een in Nederland, maar ook daarbuiten, enorm bekende man, die prachtige sprookjes schreef.
Maar ook andere verhalen. Zijn boeken stonden altijd direct na verschijnen op de eerste plaats in de bestsellerlijsten. Hoger dan dan die van zijn toen evenzeer beroemde tijdgenoten als Mulisch, Wolkers, Reve, Haasse, e.a. Het meest bekend werd hij echter van radio-uitzendingen en daarna van programma’s toen de TV was uitgevonden. Programma’s als ‘Kopstukken’ en ‘Houd je aan je woord’ werden massaal beluisterd en bekeken. Daarin werden andere toentertijd beroemde deelnemers , als Hella Haasse, Harry Mulisch, Victor v. Vriesland -hoewel ook zeer snedig, geestig en alert- toch weggespeeld. Het publiek zat ongeduldig te wachten tot de ster van de prgramma’s aan het woord zou komen : de verstrooid , aarzelend, onhandig overkomende maar altijd met zijn uitspraken enorme lachsalvo’s opwekkende GODFRIED BOMANS. Ontelbare malen werd hij uitgenodigd om lezingen te geven, overal in den lande, maar ook in Duitsland, USA, Italië, Israel, enz. De zalen zaten altijd bomvol. Zijn start van de lezing was vaak een zorgvuldig voorbereide act waarin hij gespeeld warhoofdig en onhandig iets vreemds deed waardoor het publiek gelijk al in lachen uitbarstte. Eens bijvoorbeeld door zwijgend zijn tas op de lessenaar te zetten en lang vergeefs erin te gaan zoeken naar de tekst van zijn lezing, daarbij tenslotte van alles tevoorschijn halend. Zijn pijjama bijvoorbeeld.
Zijn beroemdste boeken waren ‘Erik of het klein insectenboek’ en ‘Pieter Bas’.
Uit ‘Erik’ las ik toen ik nog op de basisschool werkte (1959- 1965) mijn leerlingen stukken voor. Die vonden het prachtig.
Toen enkele weken geleden er een vuistdikke (824 blz) biografie van deze auteur, acteur, presentator, interviewer, humorist, journalist, columnist, enz, enz verscheen moest ik die gauw kopen. Want ook ik had destijds van hem genoten en wist dat er ook vele mysteries aan hem kleefden en ik wilde daar wel meer van weten.
‘VLEUGELMAN, Godfried Bomans, 1913-1971’ door Gé Vaartjes.
Het leest gemakkelijk. Heel boeiend, vond ik. Ik kwam veel aan de weet. Over zijn blijvende verbondenheid met de RoomsKatholieke kerk, zijn worsteling tegen depressies, zijn zoeken naar de zin van het bestaan, zijn ontelbare relaties met vrouwen , en nog veel meer. En nu ter zake: Ik las ook meer over
BOMANS en het SCHAAKSPEL.
Ik wist wel dat Bomans wel hield van een potje schaak. Bekend was dat hij veel te jong overleed, aan een hartstilstand, kort na terugkeer van een schaakpartijtje. Ik dacht tegen Lodewijk van Deyssel, toen een zeer bekend auteur, met wie hij bevriend was, en vaak schaakte. Dat bleek onjuist. Hij kwam terug van zijn schaakclub, voelde zich niet goed, klopte dus maar aan bij een vriendin, ging daar op de bank liggen en stierf. In de biografie las ik dat hij in zijn clubpartij die avond twee keer dacht remise te staan, maar toch verloor. In niet al te beste conditie had hij de club verlaten . Ik wist niet dat hij meer en intensiever schaakte dan een gelegenheids-schaker. Hij was lid van het nog steeds bestaande sc Bloemendaal. (Hun eerste team speelt nu nog in de topklasse van de NHSB. )
Ik heb geprobeerd schaakpartijen van hem terug te vinden in de bekende databases, maar ik heb niets kunnen vinden. Jammer. Dus geen idee hoe sterk hij was. Wel las ik in de biografie dat hij ooit remise had gespeeld tegen een sterke Tsjechische grootmeester. En dat hij elk jaar meedeed in het Hoogoventoernooi (nu Tata). In een niet hoge groep bij de amateurs. Er was een jaar dat hij verhinderd was en dat leverde in zijn Volkskrantcolumn wel de volgende Bomansiaanse reactie op: ‘ Voor het eerst sinds jaren wordt het Hoogoven Schaaktoernooi zonder Godfried Bomans gehouden. Ik zou mij aan valse bescheidenheid schuldig maken als ik niet toegaf dat dit voor de organisatoren een geweldige tegenvaller is. Men mag zich zelfs de vraag stellen of het toernooi nog enige zin heeft.’
Ik las verbaasd dat Harry Mulisch een poos met Bomans bevriend was. Veel serieuze schrijvers keken op dat werk van Bomans neer. Ze vonden dat werk van humoristen niet als ‘literatuur’ beschouwd kom worden. Bomans heeft ook nooit een literaire prijs gekregen. Ook al was hij de meest gelezen auteur in Nederland. Mulisch was het daar niet mee eens. Later kwam er nog een vriend bij: Anton Heyboer, die maffe kunstschilder. Dit driemanschap vermaakte zich met gezamenlijke uitstapjes en gesprekken. De vriendschap met Mulisch liep een deuk op toen die bij een bezoek aan Bomans zijn boezemvriend meebracht: schaakgrootmeester Jan Hein Donner!Dat klikte voor Bomans niet. Hij vondDonner een zelfingenomen praatjesmaker. Bomans gedroeg zich ongeïnteresseerd, afstandelijk, en keek hem de deur uit. Dat kwetste Mulisch.Enkele jaren later werd de verstandhouding wel weer wat beter.Bomans zou ook wel eens met Mulisch geschaakt te hebben. Met Donner dus niet.
Bomans gedroeg zich vaak hoogsteigenaardig. Zo kwam het voor dat een volle zaal op zijn lezing zat te wachten, maar hij veel te laat op kwam dagen en soms zelfs helemaal niet. Omdat hij even met een bekende in een café een potje wilde schaken.
Bomans had altijd een overvolle agenda, en waa ook vaak doodmoe van al dat werk. Maar verscheen dan toch op een schaaktoernooi. Bijvoorbeeld in 1973 bij een avondlijk en nachtelijk snelschaaktoernoo in Rotterdam, bedacht door Jan Timman. Er kwamen meer bekende personen opdraven: Donner, Hans Ree, Ton Sijbrants (wereldkampioen dammen), de schrijver Cees Buddingh, en vele anderen.
Een poos had Bomans een TV-programma waarin hij bekende personen interviewde. In de eerste aflevering daarvan interviewde hij Dr Max Euwe . De pers was er zeer positief over. Weliswaar was Bomans soms wat de ijdeltuiterig, te oubollig, en te kwajongensachtig, maar hij wist met de geïnterviewde ‘een relatie aan te gaan en dat lukt zelden op de TV. ‘ Bomans was volgens sommigen de beste interviewer van Nederland.
Dat is het wel wat ik in dit dikke boek tegenkwam over de rol van het schaakspel in het drukke leven van Godfried Bomans. Ik dacht, dat ik ook u dat maar even moest laten weten.
Nieuwe ronde Keizer . Alleen de bovenste helft van de ranglijst is aanwezig. Die anderen zitten aan hun huiswerk. Of hebben andere belangrijke afspraken.
Er is wel wat te zien. Er is weer een nieuwe tentoonstelling. Nu van Carine van de Noord. Passend in de nieuwe trend van neorealisme in de schilderkunst. Wel fraai vind ik. Daar zit een wulps wezen naar Ron te loeren.
Maar Ron ziet niks. Die heeft geen tijd. Die moet Danny zien te verslaan. En dat vraagt best veel concentratie.
Ron speelde een Svesnikov. Is dat nog niet in Danny’s zoektocht naar openingenkennis langs gekomen? Of speelt hij bewust iets ongebruikelijks? : 1 e4, c5 2 Pf3, Pc6 3 d4, cxd4 4 Pxd4, Pf6 5 Pc3 e5!?
Danny – Ron (5…e5)
6. Pxc6 ? (Pb5!)
Je kunt het spelen natuurlijk, maar hierna heeft zwart echt geen problemen meer met zijn zet achterstand. Na Pxc6 bxc6 kan zwart zich gaan opmaken voor ooit een d5. Maar OK, wit kan die vuistdikke boeken over de Svesnikov dus nog even lekker ongeopend laten. Dat wel. Ron staat gelijk comfortabel genoeg en speelt rustig verder. Af en toe zit hij wel nee te schudden, maar dat zegt niet zo veel bij Ron.
Leuk wordt het voor mij als Danny te veel hooi op zijn vork neemt
Danny – Ron (20…Lxh4)
21. Td7 ??
Leek hem waarschijnlijk een niks bedervende tussenzet, maar dat is het niet. Het verliest nateriaal. Zowel Lc8 als Dc8 zijn goed. Na lang nadenken speelt Ron Lc8.
Na Dxh4 Dxd7 Dxh5 staat zwart een kwaliteit voor in een overzichtelijke stelling. Die gaat winnen, verwacht ik, als ik om 23.00 het pand verlaat om mij op te stellen voor busvervoer.
Ik denk dat vrijwel niemand van de aanwezige schakers lette op wat er nu onder de linden weer voor moois op de wand hangt. Gerrit had een fraaie raadsvrouwe, voor hem alleen, achter zich. Die ziet een stelling zonder naar het bord te kijken. Dat doen grote schakers wel vaker. Marrtin doet het ook wel eens. Maar Gerrit wist dat niet, anders had hij haar wel raad gevraagd. Deed hij niet, dus verloor hij van Martin.
691A8997XWEB
Rond de 17e zet creëert Martin iets wat op Grieks-Romeins worstelen op een schaakbord lijkt. Ik vind het geweldig wat hij daar op het bord zet. En ik realiseer me met spijt dat ik het zelf allemaal even niet meer kon uitrekenen. Tja, toch een dagje ouder.
Toch lijkt Gerrit met mazzel nog overeind te blijven, maar dan verblundert hij het toch nog , en wit blijft een stuk voor tegen 2 zwakke pionnen
Frank tegen Thomas :
Een opening met 1 e4 en 2 Lc4 3 Pc3 . Daar weet ik niets van, speelde zelf nooit 1 e4 en beantwoordde nooit met zwart e4 met e5. Dus wat de heren op het bord zetten zegt me niets. Wel zag ik ineens een zet van Frank die op een blunder leek. Dat was zo, demonstreerde Thomas
Frank – Thomas (14.Pce2)
14 ….. Pc5!! Dat gaat wit een stuk kosten. Wel tegen 2 pionnen. Maar daar heeft Thomas geen moeite mee.
Resteert Hugo tegen Marc. Beiden met hun favoriete opstellingen. Hugo doet het lang goed.
Maar houdt zijn defensieve aanpak iets te lang vol en dat geeft Marc de gelegenheid om de logische Hollandse aanval in te zetten met g5 .
Als ik vertrek is het voor mij nog niet helemaal duidelijk maar ik denk wel dat Marc gaat winnen.
Nu de coryfeeën zelf:
Ron:
Wat is schaken toch leuk en gecompliceerd. Ik kan iedereen adviseren om verschillende openingen en varianten te proberen. Dat leert je om bepaalde stellingskenmerken te doorgronden en begrijpen. Ook wat je in bepaalde stellingen moet vermijden. Zo wordt de Wolga/Benko op topniveau bijna niet meer gespeeld, vanwege de vervelende (snelle) Lg5 variant, voordat zwart g6 heeft kunnen spelen. Maar vanuit een KI opzet zijn wel diverse overgangen naar een Wolga opzet mogelijk!
Ik zag Frank nu tegen Thomas bijvoorbeeld nalaten om op zijn c6 direct het principiële en thematische d4 te spelen, zodat hij gelijk minder kwam te staan en vervolgens al snel in de problemen kwam. Niet nodig.
Martin blijft goed oefenen met zijn c4 variant en opzet en overspeelde Gerrit. Zijn e5 was fraai winnend, al begreep ik nog wel van hem later dat hij het ergens nog onseccuur had gedaan, maar we blijven mensen (zie verderop wat ik in mijn partij laat liggen).
Hugo tegen Marc was een genot om te zien. Marc speelde heel thematisch en geduldig tegen de solide opzet van Hugo (KI in de voorhand). Toen Hugo verzuimde om zelf voldoende tegenspel te creëren, kreeg Marc geleidelijk de overhand. Zeer fraai gespeeld, hij zal hier zelf wel iets over zeggen.
Dan mijn partij. Leerzaam en beslist niet zonder diverse fouten. Ik wilde weer eens Svesnikov proberen, wat ik heel vroeger wel eens heb geprobeerd. Maar zijn 6. Pxc6 heb ik nog nooit tegen me gehad.
Danny – Ron (5…e5)
6.Pxc6 bxc6
Na zijn 7. Lg5 schijnt 7…, Le7 of Tb8 (!) theorie te zijn, maar mijn 7…, h6 is dus ook goed.
Danny – Ron (8.Lh4)
9. Lc4, 0-0
Na 8. Lh4 had ik al kunnen profiteren met 8….,Tb8 die nu veel sterker is geworden dan de zet ervoor. Daarom is de Siciliaan ook zo leuk, altijd complex spel met diverse kansen. Na zijn 9. Lc4 heb ik al zitten rekenen of schijnoffer met 9…, Pxe4 kon. Het kan wel, maar levert zwart niets op, wit komt iets beter te staan. Maar na nu 9…, Db6 dreigt dat wel, wit is verplicht dan om alsnog op f6 te nemen. I.p.v. het logisch eruit ziende
Danny – Ron (11…Dc7)
11…., Dc7 kan ik beter 11…., Ph5 spelen. Na mijn 13…., Lb7
Danny – Ron (13…Lb7)
had hij met zijn dame uit de penning op de d-lijn moeten gaan. Op 14.Lg3 (?) kon ik nu heel sterk 14…, d5 spelen! Ik had gemist dat deze pion vervolgens kan doorstomen naar d4! Ik word ook een dagje ouder, want ik heb hier echt heel lang naar gekeken. Nu kwam ik minder te staan, Danny grijpt met 15. f4 zijn kans, waarop ik alsnog het beste 15…., d5 kan spelen! Met 17. Tf5 had hij nu kunnen winnen.
Danny – Ron (15.f4)
Zijn 17. Lh4 was niet verkeerd, maar wel zijn 18. Dg3 (?).
Danny – Ron (18.Dg3)
Met 18…, g5 kan ik nu stuk winnen, maar dorst dat niet aan. Na slaan op g5 zag ik namelijk Td3 komen en zag niet hoe ik dan mat kon voorkomen (maar met Ph7 en Lg5 kan zwart zich verdedigen, je moet dat maar zien). Na mijn 19…, Ph5 was het gelijk. Tenzij hij in een val trapt, op 21. Td7? wint 21…., Lc8 (overigens ook 21…, Dc8).
Danny – Ron (20…Lxh4)
21. Td7 ??
Daarna was het een kwestie van techniek.
Danny:
Deze partij mocht ik tegen Ron, waar ik nog niet eerder tegen had gespeeld. Maar de stand van de interne competitie vertelde mij genoeg. Dit wordt een zware avond.
1. e4 c5 2. Nf3 Nc6 3. Nc3 Nf6 4. d4 cxd4
Siciliaans kom ik steeds vaker tegen online, maar deze traditionele variant met 4 paarden had ik nog niet eerder gezien. Ik was dus al vrij snel onbekend met de stelling.
5. Nxd4 e5
Na e5 is er eigenlijk maar één zet om de voorsprong te houden, het paard naar b5. Ik koos ervoor om het paard op c6 te pakken, de op één na beste optie en in principe nog steeds theorie.
Ik behield de druk op d5 en het paard op f6. Mijn plan was om f4 te gaan spelen op het juiste moment, met kh1 voorkom ik allerlei schaakjes die mijn pion op b2 zwak maken en pogingen van wit om mij onder druk te zetten voorkomen.
Bb7 14. Bg3 a5 15. f4
Danny – Ron (15.f4)
Dankzij het boek van Jeremy Silman ‘How to reassess your chess’ leer ik steeds beter zwaktes te creëren of van zwaktes te profiteren. f4 is hier ook de beste zet waar ik erg blij mee was, in de partij had ik het idee dan ik na 15…Rf8 beter stond. De computer is het daar mee eens maar dan moet je bij voorkeur deze zetten wel opvolgen met extra druk op e5 na 16. fxe5 dxe5, door toren f5 te spelen.
Hier had Ron mijn loper kunnen winnen, eerder zag ik dit wel toen ik ervoor koos om mijn paard niet te manoeuvreren naar g3. Slordig, maar ik kom er mee weg na Nh5 20. Qg4 Bxh4. Op dit moment zie ik een trucje, en begin ik met het doorrekenen hiervan. We zijn inmiddels al zo’n 2,5 uur bezig en dan word ik nog wel eens wat ongeduldig zoals eerder ook tegen Frank. Zonde, want als ik hier gewoon het paard of de loper pak staan we gelijk. Ik ga op avontuur met 21. Rd7 met als doel materiaal te winnen met de druk op f7.
Danny – Ron (21.Td7)
Maar dit werkt helemaal niet. Ik ging ook volledig voorbij aan het feit dat na 21.Rd7 Ron gewoon Bc8 of Qc8 kan spelen. Dit doet hij dan ook.
Niet ontevreden over de partij. Ron is een hele sterke speler, en ik heb nog veel te leren. Misschien dat de resterende 383 pagina’s van het boek mij ertoe in staat brengen het Ron nog moeilijker te maken de volgende keer. Ik moet het nu doen met wat momenten waarop ik in ieder geval het gevoel kreeg dat hij flink moest nadenken.
Martin:
Wel mooi gespeeld, maar zeker niet foutloos. Ik zag bij zet 21 niet meer het winnende gevolg, en de computer zegt ook dat die er niet is!
Martin – Gerrit (21.Df4)
Ik schreef meteen een uitroepteken achter 21….Pg4!
En zag de afwikkeling naar een vrij gelijke die waarschijnlijk in een toreneindspel remise zou verzanden. Zonde van mijn mooie stelling.
Die pionnen in het centrum opspelen is het juiste idee, maar nog niet helemaal goed uitgevoerd.
Dus met wat geluk toch gewonnen.
Thomas:
Ik speelde een keer geen Siciliaans tegen Frank en werd getrakteerd op het Klassieke Loperspel, een opening die zeer populair was in de 19e eeuw, maar tegenwoordig vaak overgaat in het Italiaans. We waren al vrij snel uit de theorie. Frank speelde al vroeg 4. a3 , bekend was nog de zet 4. d4, al zijn er diverse andere voortzettingen geprobeerd. Ik was blij het centrum in handen te krijgen met d7-d5 , alleen de verdere afwerking was niet zo nauwkeurig.
Frank – Thomas (6.Lb5+)
Na 6. Pc6 ipv 6.. Pbd7 had ik bijna -1 voordeel gehad volgens de engine, nu was het alweer bijna gelijk Het pionoffer na 8. .. Le7 nam Frank niet aan, maar achteraf (!) blijkt het best mogelijk te zijn geweest.
Frank – Thomas (8…Le7)
Na 9. Pxd5, Pxd5 10. Dxd5, 0-0 heeft zwart een lichte ontwikkelingsvoorsprong, maar wit staat nog een tikkeltje beter. Maar achter het bord, op het moment zelf zijn dergelijke beslissingen vaak lastiger te nemen. In zijn plaats zou ik me ook wel drie keer bedacht hebben. Veel aan de hand was er nog niet 14. Pce2? was pas de echte fout.
Frank – Thomas (14.Pce2)
Na 14. Pxe6, Lxe6 15. Pce2, Tc8 staat zwart iets beter, maar veel stelt het niet voor. Na het stukverlies tegen twee pionnen (14. .. , Pc5!) probeerde Frank er nog wat complicaties in te gooien (daar is hij, als hij de kans krijgt, erg goed in!) en ik was in deze fase erg blij nog een damevleugel-pion over te hebben. Met een “kale” damevleugel zou het technisch een stuk lastiger zijn geweest. Nu gaf na nog enkele afruilen Frank zich gewonnen.
Als plan voor wit weet ik alleen b2-b4-b5 (meestal voorbereid met 8.Tb1 en 9.a3) en dan op een gegeven moment Pf3-d2 met druk over de h1/a8-diagonaal. Het idee voor zwart is om het witte plan te vertragen, en ondertussen tegenspel te zoeken met het f5/e5-pionnenduo.
De zet 8.b3 had ik nog niet eerder gezien. Het lijkt erop dat wit een wat afwachtende houding aanneemt (de loper kan immers ook naar b2 na Tb1, a3, b2-b4-b5). Het nadeel van b3 is dat het tijdelijk de zwarte velden in het witte kamp verzwakt, maar ik kon geen manier vinden om daarvan te profiteren (bijvoorbeeld 8..Pe4 9.de4: Lc3: 10.Tb1 fe4: 11.Dd5 e6 12.De4: of nog beter 10.Lh6 met voordeel voor wit).
8…e7-e5 9.Lc1-b2 c7-c6 10.e2-e3
Stelling na 10.e2-e3
In het Hollands hoop je natuurlijk op varianten als 10.e4 f4 11.gf4: Ph5 12.fe5: Lg4, gevolgd door Ph5-f4xg2, of ideeën met Lf3: en Dg5, enz. Niet gedwongen allemaal, maar wel thematisch in deze opening.
Na 10.e3 hoopte ik dat wit d3-d4 van plan was, want dan komt e5-e4 gevolgd door d6-d5. Ik speel dat graag, het creëert een soort muur door het midden van het bord (langs de diagonalen g1/a7, h1/h8). Bijvoorbeeld 10.e3 Pa6 11.d4 e4 12.Pe1 d5 en mogelijk 13.c5 g5, waarbij de punt van de zwarte pionnenstructuur in de richting van de witte koningsstelling is gericht (hetgeen er op wijst dat er daar wellicht mogelijkheden zijn, al is het allemaal nog niet zo gemakkelijk uiteraard).
10…Pb8-a6 11.a2-a3 h7-h6 12.Pf3-d2
Stelling na 12.Pf3-d2
Wit wil waarschijnlijk f4 spelen, al vergt dat wat voorbereiding met Dc2 (maakt plaats voor Ta1) en Tae1 (dekt het veld e3) omdat op f4 direct zwart Pg4 kan antwoorden. Ik besloot daarom om maar zo snel mogelijk zelf f5-f4 te spelen.
12…g6-g5 (voorkomt ook e3-e4 aangezien ik dan gemakkelijker f4 kan antwoorden) 13.Dd1-c2 f5-f4 14.Ta1-e1 Lc8-f5 15.Pc3-d1
Stelling na 15.Pc3-d1
Tijdens de partij had ik hier nog niet door wat de bedoeling was van Pd1, maar Hugo wil eerst de d3-pion ontpennen met e3-e4 en dan d3-d4 opspelen. Had ik over het hoofd gezien, maar pakte gelukkig voor mij toch redelijk uit.
De computer geeft als aanbeveling 15.gf4: en claimt dan dat wit beter staat, maar dat moet je wel durven na bijvoorbeeld 15..gf4: 16.ef4: Ph5 17.fe5: Pf4 18.Pce4 d5 of 18.Te3 de5: 19.Pce4 Pa6-c7-e6.
18.d5 was beter geweest, al staat ook dan zwart iets beter, maar 18.Pf3 is goed gevonden. Het idee is dat na 18..g4 19.de5: gf3: 20.Lf3: het paard op h5 in de problemen komt.
18…g5-g4 19.d4xe5 g4xf3 20.Lg2xf3
Stelling na 20.Lg2xf3
Ik speelde hier 20..Pg3:. De computer geeft 20..Dg5 als beter, maar ik vind het er wat riskant uitzien, aangezien na 21.ed6: Tcd8 22.e5 het paard op h5 (en de dame op g5 trouwens ook) nog steeds geen velden heeft (22..fg3: 23.fg3: Pf4 24.Lc1) terwijl wit alvast drie pionnen voor zijn stuk heeft.
20…Ph5xg3 21.f2xg3 f4xg3 22.h2xg3 d6xe5
Stelling na 22…d6xe5
Hugo speelde hier Lc1, waarschijnlijk om Db6 met Le3 op te vangen, maar het speelt “achteruit” en geeft zwart wat initiatief. Beter was 23.Pe3 waarbij de stelling gelijk of ietsje beter is voor wit.
23.Lb2-c1 Pa6-c5 24.Lf3-e2
Stelling na 24.Lf3-e2
De zet Le2 is wel logisch, want met Pc5 dreigde zwart veld d3 onder controle te krijgen, maar het is opnieuw “naar achteren”. Beter was 24.Le3 met een gelijke stelling. De tijd begon hier trouwens ook een rol te spelen.
24…Dd8-b6 25.Lc1-e3 Db6xb3
Stelling na 25…Db6xb3
Wit raakt hier denk ik in paniek-modus. Heel herkenbaar: vermoeidheid, tijdsdruk, stelling tegen, dan zie je het even niet meer en er is ook niet genoeg tijd om even een pauze te nemen om te herstellen. Wit speelde 26.Dc1 en verliest een tweede pion en daarmee is de partij eigenlijk wel over. Beter was 26.Dc3 Dc3: 27.Pc3: waarna zwart weliswaar beter staat, maar wit nog niet verloren (en veel tijd had ik zelf ook niet meer).
26.Dc2-c1 Pc5xe4 27.Kg1-g2 b7-b5 28.c4-c5 Le6-d5 29.Kg2-h3 Tf8xf1 30.Te1xf1 Tc8-f8 31.Tf1xf8 Lg7xf8 32.Dc1-b2 (wit heeft genoeg van de penning, als Le3 speelt volgt Dg3X) Db3xb2 33.Pd1xb2 Lf8xc5 (na het verlies van een derde pion vind Hugo het wel mooi geweest, maar het was een leuke en spannende partij) 0-1.