Nimzowitsch afl. 1 – Mein System, Ein Lehrbuch des Schachspiels

Als jongetje van 11 leerde ik schaken van een vriendje en uit een boekje van Euwe. "Hoe oom Jan zijn neefje schaken leerde".  Mijn eerste schaakspel kreeg ik toen, van mijn opa in Delft. Toen ik achttien was, werd ik lid van een schaakclub in Amsterdam: "Het Vrije Veld". In 1956, ik was 19, stierf mijn grootvader. Hij was 84. Hij kon heel goed schaken. (Hij leerde mij het stikmat. Maar dat heb ik hier al eens eerder uitgelegd.) Hij zou ooit kampioen van Delft zijn geweest.  Ik heb kort voor zijn dood nog tegen hem gespeeld. Met zijn prachtige  'antieke' schaakspel (ivoor en ebbenhout). Mijn vader probeerde dat spel voor mij – als enige nazaat met echte belangstelling voor het spel-  uit de erfenis in de wacht te slepen. Maar dat lukte niet. Dat vind ik nog steeds jammer. Maar ik erfde wel een viertal oude schaakboeken. Die koester ik.

Eén ervan is A. Nimzowitsch  "Mein System,  Ein Lehrbuch des Schachspiels".  (Berlijn 1925)

Ik deed het kortelings weer eens open en zag met vertedering dat opa er een los blaadje in had gelegd met een inhoudsopgave. Want vreemd genoeg vond de uitgever en/of de auteur die onnodig. Opa vond dat kennelijk lastig, en schreef er zelf één, in een keurig regelmatig klein lettertje.  Hij moet flink in dit boek gestudeerd hebben, want geregeld vind ik in het boek kleine verwijzingen en verduidelijkingen in opa's handschrift. Dat moet lang vóór mijn geboorte zijn geweest.

Het werd in zijn tijd (maar ook later) een belangrijk boek gevonden.

Uit Wikipedia:
"Nimzowitsch  (1886-1935) heeft een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de openingstheorie en de strategie van het schaakspel. Zijn speelwijze werd in die tijd omschreven als "hypermodern". Hij schreef het belangrijke schaakboek Mein System (1925) en het vervolg Die Praxis meines Systems(1928)."

……………………………………….

"Nimzowitsch heeft verschillende openingsvarianten 'uitgevonden' of bestudeerd, die zijn naam dragen.  Bijv.  deschaakopening Nimzo-Indisch met de zetten 1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pc3 Lb4."

( ES:  Er is ook een Nimzo-Siciliaans  (1. e4 c5  2. Pf3 Pf6) En de Nimzo-Larsen Attack ( 1. b3)  En voor de fanatieke speurder zijn er waarschijnlijk nog wel meer "Nimzo"- varianten te vinden.)

……………………………………….

"Hij was een groot bewonderaar van zijn tijdgenoot Siegbert Tarrasch, hoewel beide schakers het niet altijd met elkaar eens waren."    (ES : Diens destijds eveneens baanbrekende boek "Die moderne Schachpartie" (1916) kreeg ik ook uit opa's nalatenschap. Maar daar heb ik ook al eens over geschreven.)

Ik heb wel eens ergens gelezen dat o.a. zijn begrip "Ueberdeckung" en de beschouwingen van Nimzowitsch over vrijpionnen belangrijk waren. Ik dacht dat ik op dat laatste maar eens een blik moest werpen. Kan nooit kwaad. Gewapend met Houdini ging ik aan de slag.

Al snel trek ik de volgende conclusies:

1. Nimzo heeft heel veel woorden nodig om iets uit te leggen.

2. Maar dat doet hij ook omdat hij het een beetje leuk wil houden. Hij is ongetwijfeld de grappigste schaaktheoreticus aller tijden. Maar af en toe denk je : Ja grapjurk, schiet nou eens op!

3. Het boek is qua structuur wel een beetje chaotisch.  Hij verwijst bijv. naar partijen in z'n boek die je dan nergens kunt vinden. Lettergrootte wordt  gebruikt om paragrafen te onderscheiden, maar af en toe gaat dat fout, en weet  je niet of hij aan een nieuw onderwerp is begonnen. Enz.

4. Houdini constateert van tijd tot tijd enorme fouten in analyses van demonstrerend materiaal. Die werden in zijn tijd waarschijnlijk niet opgemerkt. Nimzo hoorde toen tot de top-drie van het schaken. Die kon zich niet vergissen.

5. Drukfouten zijn ruimschoots voorradig.

6. Een 'vrijpion'  is voor Nimzo niet helemaal wat het voor ons is.

7. Heel vreemd:  Ondanks alle bovenstaande nadelen, vind ik het -ook nu nog- een buitengewoon interessant schaakboek. Ik begrijp de lof die het toegezwaaid kreeg. (En dan te bedenken dat er in zijn tijd nog nauwelijks schaaktheorie van importantie bestond. )

Ik zal in een paar afleveringen op deze website proberen enkele van bovenstaande meningen toe te lichten n.a.v. zijn theorieën over "de vrijpion".

Nimzowitsch:   Levendig en voor een  schaaktheoreticus best grappig, maar ook wel breedsprakig.

Hieronder een voorbeeld:

"Regel: Elke gezonde, niet gecompromitteerde pionnenmeerderheid moet een vrijpion kunnen opleveren.

Van de drie pionnen op de koningsvleugel is de f-pion de enige die geen 'antagonist' heeft, de f-pion is dus de minst gehinderde en heeft derhalve het  grootste  recht "vrij" te worden. Hij is de rechtmatige "Kandidaat".  En deze titel geven we hem dan ook. Wij geven hem een akademische graad:  Mijnheer Kandidaat! En daaruit ontwikkelt zich de lakonieke regel: de Kandidaat gaat vóór!  Een regel die niet alleen door strategische noodzaak gedicteerd wordt, maar -dat zult u moeten toegeven – nog veel meer ook door  "hoffelijkheidsplicht". (Dus onvergetelijk voor wie zich een 'hoffelijke heer' noemt.  En dat doen we toch allemaal!)

Wetenschappelijk exact geformuleerd wordt de regel aldus:  De spits wordt afgebeten door de "Kandidaat", de andere pionnen zijn slechts als begeleider te beschouwen. Dus :  f2- f4   f4-f5!  En daarna pas g2-g4-g5  en dan f5-f6. Als de zwarte pionnen op  g6 en h5 staan geschiedt f2-f4 ,  g2-g3  (niet gelijk h3, wegens verlammingsverschijnselen) , h2-h3, g3-g4, f4-f5.  Hoe eenvoudig!. En toch, hoe vaak ziet men zwakkere spelers in de diagramstelling met g2-g4 beginnen. Daarop volgt g7-g5, en de pionnenmeerderheid is waardeloos. Ik heb me er vaak het hoofd over gebroken, waarom de minder geoefende spelers de g-pion spelen. De zaak is eenvoudig te verklaren: de desbetreffende spelers zijn besluiteloos, of ze rechts (h4) of links (f4) zullen beginnen, en in hun radeloosheid besluiten ze -zoals een goede burgerman betaamt- de gulden middenweg te kiezen."

Aldus Nimzowitsch.

Opmerking van een 21-e eeuwer  :
Waarom noemt hij nu ook niet even wat er moet volgen als er een zwarte pion op g5 staat?  Ik denk omdat z'n 'wetenschappelijk exacte regel' dan even niet opgaat.

Zijn die uitstapjes naar "Herr Kandidat"  en  "hoffelijkheidsplicht" , en naar "de gulden middenweg"  van de brave burger zinvol?

Ik denk van wel. Ik weet zeker dat ik die wetenschappelijk exact geformuleerde regel nu nooit meer vergeet. (Maar ik weet niet of ik het een heel boek met dit soort grappen volhoud.)

Volgende keer verder over  "Die Blockade der Freibauern." Interessant! Nuttig! Wat zal hij daarover te vertellen hebben?