SCHAKENDE DICHTERS EN DICHTENDE SCHAKERS

Kunstenaars zijn soms net mensen. Enkelen maken het zelfs zo bont dat ze zich een wel erg rationele hobby of een erg verstandelijk nevenberoep aanmeten. Romanschrijver Maarten ’t Hart is eigenlijk een bioloog.  En de beroemde dichter (nou ja, 30 jaar geleden, toen we in ons landje ook nog aan cultuur deden, en nog geen musea wegbezuinigden) Leo Vroman was gepromoveerd bioloog enhematoloog. De wereldberoemde beeldend-kunstenaar Eschergebruikte wiskundige formules om zijn intrigerende houtsneden en litho’s te creëren. En zo zijn er nog wel wat voorbeelden te bedenken. Ook van kunstenaars die nota bene het edele schaakspel als hobby hebben. Daar kijken we van op!  Een kunstenaar is toch per definitie  een gevoelig en sociaal typje?  En een schaker toch vooral een rationele egotripper met sadistische trekjes? Maar er bestaan kennelijk individuen die dat goed kunnen combineren.

Bekend is het verhaal over  de absolute uitvinder van de allermodernste  beeldende kunst: de Fransman Marcel Duchamps,die de opening van een tentoonstelling in het Stedelijk museum ging bijwonen. Hij stond voorin de zaal beleefd te converseren met hoogstbelangrijke politici en kunstkenners. Plotseling riep hij tegen zijn vrouw: ‘Chérie! C’est Donnèrre! Donnèrre!’ en hij liet alle belangrijke personen rond hem voor joker staan en baande zich een weg naar de ingang, waar grootmeester Jan Hein Donner, lang als hij was, zeer herkenbaar boven de menigte uittorende. Daarna wilde Duchamps alleen nog maar over schaken praten. Met Donner. Veel belangrijker dan kunst.

Een ander verhaal over Duchamps: ‘Zijn eerste vrouw, Lydie Lavassor-Sarrazin, zou al na een week zijn vertrokken, toen zij bemerkte dat Duchamps ’s avonds liever naar de schaakclub ging dan naar het echtelijk bed. Voor haar vertrek lijmde zij nog wel alle stukken aan het bord.’ (Aldus Max Pam)

Daartoe geïnspireerd door Wim Huijser in de laatste Matten (zie hieronder) kocht ik “BUDDINGH’ GEBUNDELD ‘, waarin een kleine 1000 gedichten van dit Dordtse literaire kopstuk. Hij was de man die als hij  zijn gedichten met zijn eigenaardige trage lage stemgeluid voorlas bij ‘Poëzie in Carré’ werd onderbroken door een in lachen uitbarstende zaal poëzieminnaars.

Buddingh schreef sinds de vijftiger jaren meestentijds gedichten die spotten met de poëtische traditie van rijm, mooie woorden, schone beelden en diepe gedachten. Hij kiest het gewone en alledaagse als onderwerp, schrijft daarover in heel gewone en alledaagse taal, maar ziet kans om daar toch essentiële levenswijsheid mee te voorschijn te toveren.

Over liefde  bijvoorbeeld:

EIGHT DAYS A WEEK

als mijn vrouw met de bus naar de stad gaat
hoop ik altijd dat ze halte ziekenhuis instapt:
dan kan ik haar net zo lang nakijken
als wanneer ze halte vogelplein neemt
en zie ik haar bovendien nog een keer
voorbijkomen in de bus.

HEEL OUD SPEL

Het is een heel oud spel, maar gelukkig nog vrij eenvoudig te leren
er komen geen stukken bij te pas,
geen stenen, geen schijven, geen fiches, geen kaarten,
alleen, soms, een simpel rekensysteem

het wordt gespeeld met drie of vier benen
(en nog een paar andere benodigdheden)
in een al dan niet opgemaakt bed
(bij gebreke daarvan kan vrijwel ieder
min of meer effen oppervlak dienen,
mits min of meer horizontaal van stand)

het is, als gezegd, een heel oud spel,
maar nog steeds veruit het gezelligste

Ik moet weerstand bieden aan de verleiding om nog een tiental ‘gedichten’ voor u over te typen. Heel bekend werden zijn ‘gorgelrijmen’. bijv. De Blauwbilgorel. En ….. En ….. Sorry. Nee, het gaat ons nu om, de schakende dichter.

Buddingh schaakte , en niet zo slecht ook. Nadat bij hem tbc was geconstateerd, werd hij van 1942 tot 1943, en later nog van 1947 tot 1949, verpleegd in een sanatorium. Daar was het eindeloos …. verveling! Maar hij lag een tijd naast Constant Orbaan. Een sterke schaker die later een bekend schaakjournalist werd, en vooral een bekend schaakarbiter. Ze doodden de tijd schakend. Daaraan herinnert een ‘gedicht’ :

MET CONSTANT ORBAAN OP HET MIDDENVAK

‘e4’ – ‘e5’ – ‘f4’ – ‘pak’ – ‘Paard f3′
Ik lig weer op ’t middenvak in Zonnegloren.
‘d5’ – ‘pak’ – ‘Dame maal’ – ‘Wat? Dame maal??
Paard naar c3. Ik zal ’t je wel ’s afleren

om dat soort zetten tegen mij te spelen.
Dame e6? Vooruit dan: Koning f2.
Loper c5 schaak? Laat me niet lachen: d4.
Loper e7? Noem je dat ook nog schaken?

Loper b5!’ – ‘c6’ – ‘Toren e1.
Nu zul je wel weg moeten met die dame.
Wat?? Pak je op e1 en daarna op

c6? Hup, Paard b5. Paard a6? Arme
Constant. Loper slaan f4′ En met zo’n
puinhoop wist hij soms nog remise te maken.

Ik kan niet nalaten u erop te wijzen dat het allemaal gewoon na te spelen is. (Koningsgambiet) En dat dit sonnet ( 2×4 + 2×3 regels, vormgrapje, gratis extraatje van Buddingh) een mooi voorbeeld is van een ready made. Eind vijftiger en begin zestiger jaren een opnieuw populair genre. De beeldend kunstenaar lijmt alles wat op de tafel is achtergebleven na een copieuze maaltijd vast op een doek, en hangt dat aan de muur. De werkelijkheid is interessanter dan een creatie. De dichter kopieert een gesprekje op straat, een stukje in de krant, en zonder er iets aan toe te voegen, drukt hij dat af. Aan de schoonheid en de diepgang van de werkelijkheid hoeft niets meer te worden toegevoegd.De schaakoogst na 1000 bladzijden verzameld werk van Buddingh’ lezen, viel me een klein beetje tegen. Totaal heb ik bij Buddingh’ acht gedichten geteld met verwijzingen naar het schaken. Weinig meer dan Wim Huijser in zijn bijdrage aan Matten al had vermeld. Gelukkig genoot ik weer van veel niet-schaak-gedichten.

Om één of andere reden deed het volgende ‘gedicht’ me erg aan Bert Kuijer denken.

ACHTER HET BORD

een zwarte pion naast een glas bier:
wat een pointe.

En dat was dan het hele ‘gedicht’. De rest is een lange witte bladzijde.
Om één of andere reden vind ik dit een ultieme weergave van een lekker schaakavondje.

Dat Buddingh aardig kon schaken kunt u en passant afleiden uit het volgende gedicht:

BIJ EEN VROEGE PARTIJ VAN JAN TIMMAN

‘k Zag je voor het eerst, Jan, bij een wedstrijd tussen
Dordrecht en Delft. Jij speelde aan ’t tweede bord
tegen Leo Jansen. Je was nog maar 14, *
maar al na ’n uur had Leo zo’n rood hoofd.

Zelf zat ik aan bord acht. En telkens als ik
gezet had ging ik even kijken of hij
nog altijd leefde: twee pionnen achter,
maar ongelijke lopers en iets meer tijd.

Je zat erbij als een dromerig leerling-beultje,
haast verontschuldigend, alsof jij ’t ook
graag anders had gezien, maar ja: het moest.

Het was je vak, daarvoor was je gekomen.
Toen Leo er toch nog remise uit goochelde
keek je eerder beteuterd dan bedroefd.

* Leo Jansen is de medeauteur zijn van het boek “De Leeuw, hèt zwarte wapen” (1997) en de “uitvinder” van deze opening (De Leeuw) , die ook wel het Jansen-systeem wordt genoemd. (Na 1. e4 d6 2. d4 Pf6 3. Pc3 Pbd7 volgt een subvariant van de Philidor, waarin Zwart desnoods zijn rochade opgeeft in ruil voor strategisch duidelijk spel Een interessant boek voor mensen die het te druk hebben om zich in al die geijkte openingen te verdiepen! Als Gerrit niet zo’n hekel had aan theorie, zou dit voor hem een juweeltje zijn.)
Gezien het belang van Buddingh’ voor de ontwikkeling van de poëzie en zijn geringe belang voor het schaken ( hij speelde ‘slechts’ 2e klasse KNSB) moeten we hem maar kwalificeren als een schakende dichter.
(Een schakende schrijver was Godfried Bomans. Wellicht dat ik het daar ook nog eens over ga hebben.)
En een poëem van een dichtende schaker? In m’n archieven ontdekte ik er een met het schaakspel als inspiratiebron. Moet kunnen, het spel leent zich immers goed voor een zinnebeeldige weergave van wat er in een laatste periode van het leven wel eens door een mens heen gaat. Als u aanleg hebt voor depressiviteit, of toevallig net nare dingen hebt meegemaakt, kunt u het onderstaande beter overslaan.

Tijdcontrole

Tijdcontrole nadert
de aanval verwatert
tot tempodwang
overzag
een goede voortzetting alweer
gemist
en panisch weten
luttele minuten
mij bemeten
laten zich niet verlengen
doch
vrees niet
ik ga mijn ruimingsoffer brengen
in de partij van mijn leven
de tijd gewist
mijn klok vergeten
dan
valt mijn vlag.