Bij mijn zoektocht destijds naar Averbach- toen ik zijn ‘in memoriam’ wilde schrijven- kwam ik behalve ‘Wat iedere schaker van het eindspel moet weten’ ook tegen zijn ‘Lehrbuch und Handbuch der Eindspiele’ , teil II, Läufer-und Springerendspiele. Ik bladerde het vorige week eens door. Om mijn eerdere conclusie bevestigd te zien: wat is ook dit een knap, helder stuk werk, maar ook dit is zo uitvoerig dat het voor een amateur onbegonnen werk is om dat allemaal te willen lezen. Maar wel heel leuk om er even in te grasduinen. Iets op te zoeken wat je wel interesseert. Daar iets van op te steken. En dan razendsnel weer te vergeten. Want hoe vaak kom je het dan nog tegen? Een keer in je hele leven ? Dat is het vervelende van eindspelstudie, loont het wel de moeite? Ik ken een paar schakers bij Aris de Heer die er geen been in zien luidkeels te verkondigen dat ze een hekel hebben aan alle schaaktheorie, dat ze daar echt niet aan gaan beginnen. Zinloos werk! Soms een beetje waar. Vooral bij eindspelen. Maar er zijn uitzonderingen.
Bijvoorbeeld eindspelen met ongelijke lopers. Dat bent u in uw schaakbestaan vast wel al vaker tegengekomen. Ik kan me herinneren lang geleden eens bij het bord te hebben gestaan van ene Gerrit, die een pion meer had maar met ongelijke lopers. Die ging eindeloos proberen dat te winnen. Ik kan me herinneren dat ik hoofdschuddend weg liep. Dat hij dat nou niet wist! Dat dat echt altijd remise is. Dat is toch wel echt essentiële kennis, zelfs voor amateurs. Schandelijk. Toch een schaakclub van niks, dat Aris de Heer.
Maar Averbach, ja Averbach, brengt nu dan toch vlot even wat twijfel teweeg in mijn waanwijsheid. In principe is het waar dat je met ongelijke lopers met een pion meer niet wint, maar het is toch iets ingewikkelder dan ik dacht.
Dat ziet er kritisch uit, schrijft Averbach. Wit won als volgt: 1 a6! De zwarte koning kan het promotieveld niet meer op tijd bereiken . ( Weet u nog? De kwadraatregel! Ook zo iets wat iedere schaker moet weten. Daar hadden we ooit op de site al eens over. Moet ik het voor de zekerheid ooit nog maar eens aantippen?)
Dan maar met de loper die vrijpion proberen tegen te houden. Maar dat lukt ook niet!
- …. Lf5 2. Kf3 Kd6 3. a7 Le4+ 4. Ke3 en wit wint.
Zwart verliest die loper. Maar wel na 4. ….. Kc6 even oppassen, en dan natuurlijk wel a7, met winst, want na 5. Kxe4? Is het toch remise. Wat natuurlijk ook komt doordat de vrijpion een randpion is. Je krijgt die zwarte Koning nooit die hoek meer uit.
5.Kxe4? Kb7 6.Lb8 Ka8 7.Kd7 Kb7 8.Kc5 Ka8 9.Kb6
Dus toch soms winnen met ongelijke lopers? Toch wèèèl ! Toch niet!!! Hier toch niet. Want:
- … Ld3 !!!!!!
- a7 Lc4 4. a8D Ld5+ remise wegens dameverlies
Als u het allemaal nog eens op het scherm wilt laten gebeuren volgt nu het totaaloverzicht:
Er zijn dus enkele uitzonderingen mogelijk. Maar als wit nu eens twee pionnen meer heeft? Ja dan wint wit natuurlijk altijd. Toch? Toch! Of toch niet?
Nou ja. Remise misschien wel eens, maar dan moeten het wel heel rare pionnen zijn. Bijv.
Als zwart aan zet is volgt 1. …..Kd8 en daarna Kc8 en daar krijgt wit de zwarte koning nooit meer weg. Zetdwang speelt geen rol want zwart kan gewoon zijn lopertje heen en weer blijven spelen. Dus toch weer remise.
Maar als wit aan zet is kan hij dat voorkomen met 1. Lg5 Daarna kan hij met zijn koning naar b7 en b8 lopen, pion c6-c7-c8 offeren en de andere c-pion laten promoveren. Dus was deze stelling bij professionals lang bekend als ‘gewonnen voor wit’.
Tot een zekere I.Rabinowitsch die stelling ging bestuderen. Dat was een Russische eindspelspecialist. (Hij stierf op 51-jarige leeftijd in Leningrad, in 1942 tijdens die vreselijke omsingeling daar door Hitler-Duitsland.) Ik bezat ooit een boekje van hem dat – geloof ik- ‘Rabinowitsch pionnenkunstenaar’ heette. (Ook zo’n voorbeeld van een boek dat je weggeeft omdat je er toch niks meer mee doet, om later te ontdekken dat het weg is, als je het wel kunt gebruiken.) Rabinowitsch toonde in 1937 aan dat ook dit eindspel toch remise is.
Aldus:
Ok, hier met 2 pionnen meer toch remise. Dat kan toch echt niet het geval zijn met oersterke verbonden vrijpionnen in het volgende voorbeeld.
Na 1. Lb5+ Kf8 2. Kf5! zit zwart in tempodwang en kan hij promotie van de e-pion niet meer verhinderenl
Maar ………
Averbach stelt voor alles eens 2 plaatsen naar rechts op te schuiven.
En dan blijkt wit toch weer niet te kunnen winnen. Ook niet met 2 verbonden vrijpionnen. Wonderbaarlijk toch!
Het heeft natuurlijk te maken met dat hoekveld. Als wit een loper heeft die dat hoekveld kan bereiken is het eindspel weer wel gewonnen voor wit,
1.h7+ Kg7 2.Ld4+ Kf8 3.g7+ Kf7 4.g8D+
Dit laatste voorbeeld van Averbach was natuurlijk om Gerrit moed in te spreken bij zijn pogingen om te laten zien dat een eindspel met ongelijke lopers wel meestal, maar toch ook weer niet altijd remise is.
Niet leuk dat Averbach overleden is. Nou ja, niet iedereen wordt 100. En toch leuk om daarom die Averbach nog eens uit de kast te hebben gehaald.