In een recente aflevering van de schaakrubriek van het Noordhollands Dagblad besteedde Dimitri Reinderman aandacht aan een nieuw boek van Jan Timman ‘The unstoppable American’. Over Fischers imponerende overwinningen op weg naar het wereldkampioenschap.
Reinderman schrijft dat hij dacht dat er al zoveel over geschreven is dat alles nu wel bekend zou zijn. Maar dat hij moest constateren dat Timman in zijn boek toch weer voor hem nog niet zo bekende feiten aan het licht brengt. Niet zo vreemd aangezien Timman natuurlijk heel veel topschakers goed gekend heeft en van hen ook verhalen hoorde over die wonderlijke, altijd weer heel opvallend gedrag vertonende, Bobby Fischer (1943-2008.) Verschillende keren weigerde die te spelen als men niet aan zijn (vaak terechte) eisen tegemoet kwam. Zo liep hij na ruzie met de organisatoren weg uit een interzonetoernooi in 1967 hoewel hij met 8,5 uit 10 bovenaan stond.
Ik herinner me nog goed hoe verbijsterd ik was toen ik destijds in de krant las hoe hij na het interzonetoernooi in Palma in 1970 in de hierop volgende kandidatenmatches achtereenvolgens Tajmanov (6-0), Larsen (6-0) en Petrosian (6,5-2,5) verpletterde. Dat waren wel allemaal supergrootmeesters met enorme resultaten op hun conto. Daarna mocht hij de wereldkampioen Spasski uitdagen. De ‘match van de eeuw’ werd dat genoemd. En dat werd het ook. Wat zich daar op IJsland allemaal afspeelde, was nauwelijks te bevatten. Voortdurend dreigde Fischer de hele match af te blazen. Er moesten een Minister van defensie van de VS en een superstrateeg als onze oud-wereldkampioen Max Euwe, en veel geld investerende rijkaards, en het geduld en eigenzinnigheid van de wereldkampioen Spasski, en wat niet al, aan te pas komen om de match te redden. Onder andere.
Ik moest toch nog wel wat in mijn boekenkast hebben over die match, die de hele wereld (niet alleen de schakers) in zijn greep had. Ja, het was inmiddels niet alleen een schaakwedstrijd om de wereldtitel, het was een gevecht tussen de aartsvijanden van de toenmalige ‘koude oorlog’: de communistische USSR en de democratische USA. O.a. Donner schreef erover in ‘Dagboek van een tweekamp’. Helaas kon ik in mijn kast geen boek erover meer vinden! Foetsie. Maar wegens aanstormende herinneringen was mijn interesse wel weer gewekt.
Hoe was het ook al weer? O ja, voor de tweede partij kwam Fischer gewoon zonder bericht niet opdagen. Want zijn nieuwe eisen waren niet ingewilligd. Russische hotemetoten woedend. Zelfs de Russische Geheime Dienst bemoeide er zich mee. Die wilden dat Spasski na zulk onsportief, voor de USSR beledigend gedrag direct naar huis ging. Maar die brusqueerde zijn Russische schaakbonzen en bleef. Wat heel bijzonder was want die konden hun schakers maken en breken. Bijvoorbeeld met een verbod om buiten Rusland aan toernooien deel te nemen. Of hem andere voorrechten ontnemen die sterke schakers in de USSR genoten. Zou Spasski zijn rug recht houden? Fischer was kwaad omdat hij een reglementaire nul kreeg voor die partij. Zou hij naar huis gaan? Heel veel spanning. De minister van defensie van de USA probeerde hem duidelijk te maken dat nu zelfs de eer van zijn land op het spel stond. Dankzij veler bemoeienis ging Bobby Fischer toch verder. Stond toen al met 0-2 achter. O ja, want die eerste partij had hij verloren na wat een voor hem onvoorstelbare blunder leek. Een fout die weinig Aris de Heer-spelers zullen maken.
Daarover is later ook veel geschreven : Was het niet te simpel om van een blunder te spreken? Was het zijn bedoeling om Spasski psychisch uit zijn doen te krijgen? Was hij zo overtuigd van zijn kracht dat hij zijn formidabele tegenstander kon vernederen door zelfs te winnen na een 0-2 achterstand? Meer details bij Timman? OK, kopen dus dat boek.
Maar dat bleek een kleine misrekening. Ik had de omslag niet goed bekeken. De match tegen Spasski komt niet aan de orde, het gaat om de weg ernaar toe. Het boek behandelt het interzonetoernooi in Palma de Mallorca (met analyses van 17 partijen daarvan) en vooral de drie kandidatenmatches (met analyses van alle 60 partjjen daarvan). De analyses zijn Timmaniaans: dus heel uitvoerig, heel degelijk en dus behoorlijk moeilijk voor simpele amateurs als wij. Ik ben van plan om ze toch allemaal te gaan bekijken. Ik schat dat ik daar drie maanden voor nodig heb. Nu vast een klein voorproefje ervan.
Terzijde : Wel vond ik in mijn kast ‘Schakers Portretten’ van Timman met artikelen over Fischer en over Spasski. Dat er maar even bijpakken. Wellicht heb ik daar nu ook wat aan.
Om kandidatenmatches te mogen spelen moest Fischer eerst bij de beste 6 eindigen in het interzonetoernooi in Palma Mallorca. Eigenlijk had hij zich hiervoor niet geplaatst. Hij had een tijd alle officiële Fide-toernooien gemeden. Wel veel lokale toernooien in de VS gewonnen. Zelfs een jaar helemaal geen partijen gespeeld. Waarom? Niet duidelijk. Gebrek aan zelfvertrouwen? Vrees zijn financiële waarde te verlagen na verlies tegen een van die sterke Russen? Ergernis over weigeringen van de Fide om in te gaan op zijn voorstellen tot veranderen van de tot dan gebruikelijke procedures van de cyclus van het wereldkampioenschap.? Het ging bijvoorbeeld om startgeld. Fischer heeft met zijn ‘moeilijke’ gedrag veel gedaan voor een betere bestaansmogelijkheid van schaakprofessionals. Maar het ging niet alleen om geld. Een voorbeeld: Al in 1962 had Fischer vier Russen ervan beschuldigd in het kandidatentoernooi onderlinge uitslagen te hebben afgesproken om hem daarmee van een hoge notering af te houden, Dat ontkenden de Russen toen, maar Timman toont aan, dat ze vele jaren later toegaven dat Fischer geiijk had. Fischer wilde het anders : kandidatenmatches van steeds 2 schakers. Vier kwart-finales, twee halve finales, één finale. Dan waren dit soort listigheden van de getalsmatig over-vertegenwoordigde Russen niet meer mogelijk. En hij wilde matches waarin alleen winstpartijen telden. Winnaar was wie het eerst bijvoorbeeld 6 punten had geboekt, Dan kon iemand met een kleine voorsprong niet meer op de zege afstevenen door alsmaar op remise te spelen.
De schaakwereld begreep dat het eigenlijk niet kon, dat het fenomeen Fischer niet mee mocht doen in het interzonetoernooi in Mallorca in 1970. Die Fischer, die kort daarvoor -eindelijk weer eens bij officiële match aanwezig- wel bij een match USSR- Rest van de wereld de voormalige wereldkampioen Petrosian met 3-1 had verslagen! De wel voor Palma geplaatste Benkö was zo ongelofelijk vriendelijk om zijn plek af te staan aan Fischer (tegen een vergoeding), en de Fide accepteerde dat. Fischer won dit toernooi en daarmee ruimschoots het recht kandidatenmatches te spelen. En nu op de door hem voorgestelde en nu door de Fide geaccepteerde wijze! En dat werd zijn zegetocht naar het wereldkampioenschapl
Veel aandacht heeft Timman voor het interzonetoernooi. Ik kan moeilijk beoordelen wat nieuw is in Timman’s observaties. Er is veel over geschreven en daar heb ik uiteraard niet veel van gelezen. Maar ik kan wel vaststellen dat ik veel van de ‘schaakpraat’ waarmee de analyses omringd worden vermakelijk vind.
Bijvoorbeeld dat Fischer er in de eerste helft van het toernooi zeer onverzorgd uitzag. ‘Hij was zorgeloos gekleed, ongeschoren, en moest nodig naar de kapper’. Een Russische secundant vroeg aan Timman of Fischer een ‘hippy’ was. “Klaarblijkelijk wisten de Sovjets niet precies wat er voorbij hun wereld gebeurde. Zijn opmerking over Fischers haardracht was eigenaardig. Het was meer dan drie jaar na ‘the Summer of Love’ en lang haar was intussen heel normaal in de wereld. Op de een of andere manier hadden de Sovjets moeite met de generatie van 1960. Toen ik (Timman) mijn eerste Olympiade speelde in Skopje in 1972 hing mijn haar over mijn schouders. Lev Polugajevski naderde onze eerstebord-speler Hein Donner, met de vraag: ‘Timman, is hij een hippy?’ Donner ontkende. Natuurlijk was Fischer evenmin als ik een hippy. Het trof mij dat halverwege het toernooi Fischer naar de kapper ging. Dat is iets wat ik nooit gedaan zou hebben. Misschien deed Fischer dat op een moment dat zijn kwalificatie zo goed als zeker was. Maar het omgekeerde kan ook het geval geweest zijn: halverwege het toernooi had Fischer een kleine terugval; misschien was zijn bezoek aan een kapper een soort rituele actie om het tij te keren.’
En Timman vermeldt later grappige details van Robert Hübner, naar aanleiding van diens partij 1, tegen Fischer. De organisatie wilde dolgraag lastpak Fischer in een goed humeur houden. In het begin van de partij kwam dus de arbiter beleefd informeren of Fischer misschien iets wilde eten en drinken. Die mompelde binnensmonds: ’Drie hamsandwiches en drie kaassandwiches.’ En “vier glazen sinaasappelsap.” Terwijl Hübner intussen lang over een zet nadacht. Nog terwijl hij dat deed kwam de arbiter met een trolley waarop het uitgebreide assortiment was geëtaleerd. En hij vroeg onderdanig: “Is alles naar wens mijnheer Fischer? Is er verder nog iets dat ik voor u kan doen?’ De toernooileiding wilde er kennelijk alles aan doen om problemen met Fischer te voorkomen. Fischer mompelde iets en begon direct aan de sandwiches. Toen tenslotte Hübner zijn zet had gedaan, vertelt die zelf, was alles al geconsumeerd! Dus Fischer dronk meer dan zijn legendarische hoeveelheden melk, en moest op dit moment wel erg hongerig geweest zijn. Overigens, Fischer speelde deze partij zeer geconcentreerd en snel, tot de 32e zet, toen hij een stuk verloor in een gunstige positie, door een concentratiestoornis. Aan het eind had hij drie pionnen voor dat stuk, en was niet meer in gevaar te verliezen. Het werd remise.
De schaker die het langst Fischer kon bijhouden was de Rus Efraim Geller. Zeker toen Fischer wat terugviel na ronde 6. In de 12e ronde troffen ze elkaar. Toen bleek dat Geller intussen erg vermoeid was geraakt. Eerst bleek dat toen hij na 7 zetten remise aanbood. Fischer nam zelden vroege remise-aanbiedingen aan. Hij zou iets nu onaardigs gezegd hebben. Iets als: “Ja jullie Russen zijn daar goed in, remise aanbieden als je dat beter uitkomt.” Zichtbaar was dat Geller rood aanliep na Fischer’s antwoord. En zijn vermoeidheid bleek pas goed na de tijdcontrole toen hij in remisestand het spoor bijster raakte.
Eigenlijk was hierna wel duidelijk dat Fischer het toernooi ging winnen. Dat deed hij, en hoe. Na al die rondes tegen 23 tegenstanders won hij met 3,5 punten voorsprong op Larsen en Geller. Het zou de laatste keer zijn dat zoveel schakers, alle toenmalige toppers, in één toernooi een zestal plaatsen in een kandidatentoernooi moesten zien te bemachtigen.
Ik zou veel meer kunnen aanhalen uit dit hoofdstuk maar dit artikel kan toch niet al te lang worden. Ik moet me hier echt inhouden. Wellicht kom ik er nog eens op terug als ik de analyses van die 17 partijen allemaal bekeken heb.
Nu nog even een eerste greep uit Timman’s hoofdstuk over de eerste kandidatenmatch met Taimanov. De rest zal volgen in ‘Uit de kast gekomen’ nummer 20.
Dat de loting -na het interzonetoernooi – Taimanoiv als tegenstander van Fischer aanwees was voor de Amerikaan niet ongunstig. Timman geeft verschillende redenen: Taimanov was 14 jaar ouder dan Fischer, Taimanov kon nooit zoveel aandacht en concentratie opbrengen als Fischer, want hij had niet alleen een schaakcarrière opgebouwd maar was ook nog een gevierd concertpianist! Hij had wel wat recente schaaksuccessen geboekt (o.a. winnaar van het Hoogoventoernooi in 1970) maar aan zijn plaatsing voor het kandidatenvervolg zat wel een luchtje. Zijn partij in Palma tegen Matulovic zou ‘verkocht’ zijn. Die zou van de Russen $400 hebben ontvangen als hij zijn partij zou verliezen. Dat deed hij. Ten faveure van plaatsing van Taimanov, maar ten nadele van Portisch die dan een half punt tekort zou komen. Dus Taimanov was zeker niet de sterkste van de vijf tegenstanders tegen wie geloot werd. Daar staat dan tegenover dat Taimanov sterke Russische secondanten bij zich zou hebben en Fischer alleen zou staan. (Een poging om grootmeester Evans als secondant in te huren mislukte, omdat Fischer weer eens extreme eisen stelde en Evans daar niet aan kon of wilde voldoen.) En Taimanov kreeg van ex-wereldkampioen Botwinnik een pakket met aantekeningen van diens voorbereiding op een match tegen Fischer, die tenslotte niet was doorgegaan. Maar toch: de meeste kenners voorspelden een kleine overwinning voor Fischer, behalve Tal die dacht dat Taimanov met klein verschil zou winnen, en Taimanov zelf die ook redelijk optimistisch was. Er was eerst nog gedoe over de plaats waar gespeeld zou worden en Fischers eisen aangaande de financiering, maar zoals gebuikelijk wist FIDE-voorzitter Euwe het allemaal weer op te lossen en op de 16e mei 1971 startte de match. In voor dit soort matches ongebruikelijke, goede atmosfeer. De heren hadden duidelijk geen hekel aan elkaar.
De eerste partij was gelijk boeiend. Taimanov offert een pion , maar heeft voldoende compensatie. Timman zegt bij zijn zeer uitvoerige analyses ook gebruik te hebben gemaakt van het computerprogramma Stockfish 12, en hij steunt op talloze analyses van vele voorgangers, waaronder Kasparov. Hij is ook niet te beroerd om geregeld al die hulpjes naar de prullenbak te verwijzen en het zelf beter te weten. Het gaat lang gelijk op. Maar zoals vaker valt te constateren in partijen van Fischer (en van Carlsen!?) in een laat stadium maakt de tegenstander een foutje en wint Fischer toch.
Hier het diagram van die situatie
Taimanov zou tenslotte met 0-6 verslagen worden! Sensatie! Meer daarover in de volgende aflevering.
Tot zover het knappe boek van Jan Timman.
Wordt vervolgd.
De eindcorrectie moet nog plaatsvinden.