Wat me alweer verbaasde: hoeveel sterker Martin en Frank spelen dan ze deden toen ik zelf nog actief was. Wat me aan het eind van mijn Beemster loopbaan nog wel eens een keertje lukte, zou ik nu niet meer voor elkaar krijgen. Ik ga het niet uitproberen, maar ik denk dat ik niet meer van ze kan winnen. Ik ben dus op tijd gestopt met wedstrijdschaak.
Ik kan nog wel van het spelletje genieten. Deze avond vooral van Frank-Bert en van Martin-Ron. Omdat lang onduidelijk bleef wie er beter stond, maar de spanning door de speelzaal gierde. En echte blunders uitbleven. Bij Martin bleef het enerverend tot diep in het eindspel.
Dat was een beetje anders bij Herman tegen Gerrit. Het was wel een poosje spannend, maar de partij werd toch al snel beslist door ernstige missers.
En Paul raakte naar eigen zeggen wat in de knoei tegen Ab, maar ook daar beslisten fouten.
Paul: Ik moet wel zeggen dat ik niet goed heb gespeeld (eufemisme). Dacht nu eens geen geijkt Siciliaans te spelen, maar iets wat ik wel vaker zie spelen (door echte schakers). Helaas sloeg het nergens op en omdat Ab zo vriendelijk was om zijn aanval op mijn koningsstelling niet door te zetten, bleef me een smadelijke afgang bespaard. (Komodo: ‘Tikkie overdreven’)
De partij van Martin tegen Ron volgde ik met bewondering. Daar zaten vanavond twee echte schakers. Martin zag af van zijn Engelse hobby, en stapte onbekommerd in Ron’s Siciliaanse voorkeur. Daar is al moed voor nodig. Ron heeft natuurlijk de variant die hij ervan kiest al een beetje bestudeerd. Martin moet al gauw helemaal afgaan op zijn intuïtie. Dat doet hij goed. Bij zet 9 raakt hij zijn witte voordeeltje kwijt, maar meer ook niet. Bij zet 15 ( …. Lb7) had hij het Ron weer wat moeilijk kunnen maken, maar hij houdt het liever overzichtelijk. De hele partij wordt het evenwicht niet echt doorbroken. Ron heeft steeds een heel klein beetje meer initiatief, doet knappe zetten, maar Martin speelt knappe antwoorden. Ook Ron moet uitkijken!
Ron: Vervolgens krijgt hij dus opeens toch heel vervelende dreigingen met een offer op e6, Pf5 en/of Pxb5. Mijn koning staat nog niet veilig, rocheerde pas op zet 22. Maar volgens mij kon 16. Pxe6 dus niet omdat ik na fxe6 dan De7 als verdediging heb. Of zagen Martin en ik dat verkeerd? Komodo: “Nee hoor, jullie hebben gelijk!”
Toen ik dacht dat het intussen echt wel remise werd, toverde Ron in het eindspel nieuwe dreigingen tevoorschijn. En toen werd het Martin toch alsnog te moeilijk.
Ron: ‘ In het op zich heel leuke eindspel vroeg ik mij af of ik eerst niet op c1 moest nemen en dan Pb4 met dreiging van zowel Pd3 als Txd4. Maar tijdnood begon ook al mee te spelen. Maar misschien kon daarop Tc7 of iets anders? Bij mij is ergens nog mat achter de paaltjes mogelijk. Ik weet niet of hij het daarna beter kon doen, maar ik kwam toch heel snel gewonnen te staan.’
Uiteindelijk was er dus toch nog een witte fout nodig bij de 29e zet om echt ‘gewonnen te staan’.
Ron: ‘De eindstelling is grappig, ik win een kwaliteit of krijg een gewonnen loper tegen paard eindspel.’
Ook bij Frank- Bert viel een poosje veel te beleven.
Frank speelde alweer zijn geliefde ……. Mag ik niet opschrijven van Jos, want ‘de vijand luistert mee’. Ik kan me niet voorstellen dat Bert niet weet dat je daar het beste een heel snel ….d5 tegenover moet zetten. Dat weet hij best, maar misschien vindt hij dat het spel dan te snel vervlakt. Andere voortzettingen kunnen inderdaad best wel, maar dan heeft wit toch wel wat initiatief. Zwart moet inderdaad al heel gauw heel erg diep denken om alles overeind te houden. Maar dat lukt, en uiteindelijk staat zwart zelfs een fractie beter. Wellicht omdat er veel tijd in het denkwerk is gaan zitten, en misschien ook omdat de helden intussen wat vermoeid zijn geraakt, besluiten ze hier tot een vredelievend slot na een oorlogszuchtige, niet al te lange partij.
Nog iets over de partij Paul-Ab.
Paul was niet tevreden over zijn spel. Maar het verging hem toch wel goed, vond hij, omdat Ab zijn aanval op de witte koning niet doorzette. Dat klopt. Ab deed hetzelfde als vorige week. Zichzelf opsluiten achter zijn pionnen, en zo geen enkel initiatief overhouden. Paul werkte daar braaf aan mee, want meende terecht dat hij zelf dan meer mogelijkheden tot initiatief had aan zijn rechter zijde van het bord, met zware stukken in stelling brengen en oprukkende pionnen. Dat was wel juist, maar het schoot toch niet heel erg op. Ik heb destijds geschreven over Nimzowitsch’ opvarttingen over het blokkeren van een vijandelijke vrijpion met een stuk. Liefst een paard. In deze partij gebeurt iets grappigs. Ab blokkeert de vrijpion (op een bord nog vol stukken) met zijn Koning. Ja, hoe moet wit nu verder? Alles schijnt alles te dekken bij zwart. En Paul komt net als vorige week in een situatie waarin hij natuurlijk sterk gaat overwegen om dan maar een stuk tegen een pion te offeren. Maar is dat wel voldoende?
Paul durft het niet aan, waarschijnlijk nog niet helemaal hersteld van zijn ervaring tegen Castricum2. Maar een loperoffer is hier wel degelijk erg dodelijk.
Dit offer blijft nog zetten lang opnieuw mogelijk, maar nee. Paul verkiest een rustig spel, met gewoon pionwinst op h5 en t.z.t. oprukkende pion over de h-lijn. Maar ook dit schiet niet heel erg op. Wat nu? Paul gooit het over een andere boeg. En revancheert zich tenslotte. Met toch alsnog een stukoffer! Nog mooier. Want nu een torenoffer!
Dit fraaie reeksje wilde ik u toch niet onthouden!
Bij Herman-Gerrit leek al gauw de spanning uit de lucht, maar toch werd het nog even boeiend. Was Gerrit’s aanvallende 17 … Dh4 toch wat te overmoedig? Nou ja, met een stuk vóór moet dat toch kunnen. Had nu ineens Herman toch nog wat? Daar is nog lang over nagekaart. Maar uiteindelijk bleek het toch niet genoeg om een nederlaag af te wenden.
Herman zag in deze fase best heel veel, zag ook goed dat g4 erin zat. Had het wel beter één zet eerder kunnen spelen, had het stuk beter teruggewonnen, maar had dan toch ook een mindere stelling gehouden.
En nu dus weer de hartelijke groeten van uw wepmeester en zijn leermeester. Tot de volgende ronde!