihm auch noch einen (oder mehrere) weiteren Bauern hatt.”
Hoera.
Bij mijn ge-oreer op de clubavond twijfelde ik een moment of die andere
vrijpionnen van Matthijs mijn ideeën niet zouden ontkrachten. Ik dacht toen dat
dat wel mee zou vallen. En ja, grootmeester P. stelt dat die andere vrijpionnen
in tegendeel juist bewerkstelligen dat de Dame altijd wint. Ook tegen loper en
randpion, want die extra pionnen maken een patstelling voor wit onmogelijk!
Dus
inderdaad
Gerrit
staat gewonnen! Opluchting. Dat bespaart mij een afgang.
Pachman
geeft nog wat details:
Het pat-verhaal gaat uiteraard alleen op als de vrijpionnenkoning in de buurt staat en zijn vrijpion kan dekken.
Als de ver opgerukte vrijpion nog maar op de 6e rij staat of nog verder van het promotieveld wint de Dame altijd!!
En
hij geeft nog een enkele uitzondering. Maar dat is zo toevallig, dat komt u
toch niet tegen.
Als
u weet wat hierboven staat stijgt uw Elo al met 100 punten.
Hierna ging ik even de zetten zoeken voor een demonstratie van winst van
Dame tegen ver opgerukte vrijpion, op de loperlijn, als er meer pionnen zijn.
(Wat maakt dat het pat-ongeluk er niet meer inzit.) Even aan u laten zien dat
Gerrit gewoon gewonnen stond.
Het duurde wel even. Het wilde niet erg snel lukken. Na een uur geprobeer besloot ik het boekje van Pachman nog een keer open te doen, en ook het desbetreffende eindspeldeeltje van Euwe en ééntje van Keres. Hoe moet het dan , winnen in de stelling van Gerrit? Het moet dus kunnen. Wat overzag ik toch steeds?
Tot mijn verbazing bleek de stelling van Gerrit precies de uitzondering te
zijn (een extra pion op … h4 !! En
nergens anders! ) op de uitzondering (meer pionnen) op de uitzondering
(vrijpion op de loperlijn) op de regel (dame wint tegen vrijpion op 7e rij)
Ik trof de volgende stelling aan. Ook al bij Pachman, maar ik had niet goed
genoeg gekeken! En ook bij Keres, en Euwe.
Hoe is het mogelijk. Is
het echt omdat die extra pion op a5 staat?
Ik probeer het nog eens
met extra pionnen op a6 en b6. Totaal geen probleem. Wit wint!
Conclusie:
Met grote tegenzin moet ik toegeven: Gerrit had alweer gelijk! Net als de vorige keer. Ik denk dat hij de regel niet kende, en niet de uitzondering, en niet de uitzondering op de uitzondering, en niet de uitzondering op de uitzondering op de uitzondering. Gewoon intuïtie. Leverde wel veel leerzaams op. Hoewel ik vrees dat Gerrit door dit voorval nu nog minder naar de theorieboekjes gaat grijpen.
Volgende keer over hoe eigenlijk die eindstelling op het bord kon
verschijnen. Ook leerzaam. Beloofd!
Nou ja, het jaar nog niet helemaal ten einde, maar ons schaakjaar wel. En niet met lawaai van
vuurwerk, maar van luidruchtige overige bezoekers van het café.
Vreemd genoeg leken de schakers zich er niet veel van aan te trekken. Die schenen zich er met gemak doorheen te concentreren. Nauwelijks blunders vanavond. Nou ja eentje, van Peter. Tegen Matthijs. Maar pas na 35 zetten. En bij Peter komt dat niet door het lawaai, maar door Peter.
Helaas ook weinig sensatie vanavond. Ron deed zijn best. Opende notabene met 1. f4.
Hoopte met veel vingerwijzen zijn stukken naar winst te
dirigeren. Maar de stukken wilden niet, Integendeel. Die leken pesterig op verlies af te stevenen. Later op de avond
probeerde hij wanhopig vingergebarend zijn stukken naar remise te begeleiden.
Dat lukte wel, maar vooral omdat Paul bereid was ze een klein beetje te helpen. Ik vond dat gedirigeer zo boeiend dat ik het wilde vereeuwigen, maar toen het echt spannend werd ging het zo snel dat mijn kamera het niet meer scherp kon krijgen.
Paul kreeg het ook niet meer scherp. Dus toch remise.
Frank probeerde het ook wel door zijn Meraner weer van stal te halen. Ik las kortelings: ‘een scherpe, maar ingewikkelde opening.’ Maar dat was geen nieuws voor mij. Voor Bert ook niet, want hij ging er behoedzaam mee om. Liet zich niet tot avonturen verleiden. En dan heeft zwart al gauw gelijkspel. Maar ook geen mogelijkheid voor zwaar vuurwerk. Na afsteken van wat onschuldige sterretjes besloten de heren tot remise. Tot opluchting van onze vingerkunstenaar, ‘Gelukkig kwam Bert tegen een sterk spelende Frank ook niet verder dan remise’. Ron is dus ‘periode’kampioen. Maar met minimaal verschil met nummer 2.
Waar liet een sterk spelende Paul winst glippen?
Ron: “Paul kon heel
sterk d4! spelen gevolgd door schijnoffer Pxe4.
Ron – Paul (16.e4 )
16.e4?
[16.Pd2!?] 16…Pxe4!! 17.dxe4 Lxe2 18.Tf2 Lxf3
19.gxf3 [hopende op ergens tegenkansen langs de open g-lijn)
Ik wilde toen
eigenlijk al opgeven, want mijn stelling was ruïne met pion achter. Toch gek
dat Paul het dan niet weet af te maken. Na loperruil geloofde ik er weer in.
Misschien was gelijk Ke5 i.p.v. h4 wel sterker.”
Waar nam Peter tegen
Matthijs een verkeerde afslag in
vrijwel gelijke stelling (na de hele avond wederzijds heel respectabel schaak.
Wel heeft zwart wat te optmistisch zijn dame en paard in de aanval gegooid, en
moet zwart uitkijken dat zijn dame niet in de problemen raakt, maar het kan
allemaal nog wel)
Wat is een Meraner?
Meerdere sterke oud-wereldkampioenen waren er in
gespecialiseerd. Onder andere Anand .
1 d4 d5 2 c4 e6 3 Nc3 Nf6 4 Nf3 c6
5 e3 Nbd7 6 Bd3 dxc4 (zwart
wacht met slaan op c4 totdat wit Ld3 heeft gespeeld. Dat scheelt een tempo!) 7 Bxc4 b5 8 Bd3 a6 en spoedig laat
zwart c5 volgen.
Herman Grooten beschreef
de opening in zijn serie ‘Begrijp wat u doet’ in het KNSB-blad. Allemaal terug
te lezen bij www.schaaksite.nl/2017/03/29/begrijp-wat-u-doet-het-slavisch-deel-1-o-a-de-meraner/
Hij constateert: zwart heeft aanvalsmogelijkheden op de damevleugel,
maar wit in het centrum. Veelal wordt het dan een spannend gevecht.
Bert-Frank werd een Meraner stelling, maar die
werd bereikt met een andere zetvolgorde. Dat kan dus ook.
Wat was de eindstelling bij Bert-Frank?
Na knap wederzijds spel is de kruitdamp intussen wel een
beetje verwaaid. Zwart heeft dreiginkjes op zijn koningsvleugel aardig in de
hand, en wit heeft wat zorg over zijn geïsoleerde d-pion die flink onder vuur
ligt. Zwart staat derhalve een heel klein beetje beter. Maar na Tc5 blijkt wit
genoeg compensatie te hebben.
21.Tc5
T5d6
[21…Lxd4
22.Pxd4 T5d6 (22…Txc5? 23.bxc5 Dxc5 24.Lc2om de
toren op d1 te dekken, nu zit Dc6 erin) 23.a4] Ongeveer gelijkspel. Terecht remise. Frank zal het zo wel best vinden.
Nee geen spelletje schaak, maar een spelletje spelen bij een
spel schaak. Enkelen maakten er vanavond een spelletje van.
Het zal de lezer van mijn wrochtsels wel eens zijn opgevallen: ik ben een liefhebber van ‘praatschaak’. Het woord zag ik voor het eerst zo’n zestig jaar geleden. Het was de titel van 2 ‘ooievaars’pockets. Die bevatten mooie verhalen over schakers en schaakgebeurtenissen. Ik weet niet meer wie ze geschreven had. (PS Ik heb het intussen uitgezocht. Auteur : Mr Evert Straat ) Maar ik verslond ze. Waarom eigenlijk ? Omdat ze vaak grappige gebeurtenissen beschreven rond mensen waar ik als beginnend clubschaker huizenhoog tegen opzag. Heerlijk om even legitiem een voyeur te mogen zijn in het leven van beroemdheden. Heerlijk om te zien dat lieden als Aljechin, Euwe, Donner,etc. ook maar gewoon mensen waren. Deze geestelijke afwijking ben ik nog steeds niet kwijtgeraakt. Bijna alles wat later op dit terrein verscheen staat in mijn boekenkast. Toen ik in de recente kerstmail van schaakwinkel ‘De beste zet’ las dat er een boekje is verschenen ‘Meine Schachgeschichten’ van Vladimir Hort, ter gelegenheid van zijn 75e verjaardag, had ik maar één gedachte: ‘Dat moet ik hebben. En vlug een beetje!’ Wat daarbij ook meespeelde is dat ik Hort enkele keren als commentator bij een schaaktoernooi heb zien optreden en daarvan genoot. Ik zie hem nog voor me. Een geweldige grootmeester, met heldere analyses, maar toch heel innemend bescheiden en heel geestig. Met die altijd grappige klank van Duits of Engels uit de mond van een Tsjech. Bij een Najdorf op het demonstratiebord : ‘Toebietoe or not toebietoe, zets ze kweztjen.’ Binnenkort zal ik u even laten weten of Hort in dit boekje nog net zo op dreef is.
Even een beetje praatschaak van eigen bodem. Ik zag dat er
spelletjes gespeeld werden. Leuk om ook menselijke trekjes waar te nemen bij de dichtbijzijnde coryfeeën die je bewondert. De manier waarop Bert en Ron de avond
begonnen, vond ik op zichzelf al een spelletje: Bert begint met 1 d4. Ron
verzinkt in een lang gepeins. Veel langer dan strikt noodzakelijk. Hij wist al
uren geleden dat hij vanavond met zwart tegen Bert moest. En de zet 1 d4 kan
hem onmogelijk verrast hebben. OK, hij wil nog even blind bekijken of hij die
ooit voorbereide variant nog wel paraat
heeft. Maar bij zet 1, en zeven minuten lang? En dan …. Ik stel me zo voor dat Bert na 1 … c5 iets
gedacht heeft als ‘ Haha grappenmaker,
dat kan ik ook! ‘ . Die verzonk ook in zwaar
gepeins. Om ook na zo’n 7 minuten te antwoorden met 2 d5. Alsof hij niet al
lang wist dat dat de beste is. Hoeveel
partijen hebben ze al gewisseld met bijv. het Wolga-gambiet? Veel! Het was een poos Ron’s lijfopening toen hij bij ons binnenstapte. Ik ben er dus van overtuigd dat
ik getuige mocht zijn van een onvervalst stukje psychologische oorlogvoering.
Heerlijk.
Tot mijn plezier gebeurde er heel dichtbij gelijk nog
zoiets. Peter speelt 1 e4. Martin legt zijn smartfoon heel even
weg en tuurt naar het bord. En om zich heen. Lang. Heel heel erg lang. Alsof hij voor het eerst achter het bord zit.
Zo lang dat ik verwacht dat hij straks gaat piepen “Meester, mag ik nu ook op
de eerste zet twee vakjes vooruit, of mag hij dat alleen?” Hij speelt na
heel lang nadenken 1 … c5 . Ook
psychologische oorlogvoering? Misschien is hier toch wat anders aan de hand. Ik
denk dat hij nu dingen dacht als : “Ik heb geen zin in Italiaans of zoiets. En
dat krijg ik dan tegen Peter natuurlijk. Is er geen verdacht gambietje? Of is
Peter’s schaak daar nu toch al een beetje te goed voor. Is er geen echte
opening waar ik niet veel van weet, maar Peter misschien nog minder. Of zal ik
toch maar …. “ Ja, dat kan even tijd
kosten. Evenmin denk ik dat het tijdens de partij hervatte langdurig turen op zijn digitale
speelgoed psychologische oorlogvoering was. Hij moest op zijn beurt lang
wachten op zetten, omdat Peter het gauw erg moeilijk vond worden, en Martin probeerde
zo gewoon de verveling te verdrijven. Maar het kan toch op Peter wel zijn
overgekomen als enige minachting voor zijn dappere pogingen om overeind te
blijven.
Toch was Martin m.i.
iets te onzorgvuldig toen hij met
8 … e5 het veld d5 aan wit overliet,
een gezellig veld voor een lastig paard (terwijl het veld d4 door c3 nog wel
voor zwart ontoegankelijk kan worden gemaakt). (diagram verderop) Daar had zwart als hij wilde winnen nog
aardig last van kunnen krijgen. Peter ging goed op weg, maar sloeg ergens een verkeerde zijweg in.
Niet op tijd met c3 een zwart paard d4 voorkomen. En/of met Pd3 de witte
penningloper weggejaagd. En toen stortte zijn stelling ineens totaal in. (‘levend’ diagram verderop) Peter wilde
echter nog even les krijgen over hoe je met een toren meer kunt winnen. Pas
toen hem dat in concreto was toegelicht, gaf hij op.
Was het voor een amateur-psycholoog wegens bovenstaande gebeurtenissen al een grappige avond, ook leuk was de partij tussen Gerrit (zwart) en Matthijs. Gerrit speelde de opening als gebruikelijk met zo weinig mogelijk complicaties, en met de gedachte : Ik weet dat je best tactisch soms aardig uit de hoek kunt komen, maar dat kost me te veel denkwerk, ik houd het overzichtelijk, ik pak je wel in het eindspel. En verdomd, dat lukte ook nog. Hoewel Matthijs de hele partij best beter had gestaan, en Gerrit nergens tot iets leuks had laten geraken, verknoeit hij eigenlijk zijn behoorlijk degelijk avondje schaak in het eindspel, door één verkeerde beslissing. In zo’n hardloop-wedstrijdje: Welke pion promoveert het eerst? De jouwe of de mijne. Nou die van Gerrit dus. Had Matthijs wel de mazzel dat Gerrit toen hij die dame had tegen een zeer ver opgerukte vijandelijke vrijpion niet wist hoe zoiets te winnen. Dat staat in het boekje ‘Eindspel voor beginners’. Maar Gerrit is in het eindspel geen beginner, dus die heeft dat boekje waarschijnlijk overgeslagen. Of misschien vermoedde hij wel dat zijn stelling op winst stond, maar was het een sportief gebaar naar Matthijs. Misschien dacht hij : ‘Je hebt zo je best gedaan vanavond, vooruit maar, remise.’ Of misschien dacht hij: “Ik ben moe, ik wil naar huis.” (zie diagram verderop) Omdat het eindspel me leerzaam lijkt, en we in de club hadden afgesproken aan het eindspel wat meer aandacht te besteden (1,2,3,4 komt er nog wat van 5,6,7,8 we wachten al zo lang ) zal ik zeer binnenkort daaraan een apart artikel wijden. Beloofd!
U ziet dat ik deze avond veel heb zitten denken, aan wat mensen allemaal achter het bord zaten te denken. Wellicht dat ik binnenkort te horen krijg dat sommige van mijn gedachten over hun gedachten echt nergens op sloegen. Nou ja, dat merk ik dan wel. Het was dan in ieder geval goed voor wat praatschaak.
Ron zag toch maar
af van een Wolgagambiet (Benkögambiet) en wilde er een ouderwetse Benoni van
maken. Wat niet helemaal lukt, omdat Bert
kennelijk hem uit zijn repertoire wilde halen door na 4 .. exd5 niet 5. cxd5 te spelen, maar 5. Pxd5.
Waarop zwart het best de paarden ruilt. Het lijkt op dezelfde stelling uit te
draaien, maar dat is toch niet helemaal zo. Het lijkt erop of wit in deze
pionnenformatie wat beter staat mèt paarden op het bord dan zonder. De
ouderwetse BenOni wordt bijna niet meer gespeeld door grootmeesters omdat de stelling prettiger is voor wit. Maar
na de paardenruil is dat minder duidelijk. Omdat kennelijk nu Ron niet meer op
bekend terrein zit, begaat die wel een kleine onnauwkeurigheid, wat Bert met
een verrassende damezet probeert aan te tonen. (zie diagram verderop) Zijn belangrijkste dreiging
is nivellering door een onontkoombare dameruil.
Voor Bert hoeft duidelijk winst vanavond niet. Ron denkt weer heel lang
na. Hij wil wel winnen. Denk ik. Maar dat zal ineens lastig worden. Zonder dame
en zonder rochade. Van de schrik kiest hij van drie mogelijkheden de minste. Dan
zit er voor hem echt niks leuks meer in. Na 10 zetten komen de heren remise
overeen. Bert loopt grinnikend rond. Die vond het ook allemaal wel grappig.
De partij tussen Ab en Frank (zwart) was vanavond het meest een gevecht. Frank leek Frans te gaan spelen, maar maakte er toch maar een Kan-variant van het Siciliaans van. Omdat Ab eigenlijk zich dit keer in de opening heel redelijk opstelde, bleef het lang spannend. Zwart kreeg desondanks wat meer mogelijkheden. Maar had plotseling in het nadeel kunnen geraken na een verkeerde 10e zet, maar ook Ab zag het niet. (zie bewegend diagram verderop) Daarna gaf zwart het initiatief niet meer prijs. Als oppervlakkige toeschouwer dacht ik dat Ab het bij zet 21 toch nog allemaal nog wel een beetje in de hand had. Frank vond echter dat wit moeilijk stond. Ik vroeg het thuis aan de heer K. Die was het volledig met Frank eens. De zwakte in de witte stelling was een achtergebleven pion op de c-lijn. ( zie diagram verderop) Waar zware artillerie tegen werd opgesteld. Bijna volgens een boekje speelde Frank naar de winst. De dreiging over de c-lijn werd benut voor het creëren van nieuwe dreigingen, o.a. via de d-lijn. Er werd een kwaliteit gewonnen. Steeds ontstonden er logisch weer nieuwe dreigingen. De zware stukken vielen binnen. De witte koning stond niet veilig meer (na foutief f4) . Afgelopen. Ik dacht dat Frank geluk had gehad bij het volvoeren van zijn winstplan. Ik zei het ook nog hardop. Maar bij echte analyse met behulp van de heer K. bleek dat onzin. Het was gewoon – afgezien van zet 10 – een heel gave regelmatige winstpartij. Ik zal in het vervolg wat beter kijken voor ik zulke uitspraken doe. Ook beloofd! En tot troost voor Ab: hij speelde niet slecht, maar tegen Frank in deze vorm was hij niet opgewassen. Geen schande.
Wat illustratief materiaal bij bovenstaande:
Bert-Ron Een verrassende damemanoeuvre: Da4!?
(terzijde : alleen mogelijk omdat die paarden Pc3 en Pf6 eraf zijn)
8. Lg7 [Hier wachtte wit even op, want nu kan die loper niet meer naar e7 en dus wordt dameruil nu onvermijdelijk!] 9.Da4+ !! [9.Pf3!?] 9…Ld7 [de een iets beter dan de andere maar dameruil is niet te voorkomen] [9…Pd7!?; 9…Dd7!?] 10.De4+ De7 [enz.] Dus maar remise gegeven.
Peter-Martin
Het belangrijke veld d5:
8. … e5? Een veel
voorkomende pionformatie. Ik leerde al heel jong uit een boekje van Euwe dat in
soortgelijke stellingen het lastig kan worden dat veld d5 beschikbaar komt voor
paard of loper, terwijl op veld d4 een zwart stuk niet welkom is wegens
verhindering door c3. Toegegeven,
tegenwoordig zie ik toch wel eens Siciliaanse partijen waarin zwart dat aan
zijn laars lapt, maar toch …. Ik houd er niet van.
Het instorten van de witte stelling door een kleinigheid: Stelling na 12. Pd5
Matthijs-Gerrit
De eindstelling. Gewonnen voor zwart m.i. Maar remise gegeven. Stelling is ontstaan na een verkeerde aanpak van wit die minstens remise had kunnen houden. Maar over dat alles later veel meer! Beloofd.
Een klein charmant missertje bij Ab-Frank:
Ab –
Frank Diag
Hierna
de stelling die ik verkeerd beoordeelde want die achtergebleven pion op c2
onvoldoende serieus genomen en de onveiligheid van de witte koning ( na f4 ? )
ook:
steeds weer Hoe buit je een voordeel uit door vanuit de ene dreiging een nieuwe te creëren? Zo dus:
Prettige feestdagen en een gezond 2020 met prachtige schaakresultaten gewenst door uw wepmeester.