Zie voor de vorige afleveringen bij ‘categorieën’ en dan bij ‘Diemer’
In de voorafgaande afleveringen bekeken we
– het vreemde leven van Joseph Diemer
– de Euwe-variant,
1.d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3 Pf6 4. f3 exf3 5. Pxf3 e6
– de Bogoljubov- variant
- d4 d5 2. e4 dxe4 3 Pc3 Pf6 4 f3 exf3 5.Pxf3 g6
Van beide varianten hoeft wit niet wakker te liggen. (Terzijde: we bevinden ons nog steeds in het repertoire voor wit. Later volgt ook nog even wat voor zwart.)
De volgende variant is wat scherper, maar toch meer leuk dan gevaarlijk.
– de Teichman-variant.
Na de 5 standaard-beginzetten volgt nu 5. Lg4
1. d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3 Pf6 4. f3 exf3 5. Pxf3 Lg4
Kortelings schreef ik op de website dat Martin ( BDG-adept in wording? ) hier koos voor 6. Le2 in plaats van het gebruikelijke 6. h3 omdat hij bang was voor – of versplintering van de koningsstelling – of verlies van pion d4. Maar dat is niet terecht.
A1 6. h3! Lxf3 7. Dxf3 Dxd4??
Hierna speelt wit 8. Dxb7 en zwart staat verloren. Natuurlijk kan zwart zijn tegenstander de rochade ontnemen, maar dat weegt niet op tegen het verlies van een Toren.
Twee voorbeeldjes:
8. … Dh4+ 9.Kd1 Dd4+ 10.Ld2 Dd8 11.Dxa8 +- (+- betekent: met winnende stelling voor wit)
8 … De5+ 9.Le2 Dg3+ 10.Kf1 e6 11.Dxa8 Lc5 12 Df3 +- (idem)
A2. Een andere mogelijkheid die ik wel eens tegenkwam is 7. Pc6
Een zwakke zet.
Het beste antwoord is nu 8. Lb5! Logisch omdat zwart zijn dameloper niet meer heeft, en wegens dubbele aanval op c6 zwart geen tijd heeft voor a6. Als je je pionvoorsprong niet gelijk wilt prijsgeven is alleen 8. … Dd6 mogelijk. ( ooit kreeg ik 8. … Dd7 , maar dat is natuurlijk helemaal brandhout: 9. d5! En zwart verliest een stuk. Zelfs na 9. .. a6 10. dxc6 De6+ , want 11. Le2 volgt ) Na 8. …. Dd6
Volgt ook 9. d5!
9.d5 9…a6 10.dxc6 axb5 11.cxb7 Tb8 12.a4! ± (betekent: met veel beter spel voor wit) Bekijk het maar eens. Zwart staat beroerd
A3. Maar de meest normale zet is na 7. Dxf3 natuurlijk 7. … c6
b7 is gedekt en nu dreigt wel inslaan op d4. Wit moet dus kiezen uit 8. Le3 0f 8. Df2 Ook 8. g4 met toch offeren van d4 wordt wel gespeeld, maar dat vindt u misschien wat al te wild. En omdat we nu nog niet toe zijn aan een repertoire voor zwart laat ik dat maar even buiten beschouwing.
Ik stel voor dat u met wit kiest voor 9. Df2.
Reden: We stellen het meedoen van de loper nog even uit tot duidelijker is wat zijn taak zal zijn. Op e3 staat hij ook niet zo supergelukkig (ooit Pd5!?) En hoewel Df2 een beetje een tempoverlies lijkt, heeft het duidelijke pluskanten:
- Ook hier zien we (met als in de Bogoljubov na De1) die dame vaak naar h4 vertrekken, en soms naar g3.
- En je dekt voorlopig pion d4.
Meestal volgt nu 9. … e6.
In mijn database van mijn eigen partijen vond ik daarmee 22 partijen. En geen enkele andere voortzetting. Terwijl er toch best nog wat meer mogelijk is.
Bijv. 9. … g6 maar na 10. Lg5 Lg7 11. 0-0-0 ( kijk lange rochade, nu wel weer eens! Meestal tref je aan in de Teichman korte rochade + verdubbeling van de torens op de f-lijn.) heeft wit niet veel te klagen. Zijn pion-achterstand wordt gecompenseerd door goede ontwikkeling en open lijnen.
9. … Db6!? Maar na Ld3, en g4 kan wit rustig Ld2 spelen, want slaan op b2 is levensgevaarlijk, en daarna rocheert wellicht wit toch weer lang. 8. … Pbd7 met de bedoeling e7-e5 kan, doch leidt na 9. g4! e5!? 10. g5! tot turbulente stellingen waarin het verschil van één pionnetje geen snars meer uitmaakt. En na Pbd7 alsnog e6 leidt tot dezelfde varianten als hieronder aangegeven.
Maar goed, niemand doet dat!
Terug naar het gebruikeijke 8. … e6
9. Ld3 Ik realiseer me ineens dat in de BDG deze zet de voorkeur heeft boven Lc4. Hier kijkt de loper naar de koningsvleugel, waar hij het liefst naartoe gaat, en liefst offerend. (‘Vom ersten Zug an auf Matt’ (1957), noemde Diemer zijn boekje.) Hier wordt hij niet belemmerd door e6. Alleen tegen Bogoljubov’s g6 heeft het niet veel zin en wordt het Lc4. Ook in varianten waarin een zwarte loper op f5 verschijnt. Maar daarover later.
Vaak volgt nu een variant waarin de witte Dame naar h4 gaat, kort gerocheerd wordt, en/of de Torens op die mooie f-lijn worden verdubbeld of dreigen te worden verdubbeld. Offers dreigen op h6, f6 en soms op g6.
Een voorbeeld van een dergelijk potje hieronder.
Maar eerst wijs ik even op twee zaken die fundamenteel zijn.
Ten eerste:
Veelal wordt door zwart Lb4? gespeeld, in de valse verwachting dat dat veel neutraliseert. Maar slaan op c3 hoeft wit niet te vrezen. Hij is weliswaar een paard kwijt dat vaak na Pe4 kan meedoen aan de aanval, maar daar staat tegenover dat zijn centrum nu berensterk is en hij daar niet naar om hoeft te kijen. Bovendien kan zwart die loper veel beter gebruiken om te helpen bij de verdediging. Dus Le7 is beter.
De volgende stelling (waarin zwart eigenlijk weinig meer verkeerd heeft gedaan, dan slaan op c3) is in feite al verloren voor zwart.
Hieronder kunt u dat op uw gemak naklikken. Ik wijs er even apart nog op dat het paard op f6 niet weg mag wegens mat op h7. En dat na Lg5 dat paard 3x staat aangevallen dankzij die heerlijke open torenlijn en dat, desnoods door een Torenoffer, op f6 de dekking van h7 wordt ondermijnd. En het is nu al te laat voor h6, want dan wordt er op h6 een Loper geofferd. Die manoeuvre Df3-f2-h4 is echt heel gemeen!
De meeste principiële manoeuvres voor de Teichman kunt u in de partij hieronder aan-treffen.
ES-Msjhellmond 2011
Tenslotte nog een enkel voorbeeldje ‘ter leringhe ende vermaeck’.
(In deel 2 van BDG5 ga ik kijken, naar wat er zoal kan gebeuren als wit na 6. h3 niet op f3 slaat maar 6. … Lh5 speelt.)
Wittman – Pastor, 1973
Fijn dat onze webmaster ons ook tijdens de vakantie bij de les houdt.
Zal een en ander t.z.t. eens grondig bestuderen maar of het bij mij helpt ……..?
Gerrit van Dok