‘Chess 960’. De nieuwe naam voor wat Robert Fischer na zijn wk-titel in1972 flink propageerde: ‘Fischer random chess’ heet nu ‘chess 960’. Omdat er 960 alternatieve mogelijkheden voor de beginstand zouden zijn om je stukken achter de rij pionnen te moeten opstellen. (Even natellen?) En Bobby F. warempel een beetje vergeten dreigt te geraken?
Mijn schaakvluggertjesmakker (ooit) zag er destijds wel wat in. Ik niet. Hij had veel minder openingstheorie tot zijn beschikking dan ik. Hij wou wel graag wat vaker van me winnen. Je openingskennis kun je vergeten met zulk schaak. Dat is namelijk de bedoeling van random. Hoe kun je bij de ultieme schaakwaarheid komen als elke partij weer anders begint?
Voor mij ging het eigenlijk niet om het winnen. Voor mij is schaken altijd meer geweest een soort wetenschap, waar je zo veel mogelijk kennis van wilt opdoen op zoek naar de waarheid, en een kunstrichting waar je af en toe ademloos schoonheid bij kunt ervaren. Het was voor mij eigenlijk nooit een leuke krachtmeting met andermans brein, geen potje geestelijk worstelen, geen spannende sport.
Voordat maandagavond het openingsloze geweld bij ons losbarstte, zei ik tegen Ron: ‘Voor mij is dat niks” Waarop Ron antwoordde : ‘Voor mij ook niet.” Waarschijnlijk omdat een dergelijk speltype mij tegen de borst stuitte, is me volledig ontgaan dat deze verderfelijke hybride vorm inmiddels eigenlijk best al aardig populair geworden is. Dat echte schakers als Carlsen , Leko, So, Nakamura zich eraan bezondigen. Dat er zelfs wereldkampioenschappen 960 worden georganiseerd: 2018 Carlsen, 2019 So, 2022 Nakamura.
En nu dus zelfs doorgedrongen tot onze kleine doch gezellige vereniging. Ik overwon mijn natuurlijke tegenzin en ging kijken. Ik wilde wel weten hoe deze onnatuurlijke uitwas te onzent ervaren zou worden. Tot mijn grote spijt moest ik vaststellen dat daar niets negatiefs over te vermelden valt.
Er werd erg veel gelachen. Dat is er natuurlijk mooi aan: je doet iets stoms, maar dat mag. Je hebt een excuus: ja, kan gebeuren, het is random. Ik zag Joris gniffelend naar zijn verloren stand tegen Mink kijken , Hugo (die is terug, hoera, hoera) blij glimlachend met Martin diens schitterende winnende torenoffer reconstrueren.
Ik zag Peter genieten van zijn zonder materiaalverlies in de opening lekker gelijkop spelen met Wouter. Ik zag Frank schouderophalend bevestigen dat hij tegen Ron had zitten prutsen. Hij vond het duidelijk niet erg, omdat het hoort bij dit leuke niet serieuze spelletje.
Verder viel me op : de hele eerste ronde was in een half uurtje afgehandeld. Iedereen zat te vluggeren. Om te laten zien dat het allemaal een grap was en echt niet serieus genomen mocht worden?
Ook viel me op dat al vrij gauw toch veel borden er uitzagen alsof er gewoon netjes normaal geschaakt werd. Iedereen probeerde toch maar zo vlug mogelijk de jungle uit te geraken en de gebaande wegen terug te vinden.
.
Erg verrassende uitslagen zag ik die eerste ronde niet. Een beetje misschien dat Thomas zijn eerste partij tegen Marc vrij kansloos verloor. Allebei openingenkenners die hun boeken even kwijt waren. Eigenlijk niet heel veel krachtsverschil. Ach, het zegt weinig. Het is maar random.
Omdat vrijwel nienand zijn partij noteerde, kan ik als uw schaakjournalist eigenlijk niks met de beker 960-avond. Eigenlijk vind ik dat wel prettig. Weekje rust.
Ik zou Peter willen nazeggen : ‘Ga er vooral mee door.’ Leuk ontspannen sfeertje. Velen van u vinden het kennelijk leuk. Echt meevoelen kan ik dat niet. Maar het is weer eens wat anders. En ik vind het wel lekker rustig.
PS:
Ik heb in het vorige artikel Waagtoren een diagram hersteld bij Ron. Daar stond een verkeerde stelling.