Het is gewoon al een beetje lente. Ik kan dat niet uit mijn hoofd zetten. Ik zie overal lente. Toen ik 50 jaar geleden uit Amsterdam naar een dorp in Noord-Holland verhuisde, kwam ik er al gauw achter dat er soms plotseling van alles veranderde als het lente werd. Dat was me in de stad nooit opgevallen. Het prille groen aan de bomen, de nieuwe kleuren in de tuintjes, de eerste kievieten op het weiland. Sindsdien is het een obsessie geworden. Als het lente wordt, zie ik en hoor ik de uitingen van lente overal. In mijn slaap, in mijn eten, in alles, zelfs in mijn zien van schaakpartijen. Ik weet dat het verbeelding is, maar toch. Maakt u niet ongerust, het wordt ook weer zomer. En dan gaat het vanzelf weer over. En als u mijn beeldspraak in den vervolge dezes een beetje belachelijk vindt, dan vind ik niet erg. Ik kan er nu eenmaal niets aan doen. Het zoekt een uitweg, en is niet te stuiten.
Een mooie -best wel al- lente avond. Wij begeven ons heerhugowaarts. Zes weer eens ten onrechte naar de derde klasse gedegradeerde schakers. Sterker dan ooit. Twee sterke schakers helaas even niet beschikbaar. Geeft niks, intussen hebben we er na de corona- stops geheel onverwacht vier sterke schakers bijgekregen, en drie ervan zijn er vanavond bij! We zouden moeten kunnen winnen. Wordt dit een ‘lentebode’? Volgens de woordenboeken heeft dit woord twee betekenissen. Onder andere: voorbode voor betere omstandigheden. Bijv. politieke of economische. Daar zou ik gaarne aan willen toevoegen : schaakcompetatieve. Maar je weet het bij het voetballen en schaken nooit zeker. Je kunt winnen van een sterke en verliezen van een zwakkere. Blijkens het leuke verslag over deze avond op de site van Heer Hugowaard hielden ze er daar rekening mee dat ze de rol van David moesten spelen tegen Goliath. Maar ja, David won wel!
Nergens vrolijk vogelenzang. Lag niet aan de omgeving. Aardige speelruimte en veel aardige mensen.
Ik ben intussen lang zo sterk niet meer als de meesten die daar ons clubje vertegenwoordigen, en ik moet steeds aan zes partijen tegelijk even proeven, dus heb ik het geregeld fout. Bovendien ben ik ook nog een zeldzame pessimist. Toen we vorig jaar lente een merelnest in ons tuintje hadden, moest ik legio keren per dag dwangmatig gaan kijken of die kleintjes nog wel leefden. Ik was er ook vanavond niet gerust op dat mijn jonkies het gingen overleven. Gelukkig waren ze wel al geruime tijd uit het ei en misschien toch best bijna toe aan wegvliegen.
Sloeg dat aanvalletje van Martin wel door of was het gewoon bluf met te weinig stukken en werd het niet tijd dat hij nu eindelijk zijn damevleugel eens ontwikkelde.
Had Sven overzien dat hij een pion ging verliezen en zijn tegenstander een gevaarlijk dreigende aanval kreeg. Bert speelt een Pirc. Ojee, ik zie f3 op het bord. Als dat een Saemisch wordt (de gevaarlijkste tegen de Pirc) door een kenner, moet ik nog zien of Bert dat kan gaan winnen. En nog erger: tot mijn verbijstering stond ons nieuwe idool Thomas Broek volgens mij ineens helemaal niet goed. Hij had iets agressiefs tegen een Caro Kan geplant, maar iets moois wilde er nog niet uit opbloeien. Tja, als het zelfs hem niet lukt, kan het best helemaal mis gaan. Zulke gedachten blokkeerden even de bij mij in dit seizoen normale vrolijke lentemuziek in mijn hoofd. Ik hoorde veeleer het panische geroep van een ten hemel stjjgende grutto, die zijn jongen wil beschermen. ‘O Guttegutteguttegut’
Maar bij Frank kwamen ze gelukkig geheel onverwacht en vroeg al gauw de voor ons schattige sneeuwklokjes tevoorschijn, op het veld, op f7. Wel vreemd. Iedere schaker weet toch dat daar het eerst wonderbaarlijke dingen zichtbaar kunnen worden. Als je dat niet wil moet je op tijd de bolletjes daar uitgraven. Zijn tegenstander overzag totaal een loperoffer daar ter plekke, gevolgd door een verwoestend aftrekschaak, waarna een kille wind zijn noodzakelijke koningswandeling over het hele bord wel erg onaangenaam maakte. Dat wel dus.
Verder werd mijn geduld behoorlijk op de proef gesteld. Hugo speelde met zwart een nette Pirc. Heel langzaam probeerde hij wat initiatief te pakken. Dat zou kunnen gaan lukken , maar het zag ernaar uit dat het lang zou gaan duren voor ik me het opgewekte “kiewie kiewie” van de kieviet in mijn oren zou kunnen verbeelden.
Omdat bij Bert de dames al vroeg waren verdwenen – van het bord wel te verstaan- zou het niet meevallen om daar remise te ontwijken. Dacht ik.
Ik begon me af te vragen of we eigenlijk wel goed genoeg waren voor de 2e klasse nhsb. Of we misschien niet gewoon terecht even in de winterkou hadden gezeten. Gingen ze ons dat hier bij Heer Hugo even op sportieve wijze duidelijk maken? Ik heb ooit aan nestbescherming in het weiland gedaan. Voorkomen dat vossen of landbouwmachines die mooie nieuwe vogeleitjes verpletterden vóór de nieuwe generatie zich een weg had gebaand naar een nieuwe lente. Kon ik ook hier maar om de borden stokjes zetten ter bescherming tegen onverlaten. Maar dat kan natuurlijk niet. Gelukkig dan maar dat Frank wel al vroeg het eerste kievietsei had gevonden.
Maar plotseling begon de zon te schijnen. Ademloos zag ik hoe Sven de schijnbare aanval van zijn tegenstander ging weerleggen. Hij dacht er wel heel lang bij na omdat hij bij het wieden van dit tuintje veel geniepige stekels tegenkwam. Dat maakt het voor de rondlopende toeschouwers extra spannend. Zou hij wel zien dat …… wachten, wachten, nee hij heeft nog niet gespeeld, wachten …… gelukkig hij heeft het gezien! Martin bleef weigeren zijn achtergebleven stukken tot bloei te brengen, maar won wel een beetje materiaal en zijn tegenstander kreeg ook de ruimte niet om er iets moois te planten. Het was aan zijn gezicht af te lezen dat hij er zich niet erg gelukkig bij voelde. Bert liet toe dat zijn tegenstander de pionnenstelling voor zijn koning ruïneerde. Ik schrok er even van, maar toen ik langer ging kijken, begreep ik dat het wel eens een meesterzet van hem zou kunnen zijn. Hij zette de deuren van de plantenkas open om de zon toe te laten. Nog wat later stond Thomas nog steeds minder, maar werd duidelijk dat hij niet van plan was zijn gazonnetje zomaar te laten onderdelven. Daar zou veel spitwerk voor zijn tegenstander aan te pas moeten komen. En ik zag bevestigd wat ik al vermoedde: Thomas is een goed opgeleide schaaktuinier. Hij is niet alleen goed thuis in de openingentheorie, maar ook in het eindspel. Beter dan wie ook in ons klupje. Bewonderenswaardig snel en adekwaat voerde hij de noodzakelijke snoeiwerkzaamheden uit. Misschien ging hij het toch nog op remise houden.
Helaas stak er bij bord zes ineens een schrale wind op. Hugo overzag een penning van een pion in zijn koningsstelling en daar kon zijn mooie heliotroop niet tegen. Het was precies de situatie als ik begin deze week op de site beschreef. Jammer want hij had de hele partij heel erg goed gespeeld. Zeker nog even geen tijd gehad om de site te lezen. Begrijpelijk, maar jammer. Gek genoeg was het nog niet eens echt direct desastreus, maar hij was zo geschrokken dat hij zijn gereedschap niet goed meer kon gebruiken en dat derhalve al gauw naar zijn tuinhuisje kon terugbrengen.
Eind van de avond werd het voor mij steeds mooier. Ik zag ineens weer katjes aan de hazelaar, zwaluwen voorbij scheren, crocussen ,narcissen en tulpen kleuren, een eerste vlinder en hoorde zelfs merelgezang. Gek want die hoor je anders nooit ’s avonds laat.
Want ja, Martin won! En nee Thomas verloor niet. Tot ieders verbijstering won die. Hè ?????? Wat zegt u ???Jazeker. Hoe? Miraculeus. Hij speelde intussen in rapidtempo. Dat ging zijn tegenstander ook doen. Niet verstandig. Thomas schwindelde bij zwart een stuk weg, tegen pionnen. Hij hield daarna op twee fronten vrijpionnen tegen. Snoeide ook de vijandelijke pionnen terug. En maakte zich op voor het laatste wieden. Zwart gaf het op. Die zal ’s nachts wat onprettig gedroomd hebben.
Bert liet daarna zijn tegenstander ontsnappen. Die hoorde ik aan een clubgenoot vertellen dat hij gezwijnd had. Dat was ook zo.
Maar de eindstand was dus 1,5 – 4,5 . Misschien iets te geflatteerd. Het legertje van Heer Hugo had goed weerstand geboden. Bijna net zoals Oekraïne tegen Rusland. O jee, ik ga hiermee toch Aris de Heer niet achter Poetin scharen? Natuurlijk niet. Gewoon rare niet zo correcte beeldspraak. Daar maak ik me wel vaker schuldig aan. Nog het meest in de lente.
Vrolijk gingen we huiswaarts. Dit uitstapje bleek hopelijk echt een lentebode in twee betekenissen. Ook schaakcompetatief.
En de kille avondwandeling in het mistige bos eindigt aldus:
19. …. a5 20. Tf4 + c4 21. Txc4 mat
Gek genoeg moest er rond zet 17 nog flink worden nagedacht hoe die Koning midden op het bord, temidden van vijanden, nu echt moest worden matgezet. Maar het lukte!
Piet Konijn- Bert
Het geniale van het vernielen van de eigen koningsstelling:
Want enkele zetten later geeft Prof Dr K (XIV) – 1.30 , voor zwart dus.
Na 23 …. Te8!
Maar goed, zo liep het niet. Na Lxd1 verwaterde het wat, en bij zet 28 werd tot remise besloten. Hoewel zwart nog steeds een pion voor stond.
Justin van Ingen – Martin
Martin heeft slechts twee stukken in de aanval. Maar wit mag niet meer rocheren en kan zelf ook niets. Nog belangrijker is dat Martin twee pionnen voor staat, en zijn aanval niet echt hoeft door te slaan. Afruilen mag ook wel.
Player – Stockfish 280920 (20.De2)
Na Te3 verliest wit een stuk. Pas bij zet 25 besluit zwart nu toch die andere stukken erbij te halen. Ja, dan helpt er helemaal geen moedertjelief meer aan.
Na zet 27 geeft wit dan toch maar eens op.
De geweldige partij Sven- Mats Bakker
Waar ik dacht dat Sven iets over het hoofd had gezien.
11. ……. Dg6 !
Daar schrok ik van. Er dreigt zowel Dxe4 als Lxh3. Nou dacht ik: Speel maar Kh1 en jammer dan van die pion op e4, maar een klein beetje compensatie heb je misschien wel. Op die dame kan gejaagd worden. Maar Sven doet na heel lang nadenken: 12. f4 Weliswaar staat zwart dan ook beter, maar het wordt dan wel een heksenketel! Geeft niet als je een pion achter staat, als de stelling maar ingewikkeld genoeg is, wint de sterkste toch wel. Natuurlijk bezwijkt zwart voor de verleiding en slaat op h3. Er dreigt even mat. Logisch toch. Maar toch was Dxe4 beter geweest!
De witte koningsstelling ligt zo’n beetje aan poeier. En er dreigt mat. Dus wie doet hem wat? Ik denk dat bij de heel lange nadenksessie van Sven hij dat allemaal al voorzien heeft! En vastgesteld dat er wel twee zwarte stukken instaan!
Zwart kan het niet mannen. Hij doet een voor de handliggende zet, (Pe5 vlucht naar c6) en die blijkt niet zo goed te zijn. Want Sven speelt à tempo 14 f5 !!!
Als zwart zijn loper op h3 niet wil verliezen moet de dame op de g-lijn blijven! En die raakt dan in moeilijkheden. En dat maakt dat wit een stuk wint. En daar was werkelijk niets tegen te doen!
17. …. Dxe4 Maar echt simpel is het nog steeds niet. Zwart heeft wel 2 pionnen voor dat stuk. En de witte stelling kent ook nog wel een paar nadeeltjes. Maar Sven heeft er geen moeite mee. Hij gaat over tot aanval. Een mooie. Volg het in onderstaand ‘levend’ diagram. Dat leek me wel de moeite waard.
Gerard Reijnen- Hugo
Hugo speelde zijn Pirc heel verdienstelijk. Zijn tegenstander was zo vriendelijk zijn loperpaar geheel belangeloos van de hand te doen, en daarna stond het bij Hugo beurtelings gelijk of wat beter voor hem.
Bij zet 26 … d4 gebeurt er iets eigenaardigs. Hugo maakt daarmee zijn enige echte fout tot nog toe. Hij mist de penning van pion f7. 27. Dxg6! Dat is schrikken. Voor mij, en natuurlijk helemaal voor Hugo. Ik vermoed dat Hugo daardoor zo van slag was dat hij daarna meer foutjes maakte, en verloor. Maar als ik thuis de partij in het schaakprogramma bekijk, blijkt dat de conclusie daarvan is:
Dat 27. Dxg6 hier helemaal niet de beste is!
Hierna dxc3!! 28. Dxf7+ Kh8 en zwart zou nog steeds beter staan! Omdat er dreigingen langs de onderste rij opduiken in combinatie met een pion op c3 die gevaarlijke dingen kan gaan uithalen. Bijv. c3-c2. Beter dan Dxg6 vindt K. dus 27. Dd3! Met bijna gelijk spel voor wit. (!)
Na 27. Dxg6 speelt Hugo …. Td6?? in plaats van ….dxc3, wat dus nog steeds best aardig voor zwart zou zijn.
HH – Hugo (27…Td6 )
En wit reageert daarna fout met 28. Dg3? in plaats van 28 Lxf7 met groot voordeel voor wit.
Daarna slaat Hugo met de loper op f3, terwijl hij met dxc3 alsnog flink voordeel had kunnen halen. En nu verliest hij. Ik weet zeker dat zoiets komt doordat Hugo heel erg geschrokken is van het overzien van Dxg6. Schaken is niet alleen logisch denken maar ook emotie! En ik voel me erg schuldig omdat ik direct daarna zelf aan die ontreddering bijdroeg door mijn negatieve reactie naast het bord. Sorry! Sorry!
Ik hoop niet dat Hugo erg gedesillusioneerd is geraakt. Gelukkig eindelijk weer in staat om te komen schaken, en een heel goede partij gespeeld, en dan door één foutje toch verloren. Volgende keer gaat het vast wel goed!
Thomas – Sergo Asoev
Thomas speelt de agressiefste variant tegen de als rustig, eigenlijk saai bedoelde Caro Kan. De opening waarover Donner ooit schreef dat die daarom verboden moest worden! Ik meen dat hij vond dat spelers die dat speelden gediskwalificeerd dienden te worden. Botwinnik was natuurlijk een absolute superwereldkampioen en die speelde zwaar strategische partijen waar ik in 1960 nog erg weinig van begreep. En die speelde gewoon heel vaak Caro Kan. In zijn partijen om het wereldkampioenschap tegen Talj in 1960 en 1961 vijftien keer!! In 1960 verloor hij de match, maar de revanchematch in 1961 won hij weer. Ik herinner me mijn verbazing toen hij een keer speelde: 1. e4 c6 2. d4 d5 3. e5 c5 !? Ik dacht dat zoiets gewoon tempoverlies was. Maar daar dacht Botwinnik dus anders over.
Talj was juist een schaker die het heerlijk vond om het spel heel ingewikkeld te maken, en speelde altijd agressief. Niet geofferd, was niet geleefd. Later werd vaak aangetoond dat zijn offers lang niet altijd correct waren, maar ze brachten zelfs de sterkstetegenstanders zo van hun stuk dat hij er wereldkampioen mee werd.
Volgens mij is Thomas ook een beetje zo. Zijn aanpak van de Caro kan lijkt ook sprekend op wat we bij Talj tegen Botwinnik al eens kunnen aantreffen:
Ik dacht al gauw dat zijn tegenstander het bekwaam aanpakte en al gauw wat beter stond. Het eerste is waar, het tweede niet. Prof Dr K. vindt t/m zet 14 zelfs dat wit een klein tikje beter is. Na 15 Le3 wisselt het beeld. Daarna staat volgens ons digitale genie zwart inderdaad comfortabeler. Dat had ik dus toch wel goed gezien. Het gaat wit zelfs een pion op b2 kosten (gepland door wit), maar wel met wat compensatie. Genoeg? “Ik herinner me een uitspraak (van wie was het ook al weer) : ‘to b two or not to b two, that’s the question’ Het lijkt erop of de compensatie voor wit tegenvalt, en dus neemt hij bij zet 23 maar een flink risico met 23 f5.
Dat werkt want zwart reageert niet op zijn best. ( 23 …. d4!) Want na 23 ….Pxe5 staat wit nu redelijk. Maar kennelijk is Thomas niet tevreden met redelijk en gooit er bij zet 25. maar weeriets riskantstegenaan. Hij heeft vast alle partijen va Michel Talj grondig bestudeerd.
25. Pxd5? ( Tf6 !!) Dxd2 26. Pf6 en na Ke7 zou zwart verschrikkelijk goed staan, maar hij speelt Kd8 en staat dan alleen maar gewoon goed. Hij wint uiteindelijk met Lxb3 een kwaliteit. Ik ben bang dat dat Thomas even ontgaan was. Hij staat nu een pion en een kwaliteit achter.
Hier was ik als toeschouwer er van overtuigd dat we heel blij zouden mogen zijn als Thomas er nog een remise uit zou kunnen slepen, maar dat ik dat niet erg zag gebeuren. Ik zei dat Thomas op de gang. Hij glimlachte ontspannen vriendelijk naar me. Hij maakte zich kennelijk daar helemaal niet druk over. Hij speelt in hoog tempo lekker verder. Ik heb ooit iemand eens horen zeggen: ‘Als je weet dat je beter bent, gewoon wachten tot het konijn langs komt, en dan pang.’ Maar bij Thomas krijg je de indruk dat hij de konijnen zelf fokt!
Broek – heerHugo (29.Pe4)
Ja hoor, daar is het konijn : 29. …. Le7 ??? 30. Lc3 en dat wint een kwaliteit terug. 30. … Pg6 31. Lxh8 Pxh8
Maar hij staat nog steeds een pion achter! Maar zijn stukken staan wel wat actiever. Thomas racet ontspannen verder. Het verschil met de andere Verstappen van onze club is dat die op geen stukken na in korte tijd zoveel ziet als onze nieuwe.
Zwart probeert zijn pionnenmeerderheid op de damevleugel tot gelding te brengen en dat maakt het voor de toeschouwers wel weer even een beetje spannend. Maar wit wint nog een pion met zijn actievere toren. Toch houdt zwart kansen in het eindspel.
Daar zit Thomas niet mee. Hij neutraliseert ze. En fokt een nieuw konijn. Dat wordt een belangrijk konijn, zeg maar een paaskonijn.
50. … Tf8 ??? (Td8!?) Th2!!!!! Dat wint een paard.
Daarna is het echt wel uit. Nog een beetje opletten voor die vrijpion en wel proberen zelf nog een pion te bewaren, want anders wordt het toch nog ingewikkeld. Thomas maakt het moeiteloos verder af.
Zwart geeft op. Het verslag op de site van Heer Hugo schreef Piet Konijn (leuke naam in dit verband. Die kwam bij Bert langs , maar stond absoluut geen pang toe.) Hij noemt onze eerstebordspeler de ‘aalgladde Broek’.Dat vind ik een beetje negatief.Ik ga hem in het vervolg anders noemen : Onze Tietatovenaar.
Ik verwachtte dat er wel weer veel afmeldingen zouden zijn. Het is ongelofelijk hoeveel corona-meldingen ik in mijn omgeving te verwerken kreeg de laatste tijd. Maar bij Aris viel het mee.
En ik had zeker niet voor niets de vreselijk lange busreis aanvaard van De Rijp naar Middenbeemster. Er viel wel wat te beleven. Slechts één remise. Thomas gaf een kort hard lesje aan Hans, Ron deed hetzelfde tegen Frank, Paul hield prima stand tegen Bert, Cees-Jan Smits zat heel lang serieus te schaken tegen Gerrit, maar begon later op de avond in boeiende stellingen zijn respectabele inspanningen te verprutsen, en heel erg boeiend was Sven tegen zijn oude schaakpedagoog Martin. Want Sven leek nog midden op de avond absoluut te gaan winnen, zag toen waarschijnlijk spoken, en toen kroop Martin uit zijn schulp en herkreeg ineens zijn bekende tactische kracht. Het slot kon ik helaas niet meer bijwonen want ik moest de bus van 11.20 pm halen, maar de partij werd me gelukkig opgestuurd. Prachtig!
Het lesje van Thomas voor Hans
Weer een Svesnikov. Ik herhaal mijn deuntje nog maar eens dat bij zet zes Pdb5 de beste is. (Maar wel om theorie vraagt.)
Behalve bij 6. Pxc6 (vrijwel nooit goed in de Siciliaan omdat zwart er een sterker centrum van krijgt) is bij bijna alle witte antwoorden ….Lb4 lastig.
Hans speelt 6. Lb3 waarop dus volgt Lb4! Waarna wit het beste 7. Ld2 kan spelen. Helemaal geen leuke zet, maar dat moet dan maar. Op 7. Ld3 volgt direct d5. Dat is bij al die mindere varianten de dreiging. Niks achtergebleven d-pion. Hans probeert nu f3 om pion e4 te dekken, maar dat werkt ook niet. Ook nu is direct d5 de beste, maar ook na Thomas’ 7 …. a5 is er van het voordeel van de witte voorzet niets meer over. Omdat zwart d5 ten onrechte uitstelt lijkt wit toch nog wat mogelijkheden over te houden, maar veel is het niet. En met verder rustig degelijk spel van zwart verzeilt wit toch in een wat tochtige stelling, maar het kan nog net.
Maar 16. Lc1? Is echt fout, want nu raakt Tomas pas echt lekker op dreef. Na 16…. Lxc1 17. Txc1 Da3 De witte Koning krijgt het langzamerhand koud. Dan is een laatste onnauwkeurigheid gemakkelijk gemaakt
20 g4 ??? Wonderlijk dat deze fout zo vaak voorkomt. Het is mij ook in vluggertjes nogal eens overkomen. Een pion in de koningsstelling is gepend! Niet zo lang geleden overkwam het bijvoorbeeld Paul nog. (Dacht ik)
20 ….. Dxb3 schaak! Daarop zal Dxc3 schaak volgen. En volgens K. dan mat in 14 zetten. Maar dat laat Hans zich niet meer aantonen. Die vindt een stuk achter tegen Thomas wat te ontmoedigend.
Gerrit en Cees-Jan(zwart) speelden een rustige opening beiden correct. Maar bij zet 12 speelde zwart een minder mooie Torenzet die hem wat jeuk opleverde, en bij zet 14 bedacht hij een leuke variant die niet echt correct was, en zelfs een beetje pijn ging doen.
14. …. c6?
Met 16 Lxf7 kreeg wit echt voordeel. Een pion! ( gewoon 16. Lxc6 was nog beter)
Toen werd het zwoegen voor Cees-Jan. Hoewel wit verschillende keren de allersterkste zetten miste, bleef het keepen voor zwart. Gerrit deed wel de allerallersterkste bij zet 28, en toen zag ik er totaal geen heil meer in voor zwart.
28. Db6!
Wat zwart na lang denken speelt, lijkt me evenzeer onvoldoende, maar omdat Gerrit op zijn beurt spoken ziet en een toren niet durft te slaan zakt bij zwart de koorts een beetje. Maar hij houdt verhoging. 28 ……. d4 (om de dame naar betere oorden te kunnen laten verhuizen) 29. Txd4 Dc6
Wit kan gewoon de Toren slaan. 29. Dxa7 Bij de achteraf-analyse werd, na mijn vraag naar het hoe en waarom, geopperd dat zwart dan 29. … Ta8 had en de dame verloren ging. Ik was overtuigd. Ten onrechte . Prof Dr K ziet dan direct 30. Pd5! met de dreiging van familieschaak. Als zwart dat opheft heeft de witte dame dankzij het paard op d5 een vluchtveld op b6. Als zwart de dame toch op a7 slaat volgt Pe7 en houdt wit na terugwinnen van de zwarte dame een pion meer, en een kwaliteit meer, en een griezelig actieve toren op de 8e lijn die waarschijnlijk nog een pion gaat verorberen.
Maar OK, na 30 Dxc6 houdt zwart ook behoefte aan pijnbestrijders. Hij kan niet voorkomen dat hij de ene na de andere pion verliest. Als hij er vier is achtergeraakt sluit hij eerbiedig de ogen van zijn overleden koning. Had ook iets eerder gekund.
Het lesje van Ron voor Frank
Frank had geen zin meer in de hem en Ron bekende openingen en bedacht een flankspel. 1. b3
Toen ik 65 jaar geleden serieus ging schaken was ik mijn openingenstudie begonnen met Reti en soortgelijke flankspelen. Verder wist ik nog niets voor wit. Bedoeling ervan was, had ik geleerd, uitstel van het witte centrum, even afwachten wat zwart doet, en daarna alsnog beslissen weIke witte pionnen in actie moeten komen. Ik probeerde het al spoedig uit tegen het tweede bord van ons kweekschoolteam : Theo Slisser. Toen al een sterke clubschaker. Hij speelde toen mee om het jeugdschaakkampioenschap van Nederland. Hij werd later nog veel sterker en speelde altijd hoog in de KNSB-competitie. Hij is nu ook oud- uiteraard- maar schaakt nog steeds behoorlijk hoog. Slisser speelde destijds tegen mij direct e5 en d5. En daarna Ld6 en Le6. En de paarden natuurlijk. En ik had geen flauw idee meer hoe je daar iets tegenover zet. Ik verloor snel, en roemloos. Nooit vergeten!
Ik was dus nieuwsgierig. Hoe gaat Ron dat aanpakken? In den beginne ook zoiets natuurlijk!
Ik had geen idee hoe verder met wit. Frank wel. Die speelt snel 5. f4. Is misschien niet zo goed. Ron antwoordt 5. ….. e4. Dat leek mij redelijk, maar niet de sterkste. ( Ld6 !?) Zo krijgt die witte loper wel gelijk een mooie actieradius. Maar als Frank daarna zijn centrumaanval voortzet met d3 krijgt hij wel veel zwakke plekken in zijn stelling. Opening mislukt!
Nu had zwart met direct 7 …… Lb4 gelijk flink voordeel kunnen behalen. Maar ook na 7. …. Lc5 staat zwart wel beter.
Het wordt al gauw te ingewikkeld voor wit. Na 10 …. O-0
gaat het ineens hard 11. Lxb4 ? Pxb4 12. Pg3 Te8
Zwart geeft op. Begrijpelijk. Aanschouw de onderste rij met bijna al die onontwikkelde witte stukken en die ondekbare pion op e3 en u krijgt tranen in de ogen! Mislukte flankopening. Volgende keer beter.
Paul moest tegen Bert’s Siciliaanse Kann optornen. Dat deed hij prima. Zou hij intussen een boekje hebben geraadpleegd? Hij kondigde me enkele keren aan dat hij dat wel eens wilde gaan doen. Maar het kwam er nooit van. En toen nu van de eventueel niet geraadpleegde boekjes werd afgeweken deed hij het ook goed.
Tot zet 13. Hij had beter zijn loperpaar kunnen behouden met 13. Lc2. 13. Df3 lijkt niet zo logisch. Hierna krijgt zwart wat initiatief. Bij zet 17 is de stelling aldus:
Prof Dr K vindt de zwarte stelling wat beter ( -0.50). Zal dat loperpaar in open stelling wel wezen. Maar misschien heeft Bert geen zin meer, en is Paul al aan zijn naderende Omnikron-besmetting begonnen . (Beterschap Paul.) Ze houden het op remise.
Sven tegen Martin was het spannendst. Sven speelt tegen de Siciliaan 2. Pc3, hetgeen men de ‘gesloten Siciliaan’ pleegt te noemen. Martin antwoordt met 2 …. a6, wat niet heel gebruikelijk maar best wel aardig is. En dikke kans dat de tegenstander dat nu juist nog niet zo goed bekeken of getraind heeft. Sven’s 3. a4 staat wel in mijn database, maar pas op de 5e plaats, en met score 43.0, wat betekent: negatief voor wit! Pf3 zal wel beter zijn. Maar Sven heeft snel f4 in zijn hoofd, dus dan maar geen Pf3. Na ( 3. .. e6 4. Lc4 Pc6) 5 f4 geeft K. aan dat zwart iets beter staat. Dat gebeurt bijna altijd als wit vroeg f4 speelt. Het lijkt wel wat, maar veel is het niet waard. Maar zwart vervolgt niet op zijn sterkst en blijkt toch verontrust door dat f4 en gaat over op krachtige tegenmaatregelen. 8 ….. f5? Wat echter niet goed is.
Na 9. Pg5 zou wit veel beter staan volgens K. Dat vindt Sven kennelijk ook. Martin krijgt een probleem met het ontwikkelen van zijn stukken en met het rocheren. Hij offert maar een pion, die toch al erg belaagd werd, om de narigheid een beetje te verminderen.
16. …. O-0-0
En het werkt wel een beetje. Toch blijft het lang zweten voor Martin. Maar daar is hij goed in. Heel langzaam verliest Sven de grip op de stelling.
En hier is hij na 24. Lc3 alles van zijn voordeel wel kwijt. Wit had maar gewoon op f5 moeten pakken, maar hij ziet daar waarschijnlijk spoken. Zwart begint aan tegenaanval te werken. (En daar is hij goed in.) En Sven begint nu ook te zweten. (En is daar kennelijk minder goed in. )
33. Le1? (33 Lf3 of 33 Tfd1) Pe5 En met alleen maar sterke zetten (in tijdnood?) houdt Martin zijn voordeel vast. Het wordt een eindspel met 1 pion meer, maar Martin heeft kennelijk gezien hoe hij er daar meer van te pakken zal gaan krijgen.
Die zwarte toren staat veel actiever dan de witte. Tenslotte staat zwart 3 pionnen voor, en begint aan de mars met 2 van die verbonden soldaten naar een roemrijke horizon (waar de pot met goud ligt). Na 55 zetten geeft Sven op. (Had wel iets eerder gekund.)
Ik kreeg van Martin ook zijn eigen visie, en die laat ik hier volgen:
‘Een razendspannende partij, mede door Sven zijn opening met f4 en ik later (met de foute) f5.
Ik dacht dat de gespeelde variant na f5 wel goed voor mij zou zijn. Maar ik heb 10. Pe2 over het hoofd gezien. Gelukkig weet d5 erger te voorkomen, maar op dat moment sta ik al ruim 2 punten achter op de op de engine.
Dit met name omdat ik niet meer kan voorkomen een pion te verliezen.
Ik geef die pion uiteindelijk om te rocheren en mijn stukken zoveel mogelijk te ontwikkelen.
Op dat moment staat Sven zeker nog beter maar is het niet zo duidelijk te zien hoe het nu verder moet. Rond zet 18 geeft Sven mij wat te veel tijd om mijn structuur weer goed te krijgen en langzaam wat meer in de partij te komen.
Ik win op 23 Lxh2 weer die pion terug, 23 Lc3 is voer voor discussie, ik denk dat Sven bang was voor Td4 maar deze zet is niet goed genoeg door allerlei tempo’s waardoor ik een sterke pion loper combinatie krijg op f4 en g3.
Dat voordeel weet ik te behouden en op het juiste moment de dames te ruilen. De situatie is dan moeizaam voor Wit en het is gemakkelijk een foutje te maken. Daar komt bij dat rond zet 33 Sven binnen de 20 minuten van zijn tijd kwam.
Een dodelijke combinatie die ik niet meer uit handen gaf door een voorzichtig eindspel te spelen en geen fouten meer te maken. Het was ruim na 12 uur voor we elkaar de hand schudden.
Wederom een zeer vermakelijke partij maar wel heel erg spannende partij. Wat is Sven toch een goede schaker geworden!”
Dat laatste daar ben ik het mee eens. Maar ik vind dat ook van Martin.
Bijna alle zwaargewichten waren er. En voldoende midden- en welter-gewichten om een interessant programma te kunnen bedenken. Al waren er ook zwaargewichten die zo te horen misschien beter thuis hadden kunnen blijven. Nog onvoldoende van vorige blessures hersteld?
Een mooi zaaltje vol.
Er was ook een nieuw gezicht. Dat is prachtig. Ik bedoel niet het gezicht – dat ook natuurlijk- maar het feit dat er alweer een nieuwe potentiële strijder voor ons clubje komt kijken.
Plaatjes groter?Klik erop!
Een sportief mens, dat viel direct vast te stellen. Al snel in de eerste ronde werd hij door Ab harteloos tegen het canvas gemept. Maar hij deed er niet moeilijk over. Hij slikte het, als een man. Ik was benieuwd , misschien lang niet getraind, of te weinig wedstrijdervaring, en dan even wennen . Hij had duidelijk in dat eerste potje weinig verwondingen opgelopen en hij trok welgemoed de handschoenen weer aan voor een tweede ronde. En mooi zo, die won hij. Ab verwaarloosde even zijn dekking, en daar ging die. Goed voor het Smit`s moreel. Ab mopperde nog wat , waaruit waarschijnlijk zou moeten blijken dat hij het eigenlijk had moeten winnen, maar zo reageert hij altijd. Daar moet je niet op letten. Dat ook Cees Jan Smit alweer een recente aanwinst voor ons clubje zou betekenen, net als Sven, Hugo en Hans , bleek me toen hij daarna in een vriendschappelijk potje een geheid remise-eindspel tegen Gerrit wist te winnen. Dat lukt niet iedereen! Dus nu maar hopen dat hij net zo tevreden is met ons, als wij met hem.
Tot `leeringhe ende vermaecke` dan nog maar even waar het in die eerste partij misging:
Cees-Jan was met zijn tweede potje tegen Ab ook gauw klaar, want samen maakten ze er even turbo-amusement van. Dat daarna Gerrit tijd had om tegen hem te sparren, kwam doordat Gerrit vanavond tegen Thomas moest. ‘Dat wordt een zware avond’ fluisterde Gerrit me vooraf toe.’Hangt ervan af,’zei ik ‘Tegen Thomas kan het zijn dat je in 10 zetten al uitgeteld wordt.’ Dat gebeurde niet, maar het was wel tamelijk snel gebeurd. Gerrit deed het een poosje lang niet slecht, maar ja zijn favoriete Philidor, daar heeft een heer Broek natuurlijk al gauw niet veel moeite mee. Een plaagstootje links, een schijnbeweginkje rechts, en al gauw hapte Gerrit naar adem. De knock out was voor het publiek wel grappig, maar zal Gerrit niet leuk gevonden hebben. Zijn notatieboekje verdween al snel in zijn tas, en ik durfde hem er niet om te vragen. Hij had duidelijk nu meer behoefte aan een verzorger.
De witte stukken kwamen vervaarlijk opzetten, maar echt fout ging het voor hem pas bij zet 16:
Na 16. … Te8 valt er best nog te boksen, maar na 16. .. Tb7 gaat het mis. Gerrit probeert nog een stukoffer, omdat een normale voortzetting er al niet meer is, maar dat haalt niks meer uit.
Na zet 25 gebeurt het volgende
25. Kg2 Txe7 26. fxe7 Te8 27. Df8+ met mat op de volgende zet. De zwarte koning is even groggy en wordt per brancard afgevoerd.
Bert tegen Ron. Die toonden elkaar hoeveel respect ze voor elkaar hebben. Wat kleine stootjes, maar meer zat er niet in. Geen grote risico’s nemen. Voor je het weet heb je van zo’n tegenstander een linkse hoek te pakken. Ron speelde een Taimanov(of Kan)- variant van het Siciliaans. Een lijfopening van Bert. Ik denk dat Ron wel eens wilde zien hoe Bert zelf zoiets aanpakt, voor als hij zelf een volgende keer wit heeft.
4
Gebruikelijk zijn hier 5. Pc3 of 5. Ld3. Bert probeert het eens met 5. c4 Veel minder gespeeld , maar het lijkt best even sterk! En wit krijgt een betere stelling (1.00)
11
Maar 12. Pa4 is misschien niet de beste (Lxc5 en Tad1 1?) Bij zet 15 eindigt het duel onbeslist. Wit staat misschien nog een fractie beter, maar de wenkbrauwen zijn nog heel en blauwe plekken nog niet zichtbaar. Maar met minder wederzijds respect waren ze misschien nog even doorgegaan. Hadden ze elkaars dekking nog even getest.
14
Vrijdag kreeg ik nog het commentaar binnen van Ron. Omdat ik mijn bovenstaande verhaal al had staan, druk ik hieronder alsnog zijn mail af, waaruit moge blijken dat ik aardig raak zat met mijn opmerkingen over de Kann-variant en de bedoeling van Bert.
“Ik vond het dus wel dapper van Bert dat hij 1. e4 opende. Maar hij weet ook wel dat ik dan de Kann ga spelen, maar die kent hij natuurlijk zelf ook goed en beter dan ik. Bert speelde de opstelling met c4 omdat hij daar zelf ook de meeste hekel aan heeft. Volgens mijn boekje kan ik beter Pc6 uitstellen en Pf6 en Lb4 spelen als hij de loper naar e2 speelt. Dat dwingt dan f3 af en kan zwart een normale Hedgehog stelling opbouwen. I.p.v. h6 overwoog ik daar ook h5, dat bleek bij de na-analyse niet zomaar te weerleggen (dreiging Pg4 is toch vervelend), wit kan overigens wel Dg3 dan spelen. Nu bleef de stelling toch redelijk in evenwicht. Best leerzame partij voor ons beiden. Terechte remise.”
Martin-Frank
Ook weer een Tajmanov. Martin doet het 7 zetten wel goed, maar de 8e zet (b3) zou ik zelf nooit spelen. Je ziet hem nooit, dus zal het wel niet de tactiek zijn om de tegenstander met je voorzet in problemen te brengen.
10. f4? Lf6
Frank: “Wel zag ik in de opening dat f4 niet goed was. Ik kwam al snel beter te staan vond ik en heb het verder redelijk goed gespeeld tot het moment dat ik onder tijdsdruk kwam.” “Ik kijk uit naar jouw en Dr K hun mening. “ Nou wat Frank vindt, dat vinden hunnie dus ook allemaal!
Bijv. bij zet 14 heeft zwart echt flink voordeel.
Wat doet wit met die onontwikkelde damevleugel? Rondlopend dacht ik: ik zou maar La3 proberen. Maar daar ziet Dr K. ook niks in. Die laat dat hele rijtje dame-stukken gewoon maar staan. Die ziet dus kennelijk ook geen oplossing voor het probleem.
Martin speelt 14. Ld2 waarna K. naar -2.00 schiet! Dus -+
Daarna vecht Frank lange tijd niet ‘redelijk goed,’ maar gewoon goed!
Frank: “Het werd een latertje en we zaten op het einde beiden in tijdnood. Dat is ook wel te zien aan het feit dat ik 2x de winst miste.Ik zag spoken op het moment dat Pc3 winnend was
en miste na Lb7 het simpele paardenvorkje Pe2 om de dame te winnen.”
Dat is waar. Alleen door tijdnood te rechtvaardigen. Maar te zijner verdediging moet worden aangevoerd dat hij daarmee nergens zijn overwinning in gevaar bracht. Hij stelde het alleen een beetje uit. Martin hing murf in de touwen, en daar veranderde de tijdnoodmissertjes niks aan. Martin probeerde nog wat de clinch op te zoeken, maar kon de nederlaag daar toch niet mee voorkomen. De scheidsrechter pakte de arm van de winnaar en stak die omhoog! Maar het was zo laat geworden er zat geen mens meer in het publiek om die toe te juichen!
Hans tegen Paul.
Vast ook wel wederzijds respect, maar hier ging het toch anders. Hans wilde nu toch graag weer eens zijn aanvallende stijl zien winnen. Lekker eindelijk weer eens een goed doorkomende uppercut. En Paul had zoiets van: ik sta best iets hoger op de elo-lijst, en dat moet nou maar eens duidelijk worden. Die twee hebben natuurlijk nog lang zo vaak niet tegen elkaar gebokst als Bert en Ron, dus er is nog geen echte duidelijkheid.
In de Siciliaan ging ook Hans voor 3. b3. Zoals ik hierboven al opmerkte: niet mijn piece of cake. Het antwoord van Paul was ook niet heel erg gebruikelijk: 4. …. e5. Maar wel pricipieel. ‘Laat maar eens zien dat die loper nou nog eens iets doet’ Daarna werd het een aftasten van de verdediging(zwart) en de aanval (wit). Rond zet 17 krijgt zwart wel door dat de witte stoten nog steeds weinig resultaat opleveren en gaat zelf in de aanval. Met al zijn pionnen op de damevleugel en een stiekem meeloerende koningsloper op de achtergrond. Goed die kan nu nog niets, maar als ooit die pion op e5 in beweging komt!
17
Eigenlijk volgens het boekje. Probeer jij aan te vallen op mijn linkerflank, dan ga ik terugmeppen op mijn rechterflank. Zullen we wel eens zien wie het eerst doel treft.
Het lijkt of de witte aanval een beetje is vastgelopen. Hoe moet dat verder?
21
De stand is gelijk. Wit bedenkt een plan op afstand. Hij vertrouwt erop dat ook de zwarte aanval niet veel zal uitrichten en neemt de tijd voor een hergroepering. Hij gaat via 22. Ph1!? 23.Pf2 25. Ph3 het paard naar g5 te brengen. (28. Pg5). Leuk bedacht, maar de vraag is of dat paard daar nu zoveel meer doet. De aanvallende bewegingen van zwart leveren hem een pion op. We zien bij Hans wat we vaker bij hem gezien hebben: risicootjes nemen, want aanval is de beste verdediging, en dan toch ineens blauwe plekken hebben opgelopen. Ik kreeg het idee dat Paul dit misschien toch zou gaan winnen. Maar door waarschijnlijk een moment van zwarte onachtzaamheid krijgt wit een pion te pakken.
31
31. Dxb4!
Of zou toch wit het nu gaan winnen?
Zwart probeert met veel schijnbewegingen wit te verontrusten. Dat lukt wel aardig. Het is een poosje de vraag of die iets heeft aan zijn pion meer.
35
Volgens K. had zwart nu het beste maar wat hen en weer kunnen gaan schuiven. Een fatale klap lijkt er dan niet meer in te zitten. Dan dreigt een slot op punten, onbeslist.
Maar Paul was toch van plan om vanavond te laten zien dat hij best wel de sterkste van de twee is? Ja, daarom gaat hij weer over tot actie. Die hem eigenlijk alleen in de problemen dreigt te brengen. 36. … f6 37. Ld2! , f5? En nu zou volgens Komodo wit met een pionoffer op d4 en het via de a-lijn op dreef brengen van zijn dame de zwarte koning in wat problemen kunnen brengen. Maar dat lijkt me niet iets voor gewone sporters. Meer iets voor een wereldkampioen zwaargewicht. Dus dat laat ik maar even zitten.
Wit doet het anders , ook niet gek, en lijkt toch ook nog iets zonder een pluspion te kunnen doen. Althans volgens Komodo. Met Db5 en Lb4 (of Loper a5).
39
De oorzaak is dat de zwarte Dame een beetje uit de buurt van het strijdtoneel is geraakt. Het kost tijd om die weer op de goede plek te krijgen. Maar als je die stelling ziet begrijp je gemakkelijk dat de mannen zelf tot een ‘onbeslist’ besloten. Al met al een aardig gevecht tussen een aanvallende stijl en een `kom maar op want mijn tijd komt nog wel`-stijl.