Wegens
nieuwe corona-belemmeringen toch maar weer even wat leeswerk voor u op de site
zetten. Zien de schaakvrienden in hun ergerlijke schaakabstinentie toch nog
even wat schaakstukken. Na ‘Nieuwe
Schaakcuriosa’ van Tim Krabbé en Agdestein
over Carlsen’s jeugd haalde ik destijds ter
heroverpeinzing ook uit mijn kast: “Move first, think later” van Willy
Hendriks (uitgave New in Chess, 2011, nog verkrijgbaar.) Hendriks, een Nederlandse schaker waar u wellicht nog nooit van gehoord
heeft. Maar wel een belangrijk schaakdocent, wel een internationaal Fide-“schaakmeester”, wel met
een Elo van 2450. Maar ja, hij is vooral
bekend door zijn boek. Kan dat wel wat
wezen? Als we beter willen worden in het schaken kunnen we dan niet beter de
leerboeken verorberen van supers als Euwe, Seirawan, Nimzowitsch, Fischer , en andere
types van dat soort. Die zijn toch niet voor niets van een hogere standing
geworden?
Nee hoor, hoeft
m.i. niet persé. Ooit heb ik eens bedacht dat mensen die wel een beetje goed
ergens in zijn, maar bij lange na geen toppers, iets wel begrijpelijker kunnen
uitleggen dan een hoogleraar of zoiets. Een 4e klasser VWO kan vaak
een brugklasser beter een wiskundeprobleem uitleggen dan de auteur van een
wiskundeboek. Domweg omdat die scholier
beter begrijpt wat er moeilijk aan is. Dat stadium is een echte kei in
wiskunde al te lang en te ver voorbij.
Ik vind, als alle recensenten, Hendrik’s boek heel, heel bijzonder. Ten eerste al omdat hij wel begrijpt dat de gemiddelde lezer niet genoeg heeft aan 1 diagram, en die er dan dus wel een bord bij moet zetten om de zettenreeks en opmerkingen van de auteur te kunnen volgen. Wat dus bij de meeste schaakboeken zo werkt. Dan moet je dat stoffige schaakspel weer gaan opzoeken, er een plek voor zoeken, installeren. Laat maar zitten! Ik, toch een zeer matige blindschaker, had dat bij Hendriks’ boek vrijwel nooit nodig. Als ik dacht “dat zie ik nu even niet meer”, was er prompt weer een nieuw diagram. Maar ook en vooral omdat de voorbeelden die hij te berde brengt bijna altijd geweldig leuk zijn en niet al te hoogdravend, maar wel to the point. Veel van zijn voorbeeldstellingen zijn zo mooi dat ik er graag nog 50 ‘hersenfitness’ – afleveringen mee zou willen vullen. Maar dan zal ik wel problemen krijgen met het auteursrecht. Maar mag een enkele misschien wel? Het is toch ook reclame voor dat boek?
En zijn
didactische aanpak is ongebruikelijk, maar interessant. Daar is over nagedacht!
Aan het begin van elk hoofdstuk geeft hij eerst alle stellingen die hij gaat
gebruiken in dat hoofdstuk. Zonder meer tekst dan de vermelding wie er aan zet
is. (Het liefst had hij dat ook nog
weggelaten. Omdat dat u al suggereert
voor wie er iets bijzonders aan de hand
is. Het liefst heeft hij een stelling als in uw echte partij, waarin u zelf
moet bedenken of er iets aan de hand is, en voor wie, of er iets bijzonders “inzit”
. ) Zijn bedoeling is dat u zonder idioot
lang nadenken, liefst intuïtief, bij al die diagrammen een zet zoekt. Later
zult u dan wel eens vernemen wat goed is en waarom.
Die aanpak komt voort uit zijn overtuiging dat geen enkele schaker eerst een uitvoerig onderzoek doet naar de kenmerken van de stelling (zwakke velden , sterke velden, open lijnen, achtergebleven pionnen, enz.) en op grond daarvan een zet vindt. Nee, er komt een zet in je op, en je kijkt of dat wat worden gaat. En pas als je een zet hebt ontdekt, ga je misschien denken aan stellingkenmerken om alles alsnog een basis te geven. Daarom is hij niet zo gecharmeerd van schaakboeken of schaakleraren die je eerst van alles willen leren over stellingkenmerken en zo, in de hoop dat hun leerling daardoor sterker gaat schaken. Zijn opvatting is dat je gewoon in je schaakleven heel veel stellingen en zetten moet langs krijgen, en dat je dan situaties moet gaan herkennen en dat er dan zetten bij je bovenkomen. ‘Ik probeer dit eens. Zou dat wat zijn? Heb ik zoiets niet al eens eerder gezien?’ Waarom is een supergrootmeester zoveel sterker dan wij? Niet omdat hij zoveel dieper denkt of zoveel creatiever is. Nee, dat is hij/zij omdat hij/zij een veel groter reservoir heeft aan ervaringen die hem/haar meer en eerder herkenningsmomenten opleveren. Speelt talent dan geen rol? Jawel, dankzij talent heeft de grootmeester in de loop van het bestaan een veel groter reservoir aan schaakstellingen en schaakzetten opgebouwd , die meer herkenningsmomenten opleveren, dan waarover wij , eenvoudige schaakzieltjes, kunnen beschikken. (De super kon door zijn schaak’talent’ het fanatiek bezig zijn met het schaakspel gewoon niet laten.) Als ik dit lees, denk ik: ‘Was het niet de vader van Judith Polgar die beweerde dat zijn dochter schaakgrootmeesteres zou kunnen worden als ze maar vroeg genoeg veel schaakstellingen onder ogen kreeg. (En dus een dik boek maakte met enorm veel van zulke stellingen en zijn dochter verplichtte die zo succesievelijk allemaal te consumeren.) Dat iedereen een genie zou kunnen worden, ergens in, mits …. Had die man gewoon gelijk? Is ook de door ons eerder bekeken levensgeschiedenis van Carlsen niet een bewijs dat het zo werkt?’ Dus, Martin, Frank , je weet wat je te doen staat! Maar daarna denk ik ook: Waarom hebben dan mijn beide dochters helemaal niks met schaken. Ik heb toch echt mijn best gedaan.
Er zit wel wat in, in die theorieën van Hendriks. Ik ken clubgenoten die ervan zullen smullen: ‘Zie je wel , je hoeft helemaal geen schaakboeken te bestuderen. Bah! Gewoon lekker potjes schaken, dan komt het vanzelf wel.’
Maar ik houd
toch mijn twijfels . Voor de theoretische
onderbouwing van zijn standpunten gebruikt hij o.a. het bij schakers
welbekende ‘ Het denken van de schaker’ (1946)
van Prof. Dr A.D. de Groot, die ook na zijn andere
baanbrekende publicaties wereldwijd wordt beschouwd als een van de
belangrijkste psychologen van de 20e eeuw. Maar toch. Ook vind ik
dat Hendriks soms wel wat al te uitvoerig op de filosofische of psychologische toer gaat. Daar
vond ik even een natte vinger wel nuttig. Maar toch ….
Gelukkig destilleert
hij uit zijn prachtige voorbeeldstellingen toch zelf ook ongemerkt best nog veel over “stellingkenmerken”. Ook
volgens mijn ouderwetse opvattingen is het een leerzaam boek. Een heel
mooi boek. Af en toe ook grappig.
Daar wil ik
u een beetje van laten meegenieten.
Wat voorbeelden van Willy Hendriks: ‘Move first, think later.’
Zijn eerste
diagram, met de tekst waarmee hij zijn betoog begint. Ik ga een flink stuk van
die tekst letterlijk voor u vertalen.
“
Trainer: Waar gaat dit over. Wat zijn de belangrijkste
karakteristieken van deze positie? Paul, heb jij een idee?
Paul: Uh, Ja,
ik zou Tc6 spelen en als hij neemt
heb ik Pd5.
Trainer: Ja,
je komt nu gelijk met zetten. Maar laten we teruggaan naar de karakteristieken
van de positie, kun je daar iets over zeggen?
Paul: Wel,
uh, Tc6 dreigt op d6 te nemen. Ik zie niet wat Zwart
eraan kan doen. Als hij neemt, neem ik terug en dan komt Pd5, wat kan hij dan?
Veel schaakboeken zijn geschreven in de dezelfde pedante toon als de trainer hier gebruikt. Ze zijn gebaseerd op het idee dat je niet zetten random moet proberen, maar eerst goed moet kijken naar de karakteristieken van de stelling, moet proberen een plan te maken op die basis, en pas dan moet zoeken naar een concreet ‘resultaat’ van een actuele zet.
Dat is nonsens!!
Geen
schaakspeler denkt zo. Zulke auteurs vergeten dat als ze les geven zij de beste
zet van zo’n stelling al weten, en ze beweren dan dat je die kunt vinden als
logische konsekwentie van hun karakteristieken van de stelling. Waarvan ze
alleen maar die kiezen, die leiden tot de sterkste zet, die zij al eerder
wisten.”
Aldus Hendriks. Hoe gaat het dan volgens hem wel? We gaan weer uit van de diagramstelling:
“De meeste
spelers zullen direct hun aandacht richten op de mogelijkheden van wits actieve
stukken richting de zwarte koning.
Het gaat misschien zo: “1.Nf5+ Lxf5 1. Dxf5 mmm, leuk, kan misschien gevolgd worden door 3. Tc6 . Eh, 2 …… bxa4 valt de Loper aan. Onprettig. Andere zetten? 1. a5 dan maar? Wel langzaam! Aha …. 1. Lxd6+ Kxd6 2. Dxf6 wint voor wit. Dus 1. … Dxd6. Dan 2. Pf5+ Lxf5+ 3. Dxf5 dreigt 4. Tc6 maar ik geloof er niet in. Aha! 2. Tc6 direct! Dame gaat weg, dan 3. Dxf6 en op 2. … Lxc6 3. Pf5+ dat wint, yes, dat moet winnen. Zwart heeft niet genoeg voor de Dame, alles hangt. Of toch 1 Lxd6+ ? Ziet er goed uit. Hé, waarom niet direct 1. Tc6 ? Ziet er zelfs nog beter uit! Na 1. …. Lxc6 2. dxc6 komt 3. Pd5 ( valt f6 en c7 aan , is dus ook in beeld) Of 1. Lxd6+ toch?
Zo zou
iemand kunnen denken. En er zijn meer mogelijkheden. Misschien ziet iemand wel
1. Tc6 zonder de 1. Lxd6 – serie eerst te hebben gezien. Of hij ziet ze allebei
niet. Als je ze wel zag, ben je al een sterke schaker!
Als we 1. Tc6 eenmaal hebben gevonden kunnen we daarna wel vast gaan stellen dat wit wint omdat zwarts Koning onveilig staat, omdat wits stukken actief zijn, wegens zwarts zwakte op de witte velden, de overbelasting van de verdediger van de witte velden (Ld7) de penning op de d6-pion, de ‘verborgen’ mogelijkheid van Pd5, enz. , enz. , enz.
In de partij
gaf zwart op na 22. Tc6!”
Verderop concludeert Hendriks met vette letters “ You can not have a meaningful characteristic of a position if it isn’t connected with a (morre or less) effective move.”
Ik stop veel
van bovenstaande nog even voor u in een ‘levend diagram’.
Balashov – Neto, 1982
Nog een van de vele voorbeelden van
Hendriks’ redenering. Ook uit hoofdstuk 1:
“In schaakhandleidingen van dit type
vind je meestal eerst een verbaal advies van algemeen karakter, gevolgd door
een (grootmeester)partij dat als
‘voorbeeld’ dient. De suggestie is dat wat de grootmeester doet niets anders is
dan het zojuist gegeven advies opvolgen.
Een voorbeeld daarvan kan gevonden worden in Carsten Hansen’s boek: Improve your positional chess.
Hansen: ‘Je moet zoeken naar wat in onbalans is op het bord en proberen een zwakte te creëren door provocatie of door doelgericht spel”
Shirov – Kasparov
Dit voert
tot een nieuwe krasse uitspraak van Hendriks:
“Op vragen als “Hoe creëer ik een zwakte?”en “Hoe counter ik het
initiatief van mijn opponent?” is maar één antwoord mogelijk” Speel goede zetten!!
In het diagram van Kasparov zijn dat
de zetten 1 …. g4 en 2. ….h4. Wie weet, zet die ervaring van die zetten ons ooit op het spoor van een soortgelijke h5-h4-zet
of een soortgelijk tijdelijk stukoffer in een eigen partij.”
In Hoofdstuk 2 hamert Hendriks verder
op hetzelfde aambeeld:
“Look
and you will see versus trial and error”
Het zal u nu niet meer verbazen dat Hendriks
veel meer ziet in een Trial and Error- aanpak!
Hij gebruikt een voorbeeld uit de Step
bij Step-methode van Van Wygerden. Hij zegt over die methode (ook door Martin en
Bert gebruikt toen we nog schakertjes hadden in onze club) dat het een goede
methode is, met een grote hoeveelheid (vooral tactische) oefeningen en goed
opgebouwd, maar dat v. Wygerden een advocaat is van de ‘search and solve’-
methode en de Trial-and-Error-methode
afwijst voor zijn schaakpupillen. Dat vindt Hendriks niet terecht:
“Ik gaf deze stelling aan een jonge leerling:”Aha”zei ze nogal snel: 1. De3 en dan Pxc6 en Dxa7. “Erg slim”zei ik “maar misschien kan ik mijn Toren wegzetten, kun je dan evengoed winnen?” En even later, om haar een beetje te helpen “Indien 1. De3, kan ik misschien ook wel …. Pxd4 spelen. “ Zij: “Ach ja, hmmmm, o nee, Dxd4 valt beide torens aan!” En snel daarna: “O ja, 1. Pxc6 Lxc6 2. Dxd4!”
Dit is een typisch voorbeeld van het
vinden van de goede oplossing door Trial and Error! …………………
Ik zal wel iets tegen haar gezegd
hebben met opvoedkundige waarde, maar om eerlijk te zijn, vind ik zelf zulke
dubbele aanvallen op dezelfde manier. Aanmodderen met verschillende attractieve
zetten, en dan “Hee, een dubbele
aanval!” “
Wim Gielen – Willly Hendriks 2001
“Net als hier: Zwart, hoewel een pion achter, heeft duidelijk een prettige keuze. Ik dacht over 23. …. Dxg4+ en over het luie 23. ….. Pc5, en toen zag ik plotseling de ”double Queen” 23. …. Df6! En dan 24. Tc1 Df3+ met torenwinst. “
Niks dus met eerst stellingkenmerken en pas daarna een zet zoeken.
Ik (Eddy) vind het allemaal wel geestig. En veel is wellicht wel herkenbaar en terecht. Maar dit zijn wel tot nog toe “tactische”voorbeelden. Ik wil nog wel eens zoeken in zijn boek naar strategische voorbeelden.
Dus u kunt rekenen op nog wel een
vervolg uit dit grappige boek.
Probeer het probleem op te lossen zonder computerprogramma of houtjes. Train uw voorstellingsvermogen.
Zwart is aan zet. Alweer, is er nog hoop ?
Shirov-Morozevich Dit diagram heb ik gehaald uit Willy Hendriks: Move first, think later.
Kees Kerkdijk schreef me dat dit lijkt op nr. 11: weer torens en pionnen en pat! Hendriks zou hier direct op reageren met: Kijk, en hoe vind je zo’n remise-zet? Doordat je hem al eens eerder hebt gezien. Niks uitvoerige analyse vooraf. Gewoon zetten proberen. Wel veel stellingen gezien hebben, en daardoor af en toe iets herkennen. Zo ga je sterker schaken!
Later in het boek heeft Hendriks het wel over herkennen van wat kenmerken, zonder uitvoerige analyse. Toch gaat er waarschijnlijk wel wat in je om: Hee, torens en pionnen! Uitkijken voor pat! Alles dankzij nr. 11.
Ik kreeg al snel de goede oplossing door van Gerrit, Paul, Kees en Stefan. Hulde!
Ik ontving een leuke reactie van Stefan Vink. Omdat er opmerkingen in staan, waar u misschien iets aan heeft, heb ik hem gevraagd of ik zijn mail mocht publiceren. Dat mocht!
Dag Eddy,
Hier een berichtje uit het verre
Australië. Ik hoop dat alles goed gaat met jou en je familie in deze wat
sombere tijden. Gelukkig kunnen we nog wel virtueel achter het schaakbord
zitten en veel over schaken lezen en zien.
Verder wilde ik zeggen dat ik jouw
stukjes met veel plezier lees. Ga zo door met het schrijven van die leuke
stukjes. Ze worden zelfs gelezen door een aantal van mijn clubgenoten van de
Mentone chessclub. (dan wel met Google Translate )
Ik ben de laatste tijd vooral bezig met het bestuderen van Silman’s ideeën (How to reassess your chess). Daar gebruik ik de lessen van chess.com van (moet wel betaald, maar is dat zeer waard) en is erg interessant. Het heeft mijn rating doen stijgen op chess.com van 1650 naar 1950, dus het lijkt wel te helpen. Het laat een stelling zien die in het voordeel is van een speler, maar wat niet altijd meteen duidelijk is hoe je dit moet doen (of het lijkt juist dat deze er slechter voor staat). In onderstaande screenshot kun je de stelling zien (er zijn 7 zetten in totaal) en je moet dan telkens de juiste zet voor zwart vinden. Als je een foute zet doet dan krijg je ook te horen waarom die fout is of dat deze niet slecht is maar dat er een veel betere zet is. Het is eigenlijk een soort van A.I coach.
Daarnaast kijk ik op Youtube vaak naar Daniel King (Powerplay chess) website. Weet niet of je dat channel kent?
Hou je taai en hopelijk zien we elkaar
weer als we weer het land uit mogen (de grenzen zijn dicht hier in en
uitgaand).
Groeten Stefan
Eddy: Omdat bovenstaande afbeelding een screenshot is, weet ik niet of u de tekst op uw apparaat kunt lezen. Stefan stelde voor nog wat voorbeelden te mailen. Ik ga met hen overleggen of dat ook anders kan.
PS: Op Hersenfitness 15 kreeg ik al een reactie per mail van Paul. Geheel juist. Wie volgt? ( Uit de laatst gespeelde ronde intern, wist ik al dat hij weer goed in vorm is.)
Probeer het zonder bord met houtjes, of computerprogramma. Train uw vooruitdenken.
Zwart gaat promoveren. Is er nog hoop voor wit?
Ik kreeg al supersnel perfecte oplossingen gemaild van Gerrit van Dok, Paul Verkooijen, en Kees Kerkdijk.
Ja er is nog hoop! Want als zwart (na Txb5 axb5 2. Kc3) promoveert tot Dame is het pat, en bij minorpromotie (b1P 0f b1L) wint wit de pion op b4 en dan is het ook remise!