‘Move first, Think later’, afl 4
Uiteraard besteedt schaakdocent Hendriks in zijn boek over de manieren om beter te leren schaken veel positieve aandacht aan de mogelijkheden van de computer. Het zal u niet verbazen dat hij daar ook nogal wat ernstige waarschuwingen bij in petto heeft. Bijv. In het hoofdstuk ‘The human standard’ . Als u de computer vraagt om een hoogwaardig oordeel over uw stelling, vergast die u vaak op zeer lange, wijdvertakte analyses, waar u niet zo veel meer aan heeft. Dus roept Hendriks: ‘Ik denk dat het verstandig is de menselijke standaard in de gaten te houden. Wat ligt in uw bereik en wat niet?’ Sla de rest maar over!
( Ik heb zelf gemerkt dat velen van u dat best wel doen gehoord de reacties die ik wel eens krijg op de analyses van prof mr dr K : ‘ dat kan ik toch niet onthouden,’ ‘ dat had ik zelf nooit kunnen bedenken’ ‘ sorry hoor dat begrijp ik allemaal niet”. ) Uw schaaksterkte zal trouwens belangrijk zijn voor hoe hoog u de lat van uw eigen menselijke standaard wilt leggen. De een kan er wat mee, de ander niet.
Maar de computer kan u best helpen met het ontdekken van een door u en wellicht door uw tegenstander gemiste voortzetting die helemaal niet zo moeilijk was. Nuttig dus zo’n computer.. Het bezorgt u weer een herinnering aan een stelling, die u ooit best weer van pas kan komen.
Voorbeeld van waarschuwing achteraf door de computer:
“Wegens de dreigingen h5-h6 en hxg6 verwachtte ik dat mijn opponent de dames zou gaan ruilen en dat deed hij. Ik was wel tevreden met mijn ‘plan’. Maar beiden hadden we volgens de computer winst voor wit over het hoofd gezien.
Hendriks – Van Onzen
Ik schreef eerder al dat bij al mijn waardering voor dit boek, ik ook wel een enkele keer iets aan mij voorbij laat gaan : uitweidingen over filosofie en psychologie. Waarmee hij zijn ideeën probeert een basis te geven. In hoofdstuk 22 tipt hij even aan de kwestie Erfelijkheid of Milieu? “aanleg “of “aangeleerd?” Nature or nurture? Talent of doorzettingsvermogen? Hij citeert hier o.a. Midas Dekker’s “De larf” . Die stelt daarin dat ouders zich niet druk hoeven te maken over de opvoeding van hun kind. De larf heeft bij de geboorte al alle eigenschappen in zich waarmee hij later een goede volwassene kan worden. Daar kunnen ouders niet zo veel aan verknoeien. Dat is weer typisch een conclusie van onze dwarse Midas. Maar psycho-analytici daarentegen waren erg op zoek naar trauma’s die kinderen in hun jeugd oplopen: hardhandige vaders , gebrek aan waardering, misbruik. Ik concludeerde uit recente boeken als “Mijn vaders hand” van Bart Chabot en “Mijn ware verhaal” van Karin Bloemen echter zelf ook weer dat je na een akelige jeugd toch nog aardig terecht kan komen. Maar dat zijn wellicht uitzonderingen.
We verwachten inmiddels, gezien zijn voorafgaande hoofdstukken, wel dat Hendriks het ervaringen opdoen nog belangrijker vindt dan het talent. “To go to the maximum of your talent , hours have to be spent.” En “ Talent has one adventage- the right to work harder than others”
Maar talent wordt niet geheel ontkend: stel je hebt met je leerlingen vastgesteld wat wint in onderstaande stelling:
(Dxh7 gevolgd door Th5 mat)
En je vraagt ze later nog eens wat te spelen in een dergelijke stelling dan heeft iemand die gelijk Txb5? speelt duidelijk minder ‘talent’ dan wie Dxh7 speelt.
En wie in onderstaande stelling
daarna ook een soortgelijke combinatie wel ziet en dat 1. Dxg5 wint, ja die heeft meer talent. (1. … hxg5 2. Th3+ Kg8 3. Pe7 mat )
In hoofdstuk23 gaat de schrijver zich afvragen welke onderdelen van het schaakspel de meeste aandacht vragen als je er beter in wilt gaan wordenl (Als we het erover eens zijn dat dat dus niet kan middels een beperkt aantal denkrecepten, maar moet gebeuren door het aanbrengen van een enorm reservoir van langsgekomen stellingen en zetten.)
De tactiek?
Schaakproblemen oplossen verbetert je tactisch vermogen maar ook je rekenvaardigheid. (Zelf noem ik dat laatste liever ‘vermogen om vooruit te zien’. Wat is ‘rekenen’?) En dat hoeft niet persé te gaan over veel zetten diep. Vraag aan de grootmeester “Hoeveel zetten diep kunt u rekenen?” dan zal hij wellicht antwoorden : “Niet meer dan één, de beste”. Hendriks varieert : “Diep genoeg.”
Een niet diepe maar wel lastige combinatie bijv. :
Jadoul – Soos
De opening?
v. Wijgerden (Stappenplan) is niet zo’n voorstander van openingenstudie. Loek van Wely begon pas openingen te bestuderen toen hij een Elo had bereikt van 2400. (Dus Gerrit en Bert bevinden zich in goed gezelschap.) Hendriks nuanceert het met een voorbeeld van een partij die hij won door betere openingsvoorbereiding.
Het eindspel?
Tja. Misschien. Vaak zit je dan al gauw in tijdnood. Dus handig als je zo’n stelling al in je hoofd hebt. Maar lukt dat? Nunn schreef een boek “Understanding Chess Endgames” met “ the hundred most important endgame-ideas” IM Hendriks las het natuurlijk. “Tja” zegt Hendriks “als ik nu zou tegenkomen de volgende stelling
“ ,waarin zwart speelt het verliezende 87 …. h2 ipv het remisemakende Kg2 , dan herken ik de exacte stelling toch niet. Dan komt er bij mij -als bij de meeste spelers hoogstens iets boven als “ soms remise, soms verloren” en een vaag idee van tactische zaken die hier kunnen spelen : pat, mat, penning, tempodwang, enz.”
Voor u als beweegbaar diagram:
Wat is essentiële kennis? Bijvoorbeeld matzetten met Loper en Paard. “Maar”, zegt Hendriks, “in de dertig jaar dat ik gespeeld heb, ben ik het maar één keer tegengekomen. En wat te denken van wat bekend staat als de Lucena-positie. Wit moet als hij zijn Koning van het promotieveld van zijn pion wil halen, proberen te ontsnappen aan voortdurende schaakjes!
Dat kan het eenvoudigst met 1. Td4 om “een brug”te bouwen.
Lucena – positie
Hendriks: “Een erg bekende voortzetting, en in de top van de lijst van wat je moet weten, maar ik ben dat nog nooit in een eigen partij tegengekomen!”
Hij vindt derhalve dat veel schaakleraren de voordelen van eindspelstudie overschatten. Dus als je zelf zulke studies niet zo leuk vindt, is er weinig reden om je zorgen te maken. Zelf vindt hij het soms toch wel eens leuk om eindspelproblemen op te lossen, want het is wel natuurlijk gewoon schaken! Maar hij doet dat niet met het doel een berg stellingen in je hoofd te stampen.
Strategie?
Middenspelstrategie. Net als bij studie van openingen, tactiek en eindspel moet je kennis opdoen via concrete stellingen. Dat kan je helpen bij stellingen die er op lijken. Maar het is lastiger. Verderop komt hij daar nog op terug. Hij beveelt aan hele partijen na te spelen en vooral de analyses te bekijken. Partijverzamelingen zijn tegenwoordig gemakkelijk te vinden. Boeken. Of op internet live weergegeven partijen van lopende toernooien. Enz. Eigen partijen met hulp van de computer altijd achteraf analyseren. Vluggertjes op internet (minimaal 5 minuten) later goed bekijken.
Hij geeft een eigen voorbeeld van leerzame analyse achteraf, dat me zeer aanspreekt. Ik wist alles wat hij hierover schrijft zelf al, omdat ik destijds Colle speelde en na een partij in de externe vrijwel dezelfde stelling met de computer uitvoerig analyseerde en tot dezelfde varianten en ontdekkingen kwam. En inderdaad dat dus zelf in een latere partij herkend en nog eens toegepast heb. Nooit meer vergeten!
Het standaardoffer op h7!
Lxh7offer
In hoofdstuk 24 “Expectations” betoogt de schrijver dat je weliswaar beter leert schaken door stellingen langs te zien komen en schaakproblemen op te lossen, maar dat je in een echte partij niet al gestuurd wordt door de opdracht: “Wat is hier de sterkste zet voor wit?” “Wit wint!” “Mat in drie” Of nog erger: een stelling in het hoofdstuk “pat” of “blokkade van een vrijpion” , dan weet je al waar je naar moet zoeken. In een echte partij weten we zelfs nog niet dat er een goede zet voor ons is. We moeten een keuze maken uit een groot aantal alternatieven waarvan we de waarde nog moeten ontdekken.
In hoofdstuk 26 komt hij terug op zijn opmerkingen dat het lastiger is om “puzzels” te maken met strategische voortzettingen. Want als het gaat om tactiek dan is er meestal één duidelijke oplossing. (Computer zou dan bijv. aangeven +3 en alle alternatieven 0 of minder. ) Als het om strategie gaat ligt dat moeilijker.
In strategische puzzels zijn de verschillen meestal veel kleiner, en is ook minder duidelijk waarom alternatieven wat minder zijn.
In veel boeken wordt dan alleen de beste zet genoemd, en lees je niets over de alternatieven. Die vaak ook heel goed zijn. Hij geeft een voorbeeld uit Chess Strategy for Club Players van Herman Grooten.
Grooten laat de lezer kiezen uit vier mogelijkheden. Maar bij de oplossing vermeldt hij alleen het gespeelde 29. Pe5! Als de beste.Omdat de pion op d6 weliswaar zwak lijkt maar na afruil van de blokkerende stukken ook een aanvalswapen kan worden.
Maar, zegt Hendriks, de zwarte koningsstelling is verdacht en acties in die richting kunnen ook wel heel effectief zijn. Dus zijn ook de andere door Grooten aangegeven keuzemogelijkheden 29 Txe8 en later Pxg5 of 29. h4 of 29. Pxg5 ook sterke zetten. Maar daar zegt hij niets van.
En ook hier waarschuwt Hendriks voor te veel aanwijzingen in de opdracht. “Hoe herinnert wit zijn tegenstander eraan dat zowel d5 als f5 zwakke velden zijn?” of “In wiens voordeel is het op het bord houden van de Dames.”
Het is kennelijk heel moeilijk om een goed “strategisch” probleem te maken of te vinden. Maar ze zijn er wel! En het hoeft niet perse een moeilijk probleem te zijn:
Wat is wits beste?
Tc5! Want dat is de enige manier om te verhinderen dat zwart zich bevrijdt. In werkelijkheid werd gespeeld 1. Pd2? c5! Met voordeel voor zwart.
Een dergelijk schaakprobleem verliest veel charme als je ten gevolge van een aanwijzing niet zelf kan uitvinden wat er aan de hand is.
Computer en strategie
Je kunt natuurlijk gewoon zeggen: computers begrijpen geen strategie! Hendriks: Ik denk niet dat dat (nog) gerechtvaardigd is . Als een programma lang naar een stelling kijkt, zal zijn beslissing in 99% van de gevallen tamelijk accuraat zijn. Maar natuurlijk zijn er verschillen tussen het denken van de mens en van de computer. Je kunt niet spreken van een “plan” van de computer.
Hendriks geeft een aardige mogelijkheid om uit te vinden wat voor bedoeling een computer heeft met zijn zet!
Stel dit is uw stelling, die u wilt analyseren met uw computer. Die zegt 22. .. Kg7 U denkt: Daar begrijp ik niks van! Wat wil hij daarmee?
U kunt dan een of meer zogenaamde 0-zetten invoeren. Dat kan in de meeste schaakprogramma’s. Hieronder kunt u zien wat de computer na Kg7 zou gaan doen als hij geen tegenspel krijgt. Als je dat geen ‘plan’ wilt noemen, noem het dan maar de ‘bedoeling’.
Ik was wel blij met deze suggestie. Vroeg me al meer dan tien jaar af wat je met doe zogenaamde 0-zet zou moeten.
Natuurlijk heeft Ivanchuk geen computer nodig om een winnende voortzetting te vinden. Wel met een ‘plan(netje)’
Sutovsky – Ivanchuk
Verder doet de schrijver ons nog iets aan de hand om het probleem te omzeilen dat je bij het oplossen van schaakproblemen hebt: je wordt door de opdracht al een beetje gestuurd. Je hebt minstens al te veel het idee dat er iets aan de hand is, iets bijzonders moet zijn. Misschien krijg je zelfs al mee in welke richting je moet zoeken. En meestal gaat het om iets ‘tactisch’. Maar je wilt misschien toch meer strategisch beter worden.
Pak een zet uit een niet geanalyseerde partij uit een partijenverzameling. Probeer te bedenken hoe jij dat zou aanpakken. Vergelijk het met het gespeelde. En voer de stelling in in je computer.Kijk met 0-zetten hoe die het zou aanpakken.
Leuk idee, maar ik denk niet dat u met deze suggestie iets gaat doen. Ik ook niet. U hebt al genoeg werk als u uw eigen partijen achteraf wilt bestuderen.
In het slothoofdstuk herhaalt Hendriks zijn in dit boek geuite ideeën over hoe je wel en hoe je niet een sterkere schaker kunt worden.
Als iemand heel goed is in spelling, is dat geen kwestie van aanleg, maar een gevolg van het jaren lang opbouwen van een enorme hoeveelheid kennis. Als zo iemand in een paar seconden de spelling in een zin controleert is dat gebaseerd op miljoenen acties in zijn brein voor het concept: spelling controleren.
Bij het schaken gaat het ook om een enorme hoeveelheid mogelijkheden. (En de absolute waarheid achterhalen is onmogelijk voor een mens. Computers komen eind verder.) Onze opgedane schaakkennis leidt ons naar de goede zetten. We vinden ze niet als een resultaat van een redenering via regels en vooraf inventariseren van alle kenmerken van de stelling. De zet wordt gevonden door herinneringen aan onze eerdere ervaringen, in concrete posities en concrete zetten.
Voor Hendriks is belangrijk: kritisch zijn op wat je voorgeschoteld krijgt. Niet zonder meer aannemen dat een loperpaar altijd sterker is dan L+P. En kritisch zijn, ook op methodes van schaaktraining en uitgangspunten van schaakboeken. Een beetje bescheidenheid zou ieder passen die schrijft hoe jij je schaak moet verbeteren.
Je leert goed schaken door goed schaak te consumeren. Er is geen manier om te leren slim te denken. Er is geen korte route naar de beste zet door posities te analyseren. De sterkste spelers volgen geen geheime protocollen! Schaken is een rijk spel. Dus we moeten blij zijn dat er geen simpele oplossingen beschikbaar zijn.
De schaakprofessionals hebben wel talent. Maar ze hebben er vooral heel veel studie in gestopt. Er is veel materiaal voor en er zijn veel manieren om dat te doen. Zelf vertrouwde Hendriks op : -schaakproblemen oplossen – met de computer achteraf zijn eigen partijen bekijken – zwoegen op probleemstellingen en proberen uit te vinden wat de waarheid is. Niet te veel bezig zijn met ‘karakteristieken’ van stellingen, het maken van ‘plannen’, denken volgens een ‘protocol’, regels volgen, ‘kritische momenten’ ervaren, enz. Zetten, lijnen, beslissingen komen voorbij in ons geheugen, en het is mooi als we ze in onze actuele partij herkennen en kunnen toepassen, en achteraf voegen we dan wellicht daar een of andere redenering aan toe. Er bestaan geen ‘fundamental rules and secret concepts of chess strategy”. En ja, soms leidt ons trial and error tot een partij waar we trots op zijn, en soms tot een partij die we het liefst snel zouden willen vergeten.
“Move First , think later”
Dat was het dan. Ik heb met veel genoegen voor u dit interessante boek weer doorgespit. Ik begrijp waarom er zoveel enthousiaste recensies op kwamen. Ook in Engeland en de USA.. Hendriks ventileert erg verrassende (zelfs tegendraadse) meningen. De enorme hoeveelheid stellingen en partijen die hij toevoegt ter illustratie zijn bijna altijd boeiend en verhelderend. Je herkent er ook vaak eigen ervaringen in. Ik vind wel dat je aan het eind van je excursie door dat rijke boek af en toe begint te denken : ja, nu weet ik het wel wat jij vindt. En ja, overdrijf je nu niet een beetje? Of, ja dit sleep je er wel erg met de haren bij. Vooral als hij weer heel erg op de filosofische of psychologische toer gaat. (In mijn ‘uittreksel’ dat ik voor u van dit boek maakte heb ik u daarvoor behoed. Zulke fragmenten heb ik maar overgeslagen.) Of: je denkt : Maakt Hendriks zich nu niet zelf schuldig aan zo’n zelfde soort wijsneuzerig doceren dat hij bij zijn collega’s zo afwijst?
Blijft toch voor mij overeind: een heel bijzonder boek. Met bijzondere meningen en heel veel prachtig materiaal waar de eenvoudige clubspeler van kan leren en genieten. Ik kon in 4 artikelen er slechts een greep in doen.
Ik zag dat er in juli van dit jaar een nieuw boek van deze auteur is verschenen : “On the origin of good moves”. Ook als ebook verkrijgbaar. Zal ik toch maar?
En daar u dan ook mee lastig vallen. Bijvoorbeeld in een nieuwe serie ‘In de kast gekomen’ ? Ik bezweek gisteren al voor een boekje van Erika Sziva, een Hongaars wonderkind, die later met IM Johan van Mil meeging naar Nederland en hem trouwde. Ze was vele malen dameskampioen van Hongarije en vele malen dameskampioen van Nederland en internationaal damesgrootmeester. En nu de eigenaresse van de prima schaakwinkel ‘De beste zet’
Dan zou ik haar boek “Betoverd” (mooie titel) ook kunnen bespreken op onze site!? Ik denk er nog maar even over.
Eindcorrectie moet nog plaatsvinden.
weer een prachtige analyse. Het duurde wel enige tijd voordat ik alles doorgrond had. Ik zie uit naar “Betoverd”
mvg.,
Paul