Verslag 28 maart

Een aantal heel belangrijke mensen afwezig. Maar nog best een zaaltje vol schakers.  En ook nog een flink aantal andere belangrijke clubleden.

Drie verrassende uitslagen. Dat Ron van Hans won is niet vanzelfsprekend, maar ook niet heel bijzonder, en dat Matthijs verloor van Gerrit stond niet vantevoren vast, maar is ook niet sensationeel.

Verrassend vond ik dat Hugo overeind bleef tegen Sven, dat Cees-Jan S. won van Peter van P . Niet omdat die dit keer- als helaas wel eens vaker- blunderde, maar omdat heer Smits een sterk loperoffer bracht, en later nog een kwaliteit in de aanval stak en dusdoende met een toren achterstand Peter bijna onweerlegbaar mat zette. Verrassend vond ik dat Martin vanuit een mindere stelling zich naar winst knokte tegen Bert, die door de taaie volharding van zijn tegenstander uiteindelijk waarschijnlijk murv gespeeld, het spoor naar winst bijster werd.

Opvallende openingskeuzen: We zagen kortgeleden Bert ook al eens met e4 openen. Toch nog wel frappant.  Maar ik kan me niet herinneren van Martin gezien te hebben dat hij daar klassiek Skandinavisch  tegenover zette. Maar ja, ook mijn geheugen is niet meer wat het nooit geweest is. En dat Ron een volbloed flankspel op het bord zette was ook een nieuwtje. Verderop zal ik daarover uit  zijn mail citeren, als hij daar zelf  op ingaat.

Nu nog wat mij opvallende details:

Cees-Jan  –   Peter

Een klassiek Damegambiet, waarin het gespeelde 5 …. Pc6 niet zo goed is. Omdat dat deelname van c7 aan het spel belemmert. Gebruikelijk is hier 0-0  en daarna Pd7, en h6.

Player – Player (6…Pbd7)

Ik dacht dat het Loperoffer op h6 (15. …Lxh6,  zie hieronder) wat te frivool zou zijn, en ventileerde dat bij hun analyse achteraf heel eigenwijs. Maar dat is volgens Komodo onjuist.  Het offer is wel correct en levert belangrijk voordeel op. Al met al had ik wel gelijk dat het offer tenslotte pas later wel ongeloofwaardig toonde, maar dat kwam dus pas later aan de orde.

Player – Player (13…Lb4)

14. Lxh6! gxh6  15. Dxh6!

Dat enkele zetten later Pg4 en Pxf2 met kwaliteitswinst kan volgen, doet ook nog niet ter zake. Wit staat totaal op winst.

Pas  na zet 17 …. f5 !! had het voor wit eventueel een beetje mis kunnen gaan.

 Player – Player (17…f5)

Hij slaat niet ‘en passant’ 18. e5xf 6 maar speelt 18. Pg5 .

Dat ziet er sterk uit, maar is niet het beste.En passant slaan was beter. Daarna volgt 18.  Dd7 ( beter De7)En na zijn zet 19. Thf1

Player – Player (18…Dd7)

had zwart zich wellicht kunnen redden, en zelfs flink kans op winst gekregen als hij alles verder correct had afgehandeld. Het ging  3  zetten heel goed:

19.  Thf1 ? Pxd1 ! 20. Lxd1 ???  ( Na Tf3!   Staat wit nog steeds een beetje beter)   Pxd4 !! Tf4

CeesJan – Peter (21.Tf4)

  Volgens Komodo had zwart nu zelfs nog tijd om Pd4 te dekken met Lc5 of c5 om daarna zijn dame te kunnen benutten voor de verdediging. Want het kwetsbare punt e6 ( zie vervolg) blijft dan gedekt door het paard op d4.

Bijv.:  21 …… c5! Th4  22. Dg7!

Maar niet zo gek dat Peter dat niet vindt. Misschien drong het hier nog niet tot hem door waarnaar die witte Toren op weg was en dat veld e6 tenslotte de dodelijke zwakte zou zijn. En dus  krijgt wit toch nog gelijk:

21 . ….  Pc6 ? 22. Th4! Dg7 23. Pxe6  en mat volgde snel.

Een leerzaam partijtje. En echt schaak. Van beide partijen!

Matthijs-Gerrit

Matthijs speelt na 1. d4 d5 het minder gebruikelijke 2. Pc3 . Normaler is bijv. c4. (Omdat het paard op c3 deelname aan centrumvorming door de c-pion vertraagt.) Op 2. Pc3  kan zwart dan maar het beste Pf6 kiezen want na het gespeelde 2 . …  e6 mag wit dan gelijk  gratis 3. e4!!  spelen( wat ook als extra mogelijkheid biedt  er eventueel met  3 … dxe4  4. f3 een Blackmar-Diemer van te maken. Maar dan moet je daar wel een beetje op gestudeerd hebben. En dat is slechts voor enkele lichtelijk gestoorden weggelegd.) Direct 3. e4 kunnen spelen (als zwart geen Pf6 speelt) , zou dan een voordeeltje van 2. Pc3 kunnen zijn!  Maar dat is niet het plan van Matthijs. Die speelt 3. e3. Omdat Gerrit zijn c-pion wel  gelijk activeert, staat zwart gelijk gelijk! (3 x zelfde woord in een zin. Ik weet het, maar dat vind ik nou eens leuk)

Matthijs – Gerrit (5…c5)

 Gelijk dus. Dat blijft een poos zo totdat wit dan eindelijk kans schijnt te zien om ook wat aan het centrum te gaan doen. Maar dat valt inmiddels tegen.

Matthijs – Gerrit (13…e5)

  14. e4?  ( Dg3!?)d4!

Want nu wordt het best al gauw echt leuker voor zwart.  Wit probeert  15. Pd5 wat tot flink wat afruil van stukken leidt en een pion kost. Gerrit houdt er wel van om vlot via stukkenruil naar een eindspel af te wikkelen, zeker als hij ziet dat hij  daarna duidelijk beter staat.

Matthijs – Gerrit (22…Tc3)

  Kijk dat kan er nu van komen als je 2. Pc3 speelt en je c-pion te lang geblokkeerd is.

Na 22 … Tc3! en daarna ook de andere zwarte toren op de c-lijn is er voor wit geen redden meer aan.  Met 2 pionnen meer en actievere torens schuift Gerrit moeiteloos onze dappere Matthijs van het bord!

Hugo-Sven

Hugo speelt zijn geliefde Konings-Indisch in de voorhand. Je gunt de tegenstander de tijd om een breed centrum op te bouwen en gaat pas daarna zelf tot actie over.  Hij bevindt zich hiermee in redelijk gezelschap, want ook grootmeesters, zelfs Bobby Fischer, hadden het in hun repertoire. (Iets minder belangrijk: ook Bert en ikzelf speelden het veel) Het is een handige manier om al die varianten van Frans en Siciliaans te omzeilen. En natuurlijk erg handig als je het Konings-Indisch ook al met zwart op je repertoire hebt staan. Het is niet een opbouw waar zwart erg van wakker zal liggen, maar het is wel solide, en je hoeft er niet eindeloos veel varianten voor te onthouden.

Sven weet dat, van het brede centrum,  en dus staat het gauw aldus:

Hugo – Sven (8.Pbd2)

  Sven krijgt wel wat kansen maar weet duidelijk ook niet zo goed hoe je dat verder moet aanpakken. Komodo suggereert een vlot d5-d4,  met licht voordeel voor zwart, maar daar ziet Sven niet veel in. Maar de stelling waarin het volgens hem zou moeten gaan gebeuren levert weinig op.

Na een wat minder 18.   ….  Le6  en daarna na 19. Tad1! een niet zo goed Tc7-Td7  (Beter die zwarte dame gewoon van de d-lijn weg) krijgt wit echt voordeel.

Hugo – Sven (19…Tc7)

  20. Pb3! Td7?  21. Txd7 !  (sterk, maar zelfs nog beter is 21. Pxc5) Nu ziet Sven een of meer buien  hangen en is dus tevreden met remise. Hugo ook natuurlijk. Die heeft best een prestatie geleverd vanavond. Heel goed voor het moreel.

Martin-Bert

Klassiek Skandinavisch zie je bijna nooit meer in de grootmeesterpraktijk. Het is eigenlijk een beetje tegen de regels: Speel je Dame niet te vroeg in het spel, want die kan door lichte stukken verjaagd worden en zo loopt zwart een ontwikkelingsachterstand op.  En als zwart er een gambiet van maakt met  2. exd5  Pf6  gebeurt er ook zoiets: het paard  doet twee zetten in de opening. En is daarna ook van d5 gemakkelijk te verjagen met c4. Drie zetten achter elkaar met hetzelfde paard, dat hoort eigenlijk ook niet. Ook dat is erg onfatsoenlijk. Toch is het allemaal wel nog net speelbaar door sterke spelers die er veel van weten. Ik heb Tiviakov het een keer zien spelen tegen Anand en het remise zien houden.

BertMartin 1d5

 1 ….  d5   2.  exd5 Dxd5

Voordeel is dat het een beetje een verrassingswapen is. Ik kreeg de indruk dat wit  al bij zet 5 op eigen kompas ging varen. De zet 5. Lc4 vond ik niet terug in mijn databases. En dat dus zwart daarna ook het zelf moest gaan bedenken. Nou dat deden ze allebei prima. Wit hoort wat voordeel te houden, en dat gebeurde ook. Zwart moet erg op zijn Dame blijven letten. Is daar nog wel een leuk plekje voor te vinden? Nou dat ging allemaal ook zo. Vaak vlucht de zwarte Dame van a5 naar h5, maar dat kon hier niet omdat Martin Lf5 gespeeld heeft.

Bert – Martin (12…Db6)

  13. Pa4 (Le3!?) Pd4 ( ja want de Dame naar a7 is ook niet gezellig. 14. …..  Da7  15. Le3 Db8  Dat mens is nu wel al erg lang aan  het  joggen. Kan niet gezond zijn.)  14 . De3!  Maar het zal nu alsnog moeten gebeuren .14. … Da7 

  Bert – Martin (14…Da7)

Ik kan me niet voorstellen dat Martin zich hier erg prettig voelde. Met wat kleine ups en kleine downs speelt wit zich inderdaad naar een prettige stelling.

Bert – Martin (17…Pxa3)

18. Lb6!

Volgen nog meer upjes en downtjes maar meestal staat wit flink beter, en af en toe een beetje beter. Maar zwart heeft nooit de mogelijkheid iets anders te doen dan een beetje keepen. En dat doet hij. Een taaie rakker!

Ik zat te wachten op een flinke tik van wit. Het was voor mij intussen te moeilijk geworden, naar Bert zou dat varkentje wel even gaan wassen, dacht ik. Materieel: zwart drie lichte stukken en een toren (waarde 14 volgens Prof Dr Euwe.) en wit twee torens  en 2 lichte stukken.(waarde 16 volgens idem). OK, zwart heeft daarvoor 2 pionnen meer. Maar wit is in de aanval! Die gaat dat redden, met die achtergebleven pion van zwart en zelf die dubbele toren op de b-lijn. Ik zie niet hoe, maar Bert kan dat wel! Dacht ik. Dacht K. ook.

Bert – Martin (26…Tb8)

 En dan ineens volgt er, volgens K., een witte onnauwkeurigheid. Zelfs Bert ziet het nu ook nog niet helder. Onze hooggeleerde schaakrechter K. vindt dat na 27. Lxb4 wit goed spel zou houden . Doch wit speelt 27.Pb6 . Het wordt nu wel erg ingewikkeld. Maar Martin kan het aan. Hij vindt steeds de beste zetten in het vervolg:

Nu staat zwart dus 2 pionnen voor. Wit vecht nog om er eentje terug te krijgen, want een toreneindspel met 1 pion minder dat kan vaak nog wel remise worden. maar Marten is vanavond in topvorm. Het lukt Bert niet. Dus geeft hij bij zet 39 op.

Ron tegen Hans

Ik ben hierna allen voor de plaatjes. De partijnotatie met wat zelfkritiek kreeg ik van Hans, waarvoor dank. Het deskundig commentaar is van de winnaar zelvers:

“Het is toch heel leuk en leerzaam als je een variant kiest, die je niet al uit de boekjes kent. Martin speelt graag Engels met opstelling Pf3, maar ik speel het paard graag naar e2. Dan blijkt tot mijn stomme verbazing dat het allemaal nog theorie is.

Ron – Hans (9…exd4)

( ES: Mijn theorie stopt hier. Ik vind na 9 … ,exd4 alleen nog 10. Pxd4. in de boeken )

Op 9…, e4 was ik 10. Dc2 van plan en op De7 dan 11. g4 en dat is zelfs nog theorie en beter voor wit! (ES: klopt!) Daar word ik dan wel blij van, zelf stellingen doorgronden. En op 9…, c6 volgt 10. La3. Dat leer als je ook gesloten Siciliaans met zwart speelt. Daarna kiest Hans niet het goede plan. Ik doe niet steeds de sterkste, maar blijf voldoende voordeel houden. De witte stelling speelt gewoon makkelijker. Nadat ik f4 kon spelen gaat het heel hard.

Ron – Hans (19.f4)

(19…… Pg8 20. Pg3  Db6 21. Kh2 Ld7 22. Td1 Dc7? 23. f5 Pf8  24. Df4 f6 )

Ron – Hans (24…f6)

 25. Pce4 is de sterkste. Daarna komt er dus een heel leuk mat in de stelling, reden dat ik zelfs 26. Pxd6 kon spelen! Maar 26. Dxd6 is ook gewoon goed. Hans zat al in tijdnood, schudde zijn hoofd en gaf na 27. Pxd6 volkomen terecht op.

Ron – Hans (27.Pxd6)

ES:  Het ‘leuke mat’ is niet geforceerd, maar wel leuk. Er dreigt Ph5+ en Pf7  mat. Een mat met 2 paarden, dat zie je niet zo vaak.

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden.