Bij het schrijven van ‘Uit de kast gekomen’, deel 10 kwam ik in ‘The Joys of chess’ een partij van Hans Bouwmeester tegen. En een aantal partijen van Michail Tal. Ik herinnerde me ineens een boek van de eerste over de tweede. Dat had ik toch! Dat was misschien wel wat voor ‘Uit de kast gekomen, deel 11’. Even zoeken. Even beter zoeken. Nog maar even heel goed zoeken. Jasses. Dus dat is weer zo’n voorbeeld van een boek dat je hebt afgedankt wegens ruimtegebrek -want toch nooit meer nodig – en ja hoor, juist dat dan toch weer nuttig. Een gemis dus. Wat alsmaar sterker gaat knagen. Daarom, en mede uit ergernis over eigen domheid, zoeken bij tweedehands. Zal je altijd zien, nergens meer te koop.
Maar dan ontdek je per ongeluk een internet-adres met heel veel 2e hands schaakboeken !, WWW.SCHAAKBOEK.NL Nooit eerder aangetroffen. Die heeft veel, en ja zelfs dit betreurde, zeldzaam geworden , prachtwerkje van Hans Bouwmeester. Voor een redelijk prijsje. Overzichtelijke site. Betaling en levering verlopen geolied. Onthouden mensen , dit adres !! Poes op schoot, ik heb het fraais weer in mijn handen. Poes begint te snorren van genoegen. Ik ook!
Ik vond kort geleden ook een wat oudere aflevering van Han Ligterink over een toen verschenen autobiografie van Tal. Ligterink schreef dat hij destijds, toen hij nog jong was, het boekje van Bouwmeester had verslonden en dat voor hem als jong beginnend schaker, die Tal een bewonderde grote held was. Hoe oud was hij toen, dat moet ik even nagaan. Tal’s toptijd was van 1956 tot 1960. In vier jaar tijd veranderde hij van nog nauwelijks bekend schaker tot wereldkampioen. Daarna was hij natuurlijk wel nog heel sterk in toernooien, maar Botwinnik pakte de wereldtitel in 1961 weer terug. Ligterink is van 1950. En dan vind ik een interview met Ligterink in de Volkskrant waarin hij opnieuw vertelt dat hij Tal bewonderde, met daarin een schitterend foto van hemzelf als 16-jarige jongen die een beëindigd partijtje van zichzelf zit te analyseren. Kennelijk wel interessant, want er staat naast hem een oudere mijnheer belangstellend mee te kijken. Verrek, is dat niet …. ? Jawel hoor, dat is ….. Michael Tal !! Himself! Nu begrijp ik ook waarom die jongen zo zit te glunderen. Sorry hoor, maar die foto moet ik maar even voor u afdrukken.
(Ik wil er best wel toestemming voor vragen, eventueel rechten voor betalen, maar er staat meestal in de krant onder de foto bij wie ik dat moet doen. Nu niet Dus voorlopig toch maar zo, op hoop van zegen.)
Zelf begon ik wat serieuzer met schaken toen ik 18 was, in 1954. Werd toen lid van een schaakvereniging. Dus ik heb de opkomst van Tal volledig bewust meebeleefd. Volgde hem in de krant, schaakbladen, en in ‘De losbladige schaakberichten’. Soms was hij bij een toernooi in Nederland. Daar moest je dan heen! Spectaculair schaak. Heel veel offers! Bouwmeester schrijft: “ Het is echter niet enkel de snelheid geweest, die de internationale schaakwereld zo heeft geïmponeerd, het was voornamelijk Tal’s wijze van spelen: gedurfd, complicaties scheppend, agressief en bruisend van energie. Er waaide plotseling een krachtige frisse wind door de schaakwereld ….. “
Schaakmeester Bouwmeester was er voor de schaakkennis en de medeauteur van dit boek Withuis voor de taal en het zoekwerk. Wie was die Withuis? Die organiseerde schaaktoernooien, en schreef erover. En kende de hele schaakwereld. En die kende hem. Hij was geestig. En actief, en leek kontaktfreudig. Ik zie hem nog voor me. Ik zag hem bezig bij toernooien. Ik heb zelfs een keer voor zijn deur in de Witte de Withstraat gestaan, want ik moest hem iets brengen voor iemand. Weet niet meer wat en voor wie. Ik hoopte even bij die nationale bekendheid binnen te mogen komen. Maar dat zat er niet in. Niet lang geleden las ik het boek ‘Raadselvader’ van de succesvolle schrijfster Jolande Withuis over haar vader en over haar moeilijke jeugd in het zwaar communistische gezin. (Het duurde wel even voor ze daar psychisch van hersteld was.) Vader was journalist bij De Waarheid. Altijd dreiging voor communisten op de achtergrond. Zeker na de neergeslagen Hongaarse opstand tegen het communistisch bewind. Bij Withuis lieten ze niemand binnen. Communisten werden toen fysiek bedreigd. Het raadsel Withuis: populair in schakerskringen, maar thuis een ingewikkelde veeleisende man en vader.
Het boek ‘Michael Tal’ (1961) beschrijft vooral de vier jaren van de pijlsnelle opkomst tot zijn wereldkampioenschap van 1960. Nou ja …. beschrijft? Het zijn vooral partijen, met gedegen analyses. En een beetje commentaar. Analyses zonder hulp van computers. Prof mr dr K moest nog geboren worden. Wel leuk om nu met diens hulp te kunnen zien wat er van die analyses vandaagdedag nog klopt. Ik kies er een aantal partijen en stellingen uit die laten zien waarom die Tal zo bewonderd werd in zijn tijd. Ik hoop zo ook te ontdekken of het klopt wat ze zeggen. Dat zijn fabuleuze offers vaak niet correct waren, maar dat niemand tegen zijn blufschaak opgewassen was.
Tal werd geboren in Riga op 9 november 1936. 2 dagen ouder dan ik. Hij leerde schaken van een neefje toen hij negen was. Toen hij twaalf was werd hij lid van een jeugdschaakclub, geleid door een toen beroemde schaker : Alexander Koblents, die een flinke rij zeer gewaardeerde schaakboeken schreef. Die zag snel het talent van die jongen en ontfermde zich over hem. Toen Tal 24 was, was hij wereldkampioen! (Toen hij in 1960 die match om het wereldkampioenschap speelde, was Koblents nog zijn secondant.)
Wat veelzeggende voorbeelden van zijn weg naar de hoogste trede:
Toen hij 18 was kreeg hij de schaakmeester-titel. Weliswaar nog alleen de Russische, maar toch. Uit die periode een stelling tegen schaakmeester Saigin. Duidelijk dat de troef van het aanstormend talent is : combinatoir vermogen. Ook hier al duidelijk dat de analyses gaatjes kunnen vertonen die met het huidige digitale rekentuig niet gemaakt zouden zijn. Ik moet trouwens zeggen dat het aantal analyse-onnauwkeurigheden me erg meeviel. Ik vermoed dat Bouwmeester die veel mensen kende, daartoe meer hulptroepen inschakelde. Wellicht zelfs Dr Max Euwe, met wie hij een poos samenwerkte voor De LosbladigeSchaakberichten!
In het Kampioenschap Rusland 1956 mocht de 19-jarige Tal meedoen. Daar ontmoet hij de toenmaals allergrootsten van de toen superieure Russische schaakwereld. Zijn 6e plaats (van de 18 !) lijkt nog bescheiden, maar was toch een sensatie! Hij liet veel toppers toen al achter zich!
En hier al zijn later algemene patroon: vaak in een later deel van de partij, ook als hij wat minder staat, de tegenstander dol draaien met combinatoire wendingen. Aldus hieronder tegen Tolusj.
Met hier en daar een zwak plekje in de analyse van het boek. Maar geen wonder dat ook grote jongens als Bouwmeester c.s. er zonder computer niet altijd goed uitkomen.
Ik 1957 is hij alweer verder. Hij wordt dan wel kampioen van Rusland waarbij hij notabene mensen als Bronstein, Keres, Spasski, Petrosian,Taimanov achter zich laat!
Eén voorbeeldje van hoe dat ging. Alweer tegen Tolusj. Diens spel ligt hem zeker erg goed. Ik denk omdat Tolusj zelf ook een nogal aanvallende stijl had. Niet zo gauw terugtrekken in zijn defensie. Dus net als bij voetbal, dan komen er openingen in je verdediging. En de beste aanvaller wint dan. Wie is die grootmeester Tolusj? Niet de eerste de beste. Hij was de trainer van Spasski en later diens secondant bij de match om het wereldkampioenschap, en trainer van Keres. (Ook Spasski had een aanvallende stijl. Ik herinner me dat hij bijvoorbeeld vaak Koningsgambiet speelde)
Ik adviseer u om echt dit diagram volledig mee te spelen, want het is allemaal een feest voor het oog!
Twee keer kampioen van Rusland. Nu nog internationaal meetellen. Dat gebeurt in 1958! Hij is dan 22 lentes oud. Hij heeft zich geplaatst voor het interzonetoernooi. De zes bovensten van 21 deelnemers plaatsen zich voor het ‘kandidatentoernooi’. De winnaar mag de wereldkampioen (Botwinnik, vanaf 1946, vrijwel onafgebroken) uitdagen. Talj hoeft dus het toernooi niet te winnen. Lijkt ook niet zo simpel, want wat daar allemaal aan meedoet ….. ! Ook Gligoric, Benkö, Petrosian, Averbach, Bobby Fischer!, OIafson, Bronstein, Larsen, Szabo. Om eens wat te noemen. Vandaagdedag zouden een Giri, een Carlsen het af en toe maar eens even rustig aandoen en tevreden zijn met een tactische remise. Een toernooi waarin je 20 partijen moet spelen is wel heel erg vermoeiend! Zo niet het jonge talent Talj. Hij blijft zijn stijl trouw, en speelt vechtschaak! Ook in dit gezelschap neemt hij risico’s, en wint veel! Met 1 nederlaag, 8 overwinningen en 11 remises wordt hij toch eerste!
Hieronder een voorbeeld van zo’n offer dat eigenlijk niet voldoende zou moeten zijn. Filip staat beter, maar doordat de toestand ingewikkelder wordt, raakt hij in tijdnood en later mist hij de kans om minstens remise te bereiken. (Het is ook een voorbeeld dat de analyse van HB niet helemaal correct is, maar daar zal ik u verder niet mee lastig vallen). Die grootmeester Dr Filip (1929-2009) was ook best een geduchte tegenstander. Die het zelf diverse keren bracht tot en met een Kandidatentoernooi. Maar ook hij legt het lootje tegen Talj’s strategie om de stelling ingewikkeld te maken, vaak in een later stadium, desnoods niet helemaal correct.
In 1954 vond de Schaakolympiade plaats in Amsterdam. Alle schaaklanden vertegenwoordigd met teams van 4 spelers. Ik had net zelf het schaken serieus opgepakt en het gebeurde in de Apollohal. Eén straat verder woonde ik. Dus daar naartoe! Het was het eerste toernooi waar ik als bezoeker binnenstapte. Dat werd ook een hobby. Helaas fotografeerde ik in 1954 nog niet. Wat zou het leuk zijn om daarvan oude foto’s te publiceren. Ik zie nog voor me hoe het team van Rusland speelde tegen Nederland. Zeker weet ik dat Donner, Prins, Euwe meededen. Maar was de vierde Bouwmeester, of Haje Kramer? En voor Rusland waren dat Botwinnik, Keres, Kotov, en … ? Het werd een sensatie! Rusland was in die tijd onverslaanbaar, en won deze Olympiade dan ook! Maar tegen Nederland werd het 2-2. Nederland werd uiteindelijk 8e. Keres werd aan het vierde bord van de USSR topscorer van het hele toernooi. Hij scoorde 13,5 uit 14 !
Bij de Schaakolympiade van München zat voor de USSR Talj aan het vierde bord, als eerste reserve. Hij was een sensatie. Bouwmeester schrijft: “Zijn gemiddelde bedenktijd per partij was 20 minuten” “Hij was overal in de speelzaal, volgde elke opening, noteerde, analyseerde, discussieerde, deed vlug een zet aan het eigen bord om spoedig naar opwindende stellingen te snellen en won, won, won, tot een totaal van 13,5 uit 15 “ .
Dat ging vaak weer ‘van dik hout zaagt men planken’:
Ik ben nu over de helft van het boek. Volgende keer de rest!
Ik denk dat de partijtjes die ik koos vooral op tactisch terrein zeer leerzaam zijn.
En leuk!
Blijf gezond.
Ik doe mijn best. Ik heb de eerste vaccinatie erin zitten. Maar twijfel eraan of dat nu de mogelijkheid creëert om weer ooit op een schaakavondje van u te mogen genieten. Maar wie weet!
Hallo Eddy,
Weer een sterk artikel van jouw hand dat ik weer graag gelezen heb. Er is niets mis met jou: “still going strong”.
Had me even een mailtje gestuurd. Al sinds 1961 heb ik het boek van Bouwmeester en Withuis in mijn bezit. Ik heb het toen verslonden.
Ik moet bekennen dat ik het laatst wilde inkijken en het toen niet zo snel kon vinden en ik was al bang dat ik het in een opruim-ronde naar de Kringloop Noppes had gebracht. Maar gelukkig overleefde mijn exemplaar. Het is nog steeds in mijn bezit en ben er door jouw artikel nog meer gehecht aan. En klaarblijkelijk is het boek tegenwoordig € 12,50 waard voor de ware schaakliefhebber.
Laten we maar hopen dat corona verslagen wordt en dat we weer eens spoedig een wedstrijd tussen Purmerend en Aris de Heer mogen mee maken.